De Nieuwe Gids. Jaargang 44(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Avondrood door Hélène Swarth. I Mijn tuintje leek éen tuil van wilgerozen, Of daalde op aarde en bloeide er avondrood. Omlijst van lenig slank een lindeloot, Was vol de spiegel van dat bloemeblozen. Zoet zangrig zoemde een bij. De wind, bij poozen, Zacht suizlend zuchtte. Een vogel teeder floot - Ik wachtte stil, de handen in den schoot, Berusting-vrede, troost der vreugdeloozen. O lokte een lied den rust, die lijden bluscht! Eentonig neurde ik zoete wiegezangen Voor 't leed, dat woelde en beet en vond geen rust. Maar naar 't verleden bleef ik bang verlangen, Verblind van tranen, dropplend langs mijn wangen, Verlaten kind, verdoold op vreemde kust. [pagina 151] [p. 151] II Door hemelpurper zoet melodisch vloot Een zang ontroerend als de donkre klacht Van éen, die niets van 't leven meer verwacht - 't Was of mijn hartbloed stroomde in 't avondrood En zong. En, luistrend naar dien zang, herdacht 'k Dien lenteschemer, toen mijn zielenood Werd fel bewust hoe 'k laatste vreugde vlood, Te streng een god te zwaar een offer bracht. Te laat voor 't leven, voor den dood te vroeg! De blanke vrede, dien 'k de sterren vroeg, Was niet voor mij - Met dreigend bladgeruisch Rees óp de storm. Vernield door bliksemvuur, Viel de arme hut, waar 'k stichten wou mijn thuis - En sedert zwerf ik zonder rust noch duur. [pagina 152] [p. 152] III Vergeef, o kind, dat eens zoo droef ik droeg, Een late bloem, in herfstlijk avondrood Zoo 't arme leven, dat 'k je bevend bood, Mij leek voor jou niet rijk en blij genoeg. Begreep je niet hoe riep mijn zielenood Naar éen lief hart, dat lievend voor mij sloeg En hoe mijn deemoed je om vergeving vroeg Voor levens leed? En vluchtte je in den dood? Bijwijlen droom ik, op mijn eenzaam pad, Dat 'k je oogen zie en houd je handje omvat En voel je liefde, o mijn beloofde! o kind! En dwaas vergeet ik hoe, door levens pijn Weemoedig wijs, je een vrouw, geen kind zou zijn - En 'k hoor je stem in 't suizlen van den wind. Vorige Volgende