| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Welk een mistroostig heden in vergelijking van het opgetogen ontwaken uit de nachtmerrie van den oorlog, tien jaar geleden. In de verloopen Novembermaand is dit allerwege ter wereld herdacht. Tien jaar geleden! De Vrede! De Wereldvrede! De Eeuwige Vrede! En wijl dit herdenken, onder den loop der dagelijksche gebeurtenissen door, een mistroostig maar toch belangrijk geval was, zou dit overzicht niet compleet zijn te achten, wanneer de schrijver, die zelf daarmee tien jaren lang de opgetogenheid en ontgoochelingen in zijn overzichten der wereldpolitiek heeft doorgemaakt, hier naliet er zijn flits op te doen vallen.
Tien jaar geleden! Het Russische drama, zoo afschuwelijk en toch zoo grootsch, behoorde reeds tot het verleden, maar de overwinning der Bondgenooten werd bekrachtigd door het revolutiedrama der Centralen. De muiterij op de Duitsche vloot te Kiel, de z.g. ‘Gepantserde Vuist’, waarmee Wilhelm II, als hij indruk wilde maken, op tafel placht te slaan om Engeland, om Frankrijk te intimideeren, deze ‘Gepantserde vuist’ bleek krachteloos, toen het scheepsvolk tegen den opzet der officieren om ‘den heldendood’ te zoeken in een gevecht op zee, in opstand kwam, en weg liep. De regeering van Max von Baden was met de Geallieerden in overleg getreden over een Wapenstilstand, maar nog bestond er in naam een Duitsch Keizerrijk. Het Duitsche volk zag echter in, dat het gedurende den oorlog door zijn regeering was misleid, en zijn voorbeeldelooze krachtsinspanning tegen heel de wereld reeds lang te vergeefs was gebleken. Een misdaad! Het zou niet verwonderlijk zijn geweest, indien de Russische tragedie zich in de Duitsche landen hadde
| |
| |
herhaald, en waarlijk konden onberedeneerde geestdrijvers aan de Bolsjewistische droomen er een begin van verwerkelijking geven. Maar het gezond verstand, dat, hoewel steeds onderdrukt, West-Europa's grootste kracht is, deed dit gevaar door een overwinning der S.D. partij onder haar eminente hoofden Ebert en Noske te niet: het Duitsche Keizerrijk gleed weg onder de haast spontaan opkomende republiek. Keizer Wilhelm II werd ex-keizer en was gedwongen de Nederlandsche grens over te gaan, terwijl Fritz Ebert, eens zadelmakers-leerling, hoofd van de Duitsche republiek werd. Daardoor konden de Bolsjewistische onlusten in Duitschland en elders worden onderdrukt: het was een volkomen ‘Neugestaltung der Deutschen politischen Verhältnisse’. Toch was er nog een oogenblik kans, althans in Pruisen het koningschap te redden. Dit voorbeeld zou gunstig geweest zijn voor de overige zelfstandige Duitsche vorstendommen. Heel even dacht men er over de monarchie om te zetten in een constitutioneel koningschap onder den oudste van Wilhelms kleinzonen. Doch de grootspraak en de ijdele durf van den grootvader, die er nog van sprak het antwoord op het voorstel om vrijwillig af te treden ‘met machinegeweren op het Berlijnsche plaveisel te gaan schrijven’, voorkwam de verwerkelijking. De Duitsche republiek onder den voortreffelijken Fritz Ebert werd van zelf een voldongen feit.
Toèn het drama, de tragedie liever, der moeilijke en langdurige vredesonderhandelingen te Parijs, niet mèt de vroegere vijanden. Zònder hen, òver hen. De onverzoenlijkheid was zóó groot, dat de Geallieerden niets minder verlangden, dan, wat zij zouden overeenkomen, te schrijven op de ruggen der overwonnenen. De goede Woodrow Wilson, die eigenlijk heel weinig begreep van wat er in de wereld was voorgevallen, behalve dat ‘the States’ het in eigen belang noodzakelijk hadden gevonden op het laatste, maar beslissende moment in den oorlog ‘over there’ in te grijpen, en dat hij er toevallig President van was, en dus moest bewijzen hoe machtig hij was en hoe braaf, zooals ook ‘the States’ machtig waren en braaf terzelfder tijd, de goede Woodrow Wilson kwam met zijn veertien punten, die van deze slechte en bedorven wereld een
| |
| |
heilstaat zouden maken, waarin, het Duitsche Imperialisme en militarisme voor goed overwonnen, nu een schoone en reine en belanglooze wereld zou opkomen in eeuwigdurenden vrede van Amerikaansch kapitalisme tegen item zooveel procent rente. Wie duizelt nog steeds niet van toen, alsof het niets was, in de kranten genoemde cijfers van door Duitschland te betalen oorlogsschuld?
Maar de brave man, die geen vlieg zou kwaad doen, laat staan ‘a foreigner’, werd in gezelschap van den ‘tijger’ Clemenceau der mate in een hoek gedrongen van vrees, dat er van zijn ‘veertien punten’ niets terecht kwam. Volstrekt niets als een droevige ontnuchtering, waaraan de brave President spoedig stierf. Niet de idealist Wilson, maar de haatdragende ‘tijger’ Clemenceau - ‘Vadertje Overwinning’, 't is waar, maar niettemin in zijn haat tegen het Duitsche volk, waarvan er voor de Fransche veiligheid, naar hij zeide, steeds dertig millioen Duitschers te veel zouden zijn - deze kortzichtige en venijnige oude man overwon bij de vredesvoorwaarden door de Geallieerden te Versailles en elders aan de overwonnenen gedicteerd.
Tien jaren van wapenstilstand, bedriegelijk Vrede genoemd. De oorlog had de menschheid een onberekenbaar kwaad gedaan. Niet enkel door de opoffering, nutteloos schijnt het wel, van tien millioen menschenlevens. Maar vooral omdat hij in de onderlinge verhoudingen van de Europeesche volken door het scheppen van een grooter aantal landen met een grooter aantal ‘irredentische’ onderdrukkingen van nationale minderheden, van den onderlingen haat een blijvend en slechts door nieuwe oorlogen te overwinnen(?) gevaar heeft gemaakt. Is er dan nergens licht? Er is een glimp te zien in het bestaan van den Volkenbond, schoon niet meer dan die van een nachtpitje. Er is méér licht in het schitterend-blinkend gezond verstand der West-Europeesche volken, welke gelukkig de machtigste zijn. Van dat gezond verstand bezit het kleine Nederlandsche volk een prachtig stuk. Dit bleek tien jaar geleden.
Waarlijk, het had veel geleden door den oorlog. Moreel misschien nog meer dan de oorlogvoerenden. Want de jammer- | |
| |
lijke verveling der mobilisatie, zoo noodzakelijk tot het laatste oogenblik, het verfoeilijke wachten op gebeurtenissen, welke, gelukkig, niet kwamen, schoon zij telkens dreigden, had onze beste mannekracht tot krankzinnig wordens toe geprikkeld, zoodat ook hier een offer werd geëischt en gegeven in het smadelijk afzetten van den algemeenen legercommandant, generaal Snijders, een der hoogst staande Nederlandsche mannen. En terwijl dan in Rusland de vreeselijke Bolsjewistische republiek het vreeselijke maar gammele Czarisme had vervangen, en Duitschland - en Oostenrijk-Hongarije er bij - in den greep leken van waanzinnige bewonderaars van een nieuwen Russischen heilstaat, dachten onze meest-linksche voormannen, dat ook voor Nederland het republikeinsche, kon 't zijn Bolsjewistische uur geslagen had. David Wijnkoop riep reeds: ‘De kroon moet afstand doen, anders zal het volk er een eind aan maken’, en de uitmuntende leider der Nederlandsche Sociaal-democraten, Mr. P.J. Troelstra, die aan het begin van den oorlog zoo manmoedig erkend had zich vergist te hebben in de stemming van het Nederlandsche volk, vergiste zich aan het eind opnieuw en meende, dat het oogenblik naderde om ‘te grijpen naar de macht’.
En toch was en is Mr. P.J. Troelstra - wiens leven nog lang en gezond zij! - schoon thans niet meer aan het hoofd van de S.D. partij - een der helderste koppen van ons volk. Hoe komt het dan, dat hij zich dermate tweemaal vergiste? Omdat een der eigenschappen van ons volk is kortzichtigheid, wel eens voorzichtigheid genoemd. De gevaren, die men niet zien kan, bestaan voor de meesten niet; de volkseigenschappen, welke zij niet kennen, welke wij vaak van ons zelf niet vermoeden, evenmin; de theoriën, welke ons aanlokken, lijken in de verwerkelijking steeds ongevaarlijk en schoon. Men zei, dat het Nederlandsche leger, verslapt door vier lange jaren wachtens op een vijand, die weg bleef, doch ons steeds wist te prikkelen, niet langer betrouwbaar was, en wijl de toemalige regeering dit ook geloofde, werd de vrijwillige landstorm geboren, tegelijkertijd met de noodlottige gedachte om aan het Nederlandsche volk, dat gedurende de mobilisatie zoo vele nooden geleden had en nog zooveel leed - zeer zeker niet
| |
| |
méér, veel minder integendeel, dan de oorlogvoerenden - een verschiet te openen, dat aan het Land van Belofte scheen te zijn ontleend. De toenmalige regeering scheen wel radeloos, doch de meerderheid van het Nederlandsche volk bleek niet redeloos. Zij verhief zich tegen alle revolutionnaire plannen, al gingen die zelfs uit van een zoo algemeen geëerden man als Mr. P.J. Troelstra. De spontane manifestatie op het Haagsche Malieveld om de koningin en haar gemaal en dochter heen, was een waardig antwoord op Troelstra's bewering in de Tweede Kamerzitting van 12 November: ‘Wij gevoelen ons thans niet alleen voor onze eigen klasse verplicht in te grijpen naar de staatsmacht.’ Maar Mr. Troelstra greep te hoog. Zooals vier jaar vroeger vergiste hij zich in de stemming van zijn volk. Trouwens Mr. Troelstra is een Fries en gewezen Protestant, en hij dacht er toen niet aan, dat het Nederlandsche volk voor een belangrijk deel bestaat uit Roomsch-Katholieken, die zich door andere richtsnoeren laten leiden dan de Esdéapeërs.
Tien jaren wapenstilstand, ‘Vrede’ genoemd: ‘Der Untergang des Abendlandes’ schijnt onvermijdelijk, indien de bestaande geestestoestand van het Westen blijft bestaan. Maar het nachtlichtje van den Vredesbond schìjnt. Maar er is ook een zwakke ‘Pan-Europeesche Beweging’, wier leider de oud-minister van Buitenlandsche Zaken van Oostenrijk is Coudenhove-Kalergi. Zij ziet de wereld verdeeld in groote rijken: het Britsche, het Russische, Noord- en Zuid-Amerika zonder Canada, en het Oost-Aziatische d.i. China en Japan. ‘Voor Europa is het nu een levensquaestie, wil het zich politiek, economisch en cultureel handhaven, dat het zich zoodanig organiseert, dat het als vijfde wereldgroep naast de vier genoemde kan optreden. In plaats van een gecombineerd Europa is na den oorlog echter een chaotisch Europa ontstaan, waarin niet minder dan 27 staten, door willekeurige grenzen gescheiden, elkaar het leven moeilijk maken.’
‘Het gevaar voor Europa is vooral Rusland. Een gezamenlijk Europa alleen kan dit gevaar keeren.’
‘Ook is een goede werking van den Volkenbond alleen denkbaar, indien er een Pan-Europa ontstaat, dat als eenheid te Genève optreedt, gelijk Engeland en zijn dominions te
| |
| |
Genève steeds eendrachtig optreden. In plaats van 27 Europeesche staten moet in de Volkenbond-organisatie één Pan-Europa optreden, dat dan met een pan-Amerikaansche groep, met de Britsche groep, de Russische federatie en de Oost-Aziatische groep de wereldzaken kan behandelen.’
‘Men staat hier echter voor een ontzaglijk moeilijk uitvoeringsvraagstuk. Geen land kan uit eigen kracht zijn productie-organisme in korten tijd totaal veranderen, hetgeen het gevolg van de vorming van een tol-unie zou zijn. Een hoogst ernstige economische crisis zou daardoor ontstaan. Alleen bij een bruut optredend Napoleontisch bewind over een groot aantal staten van Europa is zoo iets denkbaar.’
‘Dit neemt intusschen niet weg, dat het streven er voortdurend op gericht moet blijven om de tarieven in tal van landen van Europa gaandeweg te verlagen. De creatie van een tolunie tusschen enkele staten in Europa wordt bovendien voor mogelijk gehouden.’
Men ziet de ‘Pan-Europeesche Beweging’ van den heer Coudenhove-Kalergi geeft een richting aan, doch brengt Europa practisch geen stap nader tot de algemeene bevrediging. ‘Alles blijft bij het oude’.
Ook door de verkiezing, waaraan voor 't eerst de Amerikaansche vrouwen deelnamen, van Herbert Hoover in plaats van Coolidge, tot President der Noord-Amerikaansche federatie. ‘Alles blijft bij het oude’, ook wat betreft ‘nat’ of ‘droog’. En dit ‘Oude’ in ‘the States’ is een ‘oud’ van algemeen welzijn, dat groeit uit het ‘oud zeer’ van Europa. ‘Vrede en Welvaart’! is er de verlokkende leus van. De belastingen dalen er, de staatsschuld mindert, de uitvoer stijgt, Noord-Amerika is onaantastbaar: de rest van de wereld zou desnoods kunnen wegteren, indien dit niet eenig gevaar medebracht voor een griffe afbetaling der schulden aan ‘Gods Eigen Land’, gelegen tusschen den Pacific en den Atlantic. Iets heeft de nieuwe President vóór op al zijn landgenooten: hij kent Europa. ‘Man van eigen maaksel’, heeft hij zich-zelf door noesten en intelligenten arbeid ‘gemaakt’, ook in Europeesche landen. Hij houdt van Europa, maar ‘America first’. Hij houdt van Europa op zijn wijze, op verstandige.... ja, vooral verstandige wijs, zonder ‘entanglements’ bijvoorbeeld, zonder
| |
| |
lidmaatschap van den Volkenbond - en hij zal uit eigen aandrift ons niet het mes op den keel zetten. Edoch: hij is niet de baas in de buitenlandsche politiek van ‘the States’. Er is ook nog een Senaat, en als deze dwars zit, dan kan de welmeenenden Hoover niet in de Europeesche lekke schuit recht zitten. Afwachten dus!
‘Alles blijft bij het oude’ ook in Frankrijk, waar, door het drijven van het niet zeer sympathieke hoofd der linksche radicalen, onzen ouden bekende Joseph Caillaux, Poincaré en zijn kabinet met Herriot e.a. socialen tot aftreden waren gedwongen, doch eenige dagen later door hervorming van zijn staf naar rechts, kon de eerste weer optreden. Goed voor de centen, maar slecht voor den Vrede; goed ook voor de Fransche missies, door ‘vadertje Combes’, den oud-premier voor den oorlog, steeds door de carricatuur-teekenaars van zijn land afgebeeld met een satansstaat achter onder zijn lange jas uit, en slecht voor de door hem met zooveel moeite tot verwerkelijking gebrachte ‘leekenwetgeving’: ‘het edelste cement’, dat de zielen der Fransche radicalen bond. Poincaré blìjft: de ‘Manchester Guardian’ heeft te vroeg over zijn val gejuicht.
‘Alles blijft bij het oude’ ook in Duitschland, waar de strijd om het Duitsche pantserschip, trouwens reeds op de helling en voor een deel afgewerkt en betaald, met een niet schitterende overwinning der ‘rechtschen’ is geëindigd, en de Socialistische ministers zijn afgetreden, daarentegen minister Gröner, die met aftreden dreigde, indien de zaak een anderen keer zou nemen, kan blijven. En ‘alles blijft bij het Oude’ ook in het ‘vrije’(?) Fascistische Italië, waar de koning nu een enkelen keer meer op den voorgrond mag treden bij plechtigheden, voor welke ‘de Groote Man’ geen tijd of geen lust heeft. Z.M. mag rollen spelen van ‘grande utilité’. Het werk, waarbij werkelijke Volksmajesteit vereischt wordt, doet ‘m'nheer-zelf’.
Vrijheid in Italië! Een eigenaardig bewijs van de Italiaansche Vrijheid, óók waar het de sinds het Romeinsche rijk overal geldende eigendomsrechten betreft, is, dat Mussolini ‘het oude recht om te gebruiken en te misbruiken’ met een streek van de pen heeft afgeschaft voor wat het ‘misbruik’ betreft. Een landeigenaar in Rovigo, in het ‘Venetiaansche’,
| |
| |
werd eenvoudig uit zijn 50.000 hectaren gezet - er wordt niet bij vermeld mèt of zonder vergoeding, maar het zou te barbaarsch zijn, te Bolsjewistisch, indien het geheel zònder ware - omdat hij sedert Juni van dit jaar aan zijn bezit geen voldoende aandacht heeft besteed. Verleden jaar bracht het ‘maar’ 145.000 lire op en het had 174.000 kunnen opbrengen. Het ‘jus abutendi’ - het ‘recht om iets te misbruiken’ - komt niet overeen met het Fascistisch bewind, en de federatie der Fascistische syndicaten van de provincie Rovigo krijgt het eigendom van den onachtzamen grondbezitter in handen. Mogelijk, dat hij bekend stond als geen groot bewonderaar van den ‘Duce’ en diens systeem, en niemand zal het Romeinsche ‘jus abutendi’ verdedigen. Maar als een uiting van Fascistische Vrijheid is deze regeeringsdaad toch wel teekenend. In Bolsjewistisch Rusland hebben zij er geen korter metten mee gemaakt. Alleen waren zij daar nog iets consequenter. Zij schaften met het ‘recht om te misbruiken’, ook het recht om te gebruiken voor de toenmalige grondbezitters af, die, 't is waar geen onderscheid kenden tusschen ‘gebruik’ en ‘misbruik’.
‘Alles blijft bij het oude’, ook in China. Maar in het zeeroude China is wat in moderner zin ‘oud’ genoemd kan worden, een geval van gisteren. De regeering van Nanking handhaaft zich en doet allerlei goede voornemens kennen. Allereerst in de besparing op de militaire uitgaven: niet meer mogen die voortaan bedragen dan f 2.245.000 maandelijks. Zelfs de Nederlandsche regeering draait voor zulk een bagatel de hand niet om. O, de schoone beloften door de ‘regeering van Nanking’ gegeven: politieke regeneratie van het land’, hum! - spoorwegaanleg, hum! hum! - onderhoud van rivieren, hum! hum hum! - uitgebreid stelsel van onderwijs en lichamelijke opvoeding, hum! hum! hum! hum!
Dit overzicht eindigt in een oud-Hollandsche herfsthoestbui.
Aan beloften heeft het den Chineezen nooit ontbroken. Eilacie, de geestes- en ontwikkelingstoestand van het Chineesche volk geeft voor dergelijke schoone beloften zijner momenteele aanvoerders geen accept, en de anderen, de ‘Vreemde duivels’ - dat zijn u en ik en de anderen - ook niet.
|
|