De Nieuwe Gids. Jaargang 44
(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
2.Nu ik mijn werk gedaan heb, wordt mijn leven grijzer,
ik zie geen uitkomst in mijn vale woon;
als God mij liefhad op zijn gouden troon,
hij streelde mij de haren en maakte me wel wijzer.
| |
3.Mijn vriend benijdt de vogels in hun bodemloos heelal,
terwijl wij menschen ons aan steen en ijzer stooten,
maar heeft een hemeling niet Adams heil verdroten?
Hoe hooger dat gij zweeft, hoe feller is uw val.
| |
4.Waarom de mensch zich zelf niet doodt
bedrukt en bang in nauwen nood?
Het is wijl vaag een oogenblik van schoon hem heugde,
nu hoopt hij tevergeefs terug dat stil moment van vreugde.
|
|