| |
| |
| |
Bibliographie.
Er is wel eens een opmerking tot mij gekomen, als zou ik in mijn boekbesprekingen te veel ‘goed vinden’, te veel ‘prijzen’. Ik heb over deze woorden ernstig nagedacht; ik spreek toch enkel mijn eerlijke overtuiging uit, zonder aanzien des persoons. En dan: kan er wel ooit ‘te véél’ worden geprezen? Wie staat zóó hoog, zóó ver buiten de wereld, dat een oprecht gemeende lof, warm als de handdruk van een vriend, hem niet aangenaam treffen zou? hem niet een aansporing, een troost, een steun zou zijn in den onmeedoogenden strijd, dien de Hollandsche literator nu eenmaal te strijden heeft, tegen zorg en nood, miskenning en afgunst, tegenkanting en onverschilligheid?
Wie zèlf het métier door en door kent, wie zèlf heeft geworsteld en gewanhoopt, zèlf heeft geleden om zijn werk, wie zèlf is afgepijnigd, wie zèlf heeft gebloed, - zoo eene grijpt niet meer met de anderen naar steenen, - maar spreekt graag een woord van sympathie, van opbeuring, van aanmoediging, van hulp. Geloof mij, mijn lezeressen en lezers, het is waar wat ik hier zeg. Het zijn dan ook meestal de anonymi, de zich achter initialen verschuilenden, (omdat hun werkelijke naam tóch geen beteekenis heeft), die van niets weten, en toch alles het beste weten, welke zich boven hun slachtoffers meenen te stellen in de felste, persoonlijkste oordeelen. Laat mij s.v.p. maar prijzen, waar en zoo lang ik kan!
| |
Henriëtte Mooy. Maalstroom. Tweede Deel. Zwalkend. - Mtsch. v.g. en goedkoope lectuur, Amsterdam.
Ziehier dan het verlangde tweede deel dezer levensbiecht, dat even ontroerend is als het eerste, doch misschien nog wat
| |
| |
dieper gaat. Hier spreekt een rijke, emotionabele meisjesziel zich uit, in volkomen omvang: nu eens himmelhoch jauchzend, dan weer zum Tode betrübt.... maar altijd wáár en oprecht. Wie den naam van Henriëtte Mooy uitspreekt, zegt tevens: eerlijkheid en spontaneïteit, want deze zijn de sprekendste kenmerken van dit opmerkelijk talent. Wie deze dagboeken leest, (en och, laat ik ‘Erny’ nu maar eens even uitschakelen!) gaat van de schrijfster houden met aandoening en verteedering, en lééft haar hartstochtelijke klachten en jubelingen en uitbarstingen van vreugd en wanhoop méé. O, een echte menschenstem te hooren, met al haar nuancen van majeur en mineur, een echten lach te hooren, en echte tranen te zien, temidden van al de ficties en fantasieën, waarmee we voortdurend begoocheld worden, hoe weldadig, hoe verkwikkend, hoe goed!....
Geef, geef ons méér, Henriëtte Mooy, van uw rijken overvloed aan gedachten, ondervindingen, gevoelens, - geef ons méér van uw humor en van uw knappe plastiek; wij genieten van uw werk, en danken u voor uwe milde vrijgevigheid.
(‘Doch eeuwig, altoos is liefde’, zijn de laatste woorden van Felix Dahn's ‘Wat is liefde’? een boekje, waarmee ik in mijn meisjesjaren dusdanig hebt gedweept, dat ik er op school een critisch opstel over maakte!)
(Voor H.M.)
| |
Groei, door Flor van Son. - M. Meulenhoff, A'dam.
De geschiedenis van een jong meisje van zeventien jaar, dat in een soort van ‘gedacht dagboek’ al haar geestelijke ervaringen, overdenkingen en ondervindingen biecht. Ik heb er lang over nagedacht, voor welk soort van lezers dit boek eigenlijk is bestemd? Een ‘meisjesboek’ kan ik het feitelijk niet vinden, een ‘grootemenschenroman’ is het evenmin. De uitgave in mooi formaat en druk en met (minder mooie) illustraties (hoe Riet schik kreeg in dezen Joost, mag Joost weten!) wijst op een meisjesboek, maar de inhoud, met al de mannen, die Riet maar assidu aanzoeken doen, en het wonderlijke straat-avontuur met Gert, dat uitstekend afloopt, maar een vreemd voorbeeld lijkt voor jonge meisjes om ná te volgen
| |
| |
(zóó maar een jongen man, dien men nooit te voren heeft gezien, op zijn kamer bezoeken!) lijkt niet voor bakvisschen geschikt. Hoe het zij, als document humain beschouwd, want deze biecht klinkt heel ‘echt’, lijkt mij dit boek wel belangrijk als staal van wat er omgaat in het hedendaagsche jonge meisje, dat evenals Young Woodley den strijd en de onzekerheid kent van het opgroeien in een wereld, die nog zooveel onbekends en angstaanjagends biedt.
| |
De verrassing door Tine Brinkgreve-Wicherink. - G.B. v. Goor Zonen, Gouda.
Wat is dit een aardige bundel met eenvoudige, bevattelijke vertellingen. Ik heb er echt van genoten. De verhaaltjes hebben allen een ‘inhoud’, die het klein publiek ongetwijfeld zal boeien, vooràl dunkt me: De prijs, Oudejaarsavond en Sinte Maarten.
| |
Nora in Amerika door Jenny IJsselstein. - Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Zoo dikwijls heb ik geroepen om een meisjesboek ‘met inhoud’! Nu, hier is er een! Dit boek geeft den meisjes ongemerkt een wijze levensles, en, hoe vlot het ook is van stijl, het heeft een diepen ondergrond. Ja, boeken als van deze soort moesten er méér worden geschreven! Alle lof voor de aantrekkelijke uitvoering, die den smaak der firma Kluitman eer aandoet! De teekeningen van Anni v.d. Ruit voldoen zeer.
| |
André Maurois. Ariël. - Boosten en Stols, Maastricht.
Hoewel vertaalde boeken meestal alleen op onze boekenlijstjes worden vermeld, wil ik nog eens een uitzondering maken voor bovenstaand werk, omdat toen ik het (in het Engelsch) las, ik er zóó veel van ben gaan houden.
Heel toevallig las ik dit jaar achter elkaar verschillende biographieën: over E.A. Poe, over Swinburne, over Flaubert, over Oscar Wilde, over Rimbaud, over Emily Bronté, en ook dit boek over Shelley, en van al deze boeide en bekoorde
| |
| |
Ariël mij het meest. De onnavolgbaar-bevallige stijl van André Maurois maakt dit werk tot een verfijnd geestelijke genieting; zooals hij Shelley ziet, moet deze kunstenaar worden gezien: zonder dat Maurois ook maar één van Shelley's excentriciteiten verzwijgt, vertelt hij ze op een manier, die doet weten, hoe waarachtig hij den dichter liefheeft, in eerbied en bewondering. Shelley's, wat de wereld noemt, ‘dwaasheden’ vertelt Maurois steeds met den fijnen glimlach van sympathiek begrip, en zijn definitie van Shelley en Byron: Shelley angelic, all too angelic, - Byron human, all too human, is verrassend en van een voortreffelijke juistheid. De aanvallen, die Maurois in de literaire pers heeft te verduren gehad, als zou hij slechts een plagiarius zijn, lijken mij hoogst onrechtvaardig: de feiten uit Shelley's leven heeft Maurois natuurlijk moeten nemen, zooals hij ze vond, - maar de wijze, waarop hij die heeft voorgesteld, is geheel van hemzelf, en van een weldoende oorspronkelijkheid.
| |
Eef Hubrechts door Maren Koster. - G.B. van Goor, Gouda.
Alweer een rekel, zuchtte ik, of is het ditmaal een rakker... In elk geval is het een ‘jongen van een meisje’.... dat de jongedames literatuur niet binnen wandelt, maar holderdeboldert en raast en springt. Wordt het jonge publiek nu nóóit verzadigd van wilde dit's en wilde dat's, van robbedoezen, ontembaren, wildzangen en de verschillende etcetera's?! Enfin, wanneer men dit afgejakkerde thema dan nog maar eens in 's hemelsnaam accepteert, moet men erkennen, dat dit boek in zijn soort wel aardig is, en dat het in elk geval beter eindigt dan het begin deed vreezen. Maren Koster gaat wèl vooruit, en in elk geval begint zij veel beter te schrijven.
| |
Jeanne Koning-Coeterier. Lousjes kunstreis door Indië. - G.B. van Goor Zonen, Gouda.
Een bizonder aardig boek voor grootere meisjes. De inhoud is buitengewoon boeiend en aantrekkelijk; een van de beste meisjesboeken, dit jaar en vorig jaar uitgekomen.
| |
| |
(Een kleine opmerking: mevr. K. schrijft wel eens een enkele maal, zoo, dat het er niet mee door kan, en daar ik meen, dat men juist voor jong publiek zijn stijl ten uiterste dient te verzorgen, zal ik hier een paar voorbeelden geven. ‘Vroolijk babbelend, zoo nu en dan eens onderbroken door het knabbelen op een bonbon, ging de reis verder.’ Hier is de reis onderwerp, dus is deze aan het babbelen en knabbelen! Er zou moeten staan: Onder vroolijk gebabbel, dat zoo nu en dan eens onderbroken werd, enz. Mohamedaansche vrouwen die heelemaal gesluierd waren, alleen de oogen vrijlatend.’ Dit zou moeten zijn: ‘terwijl alleen de oogen waren vrijgelaten.’ Ook verwart mevr. K. voortdurend hen en hun. Maar voor het overige niets dan lof voor haar prettig en alleraardigst, en belangwekkend boek.)
| |
Jij en ik, door Willy Corsari. - Hollandia-Drukkerij, Baarn.
Wat is dit een innig lief boek ‘de’ jongemeisjesroman naar mijn hart! Voortreffelijk geschreven, voortreffelijk gevoeld; ontroerend-mooi is de bladzijde, waar Val en Boris samenkomen; en de bereisdheid van de schrijfster, haar kennis van personen en toestanden verhoogt de boeiendheid van dit werk. Hoe fijntjes gepenseeld is Valentine, hoe vanzelf wordt zij heen-gevoerd naar het hoogtepunt van haar leven. Dit is niet alleen een boek ‘met inhoud’, zooals ik zoo graag voor onze meisjes wensch, maar een boek met een diepen achtergrond, waar veel levenswijsheid in verborgen ligt. Zoovéél meisjesboeken zijn er, die men zonder iets te missen, ongelezen kan laten. Van Jij en ik geloof ik, dat de lectuur menig meisje zal doen worden: a better and a wiser girl. Een boek om van te houden, en het zeker niet gauw te vergeten!
| |
Onze kamerplanten. - Verkade-Album.
Men weet niet, wat méér te bewonderen, de ingenieuse keuze der firma Verkade, die elk jaar opnieuw zóó voortreffelijk is, dat men haar albums bewaart als een joy for ever, - of de schitterende uitvoering van dit idee. Elk jaar opnieuw wordt
| |
| |
de samenstelling van het album toevertrouwd aan de meest competente krachten, en de kunstenaars, die er aan medewerken zijn de bekendste en bevoegdste, elk op hun eigen terrein. Dit jaar verraste de firma Verkade ons met ‘Kamerplanten’ door A.J. van Laren, den bekenden Amsterdamschen hortulanus en redacteur van ‘Onze Tuinen’, terwijl de illustratieve gedeelten zijn opgedragen aan de smaakvolle, fijnzinnige artiesten: Koeman, Rol en Voerman.
Bloeiende planten, het mooist denkbare décor in een kamer! Er is vrijwel niemand, die de bekoring daarvan niet ondergaat, en die niet wenscht op deze aangename en aanschouwelijke wijze voorgelicht te worden over de verzorging daarvan. Iedereen kan in dit mooie, leerzame boek iets van zijn gading vinden, en menigeen zal verstomd staan van verbazing, dat het mogelijk is, zooveel bloemen-geluk in huis bijeen te brengen, en in gedachten een dankwoord uitspreken aan de firma Verkade.
| |
Uit Karel's H.B.S. jaren, door Albert v.d. Hoogte. - G.B. v. Goor Zonen, Gouda.
Een alleramusantst jongensboek, waarschijnlijk geschreven door iemand, die zelf nog niet lang de H.B.S.-jaren achter den rug heeft, en daarom is dit jongensleven zoo frisch, zoo levendig en natuurlijk verteld. De minnarij tusschen Elly en Karel (of liever de niet-minnarij!) is kostelijk van opzet en ontwikkeling, en zelden heb ik zoo iets grappigs gelezen. Het plompverloren ‘aanzoek’ wordt op de juiste wijze beantwoord! Een echt, leuk boek, dat ieder met pleizier zal lezen.
| |
P. Koekoek. De avonturen van Max en Kees. - Alkmaar, Gebr. Kluitman.
De ‘avonturen’ van Max en Kees zijn wel niet hemelbestormend, maar laten zich toch genietbaar lezen. De taal van dit boek is zeer natuurlijk, en wie, als oudere, weten wil, hoe jongens van een jaar of veertien met elkaar praten en met elkander omgaan, kan zijn belangstelling hier bevredigen. De illustraties van Pol Dom zijn weer een lust voor het oog.
| |
| |
| |
Onder de tropenzon, door K. de Beyl. - G.B. v. Goor Zonen, Gouda.
Dit is het vervolg op Henk Halber's reis naar Indië door het Panama-kanaal. Wij hooren nu, hoe het Henk verder in Indië vergaat, en het lijkt mij voor jonge Hollandsche lezers héél interessant, zoo precies van het dagelijksche Indische leven op de hoogte te worden gebracht. De schrijver vertelt eenvoudig en natuurlijk; het boek is door van Meeteren Brouwer aardig geïllustreerd, en het zal dus zijn weg wel vinden.
| |
Het radio-spook, door Jacques Berghuis Jr. - Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Ah! dat is nog eens een boek om van te smullen, deze moderne jongensroman! Het radio-spook zal de jonge lezers ademloos houden geboeid. Het verhaal is dan ook alleraardigst in elkaar gezet, en de ‘redding’ aan het slot van den verdwenen bank-ambtenaar maakt dit ‘spook’ al bizonder sympathiek. Ten warmste aanbevolen!
| |
Het geheim van oom Duc, door Carel van Dijk. - Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Die Carel van Dijk kan vertellen, hoor! En knap een avonturen-roman samenstellen, kan hij óók. Van alles vindt men in dit boek: Westersche kwajongensstreken, Oostersche schurkenstreken, geheimzinnige documenten, grappen van allerlei soort.... Het geheim van oom Duc is spannend als een ‘reuzefilm’.... En met een zucht van spijt, ‘omdat het uit is’, legt stellig elke jongen het uit de hand.
| |
Maria Francisca van Leer Harte. - Standaard Boekhandel, Brussel.
Harte, het verhaal van een ziel, is een bekeeringsgeschiedenis, met innigheid en overtuiging verteld.
| |
| |
| |
Tula di Vista. Wondere nachten. - Van Waesberge en Zn., Rotterdam.
Een keurig uitgegeven boekje, met sprookjes, verzen en teekeningen van Tula di Vista, die veelzijdig begaafd blijkt te zijn. Frans Bastiaanse leidt de schrijfster bij ons in, en de uitgevers prijzen ‘de ragfijne, diep-menschelijke taal en den briljanten stijl’. Inderdaad vindt men in deze korte prozastukken veel fijne gedachten. En men voelt, hoe goed bedoeld dit alles is, en hoe echt gemeend. Dit lijkt mij met de a.s. feesten een zeer geschikt cadeau-boekje toe.
| |
Juul Roggeveen. Drie Iersche legenden. - Elsevier, Amsterdam.
Wie van legenden houdt, en graag eens iets anders leest dan de gewone, geijkte literatuur, neme deze Iersche sagen ter hand, die door Juul Roggeveen in een zeer mooi, oorspronkelijk, forsch en toch melodieus proza zijn naverteld. Fantastisch is de geschiedenis van Etain, aandoenlijk die der kinderen van Lir, Macha is beide. De teekeningen geven m.i. voortreffelijke suggesties van den inhoud der verhalen.
| |
Jo Daemen. Pruikebollen. - Elsevier, Amsterdam.
Sinds Jo Daemen een der Telegraaf-raadselkinderen was van den betreurden W. Andriessen, heb ik altijd ‘iets in haar gezien’. En nu, werkelijk, is zij zoover gekomen, dat zij ons, na haar mooie Partos-uitgave, met een jongemeisjesroman verrast. Het kindje, dat zoo aardig versjes schreef en teekeningen maakte, is opgegroeid tot een fijngevoelige, kunstzinnige jonge vrouw, en haar ‘Pruikebollen’ (een naam, die een zeer verkeerde suggestie omtrent den inhoud oproept!) is een charmantlief boek geworden, een boek om van te houden, terwijl de teekeningen der schrijfster als bekoorlijk-fijne gravuretjes zijn. Het figuurtje van Louise zal in onze herinnering blijven voortleven, als een bizonder-gaaf en bizonder-fijn literair scheppinkje.
| |
| |
| |
Anna Hers. Martha's grootste levensles. - Hollandia-Drukkerij, Baarn.
Dit is een boek met een tendenz, - een anti-oorlog tendenz, en ofschoon tendenz-boeken natuurlijk niet in de eerste plaats tot de literatuur behooren, en ofschoon wij, na tien jaren vrede, het oorlogsthema hartelijk moede zijn, en ofschoon Anna Hers' geschrift niet een zóó poignante impressie zal maken als Barbusse's Le feu, of Martyrs, moet ik toch eerlijk erkennen, dit goed-geschreven en goed-gevoelde boek met aandacht, belangstelling en instemming te hebben gelezen. Dit, in roman-vorm gekleede, warme pleidooi zal niet nalaten, indruk te maken, vooral op hen, voor wie het is bestemd: de moeders van het komende geslacht. Martha's levensles doet denken aan de veelgeliefde boeken van L.M. Montgomery.
| |
Carla van Lidth de Jeude. Dochters. - Maatschappij van goede en goedk. lectuur, A'dam.
Deze eenvoudige, lieve schrijfster heeft een zeer sympathiek boek geschreven. Zij verhaalt ons van twee geslachten dochters, behoorende tot de ‘jongere’ en de ‘jongste’ generatie. En nu is het frappant, dat, waar de ‘jongere’ vrouw haar leven tot een failure maakt, de ‘jongste’ het overwint. Hoe grooter vrijheid, hoe zwaarder eisch, hoe dieper verantwoordelijkheid; dàt is de quintessens van dit ernstige boek, dat ons een hoopvol uitzicht op de toekomst opent. Carla v. L.d.J. heeft ons een nieuwen kant getoond van het vrouwenprobleem onzer dagen, waarvoor wij haar van gansche harte dankbaar zijn.
| |
Agnes Maas-v.d. Moer. Doolhof. - Maatschappij van goede en goedk. lectuur, A'dam.
‘Doolhof’ heb ik met groote belangstelling gelezen: het lijkt mij het diepste en rijkste werk van deze schrijfster. Ziehier de ‘vrouwenquaestie’ (die in deze wereld wel nooit volledig op te lossen zal zijn) van verschillende kanten belicht. Hoe goed heeft mevr. M. haar typen weten te varieeren, en zóó realistisch heeft zij ze voor ons neergezet, dat wij ze als levende individuen
| |
| |
herkennen. Heel mooi is de uitbarsting van Jo op blz. 128. Verschillende uitspraken wijzen er op, dat de schrijfster lang en ernstig over het vrouwenprobleem heeft nagedacht. Ik hoop, dat dit boek veel zal worden gelezen, het zal menigeen tot heilzame leering strekken. (Jammer is, dat in de aanbeveling van de uitgeversmaatschappij den schijn gewekt is, als had mevr. Maas-v.d. Moer gebruik gemaakt van de succes-vondst eener andere schrijfster (Huwelijksvacantie door Jeanne Reyneke van Stuwe). Niets is minder waar: Doolhof staat geheel op zichzelf.)
| |
Top Naeff. Klein avontuur. - v. Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Een nieuw boek van Top Naeff is altijd een geschenk. En het kan niet anders, of ook deze bundel zal velen weldra dierbaar zijn. De stijl van Top Naeff is een genot, zoo fijn-geciseleerd, zoo wèl doordacht en zuiver gevoeld als hij is; een stijl, waardoor zelfs het op zichzelf onbeduidendste fait divers (als van het ‘krokodilletje’ of Debutanten of Bergopwaarts) nog een verrukkelijke delicatesse wordt voor den literairen gourmet. Deze verzameling bevat menige novel in a nutshell, en men denke toch vooral niet, dat een kort, gaaf verhaal te schrijven, gemakkelijker zou wezen dan de samenstelling van een langen roman! Integendeel, niets is misschien moeilijker dan zijn stof in een kort bestek te comprimeeren, en toch niets te weinig te zeggen. Top Naeff is een meester in deze kunst, en haar chef d'oeuvre uit dezen bundel lijkt mij het diep, diep ontroerend: Een Confrontatie.
‘Klein avontuur’ is als een juweel, dat de verschillende facetten van Top Naeff's talent op het schitterendst toont.
| |
J.P. Zoomers-Vermeer. Het boek van Flip en Jantje. - Van Holkema en Warendorf, A'dam.
Hier is weer mevr. Zoomers-Vermeer op haar best. Zelden leest men een boek met zóóveel sfeer. Met onfeilbare zekerheid zet de schrijfster haar karakters neer, en zooals deze spreken en zich gedragen, voelt men de werkelijkheid zwaar en zwoel om zich heen. Het medelijden, het waarachtige zielsmedelijden
| |
| |
lijkt de pen van mevr. Zoomers te besturen, en bij intuïtie schijnt zij te weten, wat er omgaat in harten en hoofden van ‘'s werelds onterfden’. Och, laat dit boek toch veel gelezen worden: men krijgt een naturalistisch meesterstukje onder de oogen, men gaat toestanden kennen, die den heftigen drang in ons wekken de misdeelden te helpen, en.... men leert tevreden te zijn met eigen lot!
| |
Anna van Gogh-Kaulbach. De verborgen. kracht. - Querido, Amsterdam.
De boeken van Anna van Gogh zijn altijd zóó sympathiek van trouwhartigheid, dat men er van houden moet. Ook deze studie van huwelijksleven, zoo fijn gevoeld, zij ieder ter lezing aanbevolen. De ‘verborgen kracht’ in ons, de kracht, om door den schijn heen te zien, en het ware wezen der dingen te leeren aanschouwen, en die de schrijfster als het ware in elk van ons bewust maakt, zal menigeen een philosophische berusting geven in moeilijke levensvraagstukken.
| |
Het eerste licht door El. Zernike. - De kleine Librije, Edam.
Er is een uitgaafje verschenen, samengesteld door 3 leden der Lett. Afd. der Ver. v. Letterkundigen, waarin de aandacht van belangstellenden wordt gevestigd op boeken in 1927 verschenen, welke de eer hebben genoten, het meest in den smaak dezer 3 leden te vallen. Nog afgezien van het feit, dat deze 3 leden samen de groep vormen, welke men ‘de Elseviersgroep’ zou kunnen noemen, en waardoor de keuze noodzakelijkerwijze eenzijdigheid vertoont, doet het nóg eigenaardiger aan, dat twee der drie leden.... hun eigen boeken aanprijzen!! (Een van deze twee leden is Elisabeth Zernike.) Men vraagt zich met verbazing af, waarvoor dit uitgaafje noodig was, en voor wie het is bestemd?......
Misschien heeft Elisabeth Zernike, in den tegenwoordigen tijd, nu de ‘groote trom’ allerwegen klinkt, en de bescheidenen onder de letterkundigen, die zich nooit op den voorgrond dringen, en in de stilte van hun werkkamer, in ernst en eenvoud doen
| |
| |
wat hun hand vindt om te doen, naargelang hoofd en hart het gebiedt, kans loopen bij het oppervlakkige publiek momenteel in vergetelheid te geraken (maar de Tijd, de groote schifter, die heusch nog wel wat beter ‘keurt’, dan deze 3 leden deden, zal hun de plaats gunnen, waarop zij rechtens behooren) misschien, zeg ik, heeft Elisabeth Zernike gelijk haar eigen werk aan te bevelen! Immers: God helpt, wie zichzelf weet te helpen!
Het werk van mejuffrouw Zernike heeft de helderheid van glas, maar ook de koelheid ervan. Ik moet erkennen, dat ‘kristalhelder’, zooals in de ‘keuze’ staat, mooier klinkt, maar in kristal gloeit nog een verborgen vuur, dat hartstochtelijke stralen zendt naar allen kant, en bij El. Zernike merken wij weinig van hartstocht en gloed. Haar lezende krijgt men gewoonlijk het gevoel, in de nabijheid der frigidaire te zijn van het gebouw onzer literatuur. Er is in haar werk ‘geen aarzeling en geen overmoed, geen inzinking en geen overhaasting’, het is evenmatig, strak-op-het-stugge af, en bijna bloedeloos-cerebraal, ‘nooit davert haar stem in de klankrijke zinnen’. Is dit ‘goed zooals het is’? De ‘Raad van Drie’, die ons aanwijst welke boeken wij hebben te waardeeren, en ons zegt ‘hoe en waarom’, beweert dit. Zullen we ons door hen laten gezeggen, en dus maar berusten.... of zelfstandig blijven, en ons een eigen oordeel vóórbehouden?....
Ik geloof, dat men het koele, beheerschte, ietwat monotone van Elisabeth Zernike's stijl ‘modern’ noemt. Maar is b.v. Henriëtte Mooy minder ‘modern’?.... Elisabeth Zernike kan fijn peilen, en dikwijls bereikt zij onverwachte effecten, die een werkelijk diep-psychologisch inzicht verraden. Ik kan haar dan ook in veel opzichten waardeeren...... alleen moest ik eventjes spotten met haar recommandatie van eigen werk. Al zijn de regels over Sprookje ook door Roel Houwink geschreven, het boek behoort tot de werken, waarop ‘wij’ (het drietal) de aandacht van alle belangstellenden in de Nederlandsche literatuur wenschen te vestigen.
Het is tegenwoordig mode bij sommige uitgevers hun uitgaven ten warmste aan te prijzen, met allerlei bewonderende qualificaties. Gaan nu ook de schrijvers deze methode volgen?... Laten we er maar eens om glimlachen, als om zooveel van den tegenwoordigen tijd met zijn ‘Umwertung aller Werte....’
| |
| |
| |
Jo van Ammers-Küller. Tantalus. - J.M. Meulenhof, Amsterdam.
De moderne Tantalus, die hongert en dorst en nooit het heftig begeerde bereikt.... wordt ons door mevrouw van Ammers wel heel duidelijk, in al zijn trieste armoede voor oogen gesteld. Een roman van huwelijksleven, dit nieuwe boek, dat veel discussie uitlokken zal: had Thora gelijk? of Evert?.... was hij de egoïst? of moet men hem het slachtoffer noemen?
De toestanden zijn veranderd, leert ons de schrijfster. In vroeger tijd ‘wierf’ de man om de vrouw, tegenwoordig doet het de vrouw om den man. Een scherp en helder beeld geeft mevr. v. Ammers, dat tot nadenken en overwegen stemt. En ten slotte moet men het ééns zijn met haar weemoedigen slotzin: een later geslacht zal misschien de oplossing vinden, de menschen van dezen overgangstijd ‘passen slechts de scherven aan elkaar’....
Er zijn heel mooie gedeelten in dit boek, dat, zooals alle werk dezer talentvolle schrijfster, boeit door zijn passie en kracht. Het is alleen wat lang, het middendeel met Evert's voortdurende aanvechtingen en ontgoochelingen, doet ons soms denken: nu weten we het wel. Mevr. v. A. had voor dit boek ook niet zooveel ‘stof’ als voor haar Opstandingen, dat evenals het bekende tooneelstuk ‘Mijlpalen’ in drie tijdperken is verdeeld. Maar het eerste hoofdstuk van het derde deel is weer zeer treffend van diepte.
In een keurige, kloeke uitgave zag ‘Tantalus’ het licht.
| |
Ina Boudier-Bakker. Twee voeten - P.N. van Kampen en Zn., A'dam.
In ‘twee voeten’, en hoe die den ‘levensloop’ volgen, - fier, durvend, elastisch, snel, angstig, aarzelend, langzaam, ten slotte wankelend en dood-vermoeid, - heeft mevrouw Boudier een vrouwenleven voor ons gekarakteriseerd. Een enkele maal doet dit boek denken aan het mooie ‘Voetstappen in den nacht’ van Ingeborg Maria Sick. Op haar eigen, indringende, suggestieve wijze doet Ina Boudier een vrouw voor ons als levend bestaan, en vooral door den ontroerenden eenvoud van haar verhaal laat het een diepen indruk na.
| |
| |
Ook dit, evenals Top Naeff's Sint Nicolaas-geschenk, is een kleine uitgave. Zou de buitenlandsche vogue for the small book ook naar Nederland zijn overgeslagen?
| |
Sophie de Jongh. Landloopers. - P.N. van Kampen en Zn., A'dam.
Met dit boek zit ik, eerlijk gezegd, een beetje verlegen....
Ik had zoo'n warme, blijde herinnering aan Sophie de Jongh's ‘Zondagen’. En nu deze ‘roman’....
Soms lijkt het net een droom, die de schrijfster zou hebben gedroomd, waarmee ik bedoel, dat dit boek tegelijk ‘echt’ en ‘niet echt’ is. Ik zou er nog wel meer van willen zeggen, maar wàt....? Heusch, ik zit er mee verlegen!
| |
De katoen-koning, door Marie Koopmans. - L.J. Veen, A'dam.
Een interessant brok Twentsch volksleven geeft Marie Koopmans in De katoenkoning. De schrijfster is volkomen op de hoogte van de toestanden en milieu's, welke zij ten tooneele brengt. Het zal voor velen belangwekkend zijn, eens wat nader op de hoogte te komen met de zeden en gebruiken in het Overijsselsche land, en met de fabriekswereld. Het slot is droevig en bevredigend tegelijk.
| |
Maud Rost. Het vertraagde einde. - Querido, Amsterdam.
Dit is, meen ik, Maud Rost's eerste roman. Voor een debuut een zeer opmerkelijk boek. Modern ‘van top tot teen’. Modern in den zin, dat er meer wordt aangegeven, dan met ronde woorden gezegd. In den titel ‘Het vertraagde einde’ wordt huiveringwekkend gesuggereerd, hoe elk leven eigenlijk niets anders is dan een anspielen op den onvermijdelijken dood...... en hoe voor vele menschen daarom het bestaan levensonmogelijk is....
| |
| |
| |
Famke. Zaansch binnenhuisje. - L.J. Veen, Amsterdam.
Dit is, zonder tegenspraak, een der gezelligste boeken van het jaar. Begint men er eenmaal in te lezen, dan kan men het niet meer uit de hand leggen. Een gewone huismoeder (moet men tegenwoordig niet eigenlijk zeggen ‘buitengewone’? Helaas!) vertelt hier, nu eens gemoedelijk, dan weer humoristisch, soms grappig-wanhopig, dan weer aandoenlijk, van haar gezinsleven, en het is boeiender dan menige roman. O, ik heb het al dikwijls gezegd: geef ons echte dagboeken, memoires, brieven.... en help ons aldus het leven beter te begrijpen, elkander beter te verstaan. Famke, in haar lieven, fijnen, gevoeligen eenvoud gunt ons een blik in haar beminnelijk uiterlijk en innerlijk leven, en het is een welsprekend pleit geworden voor de leuze ‘terug naar het ouderwetsche gezin.’ Het is een geestelijke verkwikking te merken, dat zelfs in onzen tijd er nog vrouwen bestaan, die op onze gezegende moeders gelijken.... een eeresaluut aan hen, die in onze moderne periode gelijk aan deze Famke.... durven zijn!....
| |
Goede manieren, door Mevr. v. Zutphen van Dedem. - Logon, Amersfoort.
Goede manieren is geen ‘leerboek’, maar een aangename, rustige, prettige algemeene beschouwing over wat ‘goede manieren’ eigenlijk zijn, geschreven door een intelligente, gevoelsbeschaafde vrouw. Goede manieren vormen in de eerste plaats ‘de harmonieleer van het leven der menschen onderling’, en in dit werk maken we kennis met vele nieuwe begrippen over omvangsvormen, wellevendheid en etiquette. Vooral in den tegenwoordigen tijd met de na-oorlogsche mentaliteit kan een dergelijk werk uitstekende diensten bewijzen, en wij wenschen het dan ook in handen van allen, die nog iets voelen voor de hoffelijkheid, die is als een ‘windkussen’, dat de ruwste stooten des levens opvangt. Keurig uitgegeven, zal dit boek met de aanstaande feesten een welkom geschenk voor velen zijn, wat vorm zoowel als inhoud betreft.
| |
| |
| |
Tine Cool. Bloemenmythen en legenden. - Uitg. Kosmos, A'dam.
Zoo lang de wereld bestaat, heeft men de bloemen liefgehad, is het wonder, dat er zich ontelbare sprookjes en sagen om heen verzameld hebben? Tine Cool vertelt er ons van, - en hoe aantrekkelijk en boeiend vertelt zij! - en de uitgever zorgde voor een fraaie uitgave. ‘Onder bloemen is men nooit alleen’.... wie van bloemen houdt, neemt dit boek vanzelf, wie.... nog.... niet van bloemen houdt, moet het zich volstrekt aanschaffen.
| |
Sprookjes van Moeder de Gans. - Uitg. Kosmos, A'dam.
Es sind die alte Geschichten.... doch bleiben sie immer neu! In modernen trant zijn de klassieke sprookjes (ditmaal Asschepoester en Klein Duimpje, maar er volgen méér) naverteld door Emmy van Lokhorst, en uitstekend, hoor; de kindertoon is geheel bewaard gebleven, en Jan Wiegman, met zijn ‘heldere’ zwartjes en levende, bewegelijke kleurteekeningen zorgde voor de illustraties. Het is een uitgave geworden, die op geen enkele Sint Nicolaastafel mag ontbreken, en het ook niet licht zal, want iedereen heeft wel wat jeugd in de nabijheid, die hij van deze onvergetelijke vertellingen, in deze aantrekkelijke nieuwe editie wil doen genieten.
| |
Sinterklaas kapoentje en De schatten van Jantje, door A.B. van Tienhoven en 't Jaartje rond, door Martien Beversluis. - Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Deze drie artistieke prentenboeken, met de geestige, origineele teekeningen van Freddy Langeler, zijn voor de kleintjes ‘om van te smullen’. Aardige, bevattelijke versjes, en de platen! jolig, jong, frisch en oolijk, en tegelijk zoo innig-artistiek, dat aan het genoegen der jeugd, de bewondering der ouderen zich paart. Wat is Freddy Langeler een groot talent! Haar werk moge amusementskunst zijn, het is niettemin kunst, en van een zeer eigen, oorspronkelijke en fijn-gevoeld gehalte.
| |
| |
Ouders, zorg er voor, dat uw kinderen deze verrukkelijke boeken niet vernielen, zet ze ‘na gebruik’ in uw eigen boekenkast tot een genot voor altoos.
| |
Greta van Rijn. Van apen, beertjes en andere vriendjes. - Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Een bundel genoegelijke dierensprookjes, door Freddy Langeler vermakelijk verlucht. Versjes wisselen de vertellinkjes op aangename wijze af. ‘De beste vriend’ geeft ‘langs den neus weg’ een aardig lesje aan al te overdreven dierenvrienden, die, voor het dier wel eens den mensch over het hoofd zien!
| |
J.G. Kramer. Piet Hein. A.C.C. de Vletter. Ver van huis. N.W.C. Kuyk. Het kan verkeeren. Jan Beyers. Rond den aardbol per vliegmachine. - Allen Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Ik geloof, dat niemand onzer zeehelden zóó sterk in hart en verbeelding der hedendaagsche jeugd is blijven leven als Piet Hein. (Misschien dat Heye's, nog steeds onvermoeid gezongen Piet Hein daar óók wel een beetje toe bijgedragen heeft!) En daarom zal elke jongen gretig naar dit boek grijpen, waarin J.G. Kramer een boeiend en aanschouwelijk beeld geeft van den beroemden admiraal.
A.C.C. de Vletter's Ver van huis zal dezen kinderschrijver nieuwen roem bezorgen. De avonturen van Seppel-Bob, en hoe dit Tyroler-jongetje ten slotte directeur van een dierenpark werd, zijn met verve verteld. Weldadig is de dieerenliefde, die, als hoofd-motief opklinkt uit dit boek. Het redden der zes mijnpaarden uit den waterstroom in de mijn, is spannend!
Dirk, de hoofdpersoon uit 't Kan verkeeren, is een kwieke, flinke jongen, die aardig wat weet van natuurlijke historie, en ten slotte zelfs met succes voor detective fungeert! Prettig, natuurlijk, is dit boek geschreven; ook de noodige grapjes ontbreken niet.
Rond den aardbol per vliegmachine.... de allermodernste avonturen-roman, dien men zich bedenken kan. Het onder- | |
| |
werp is al romantisch en interessant genoeg, toch komen er nog lotgevallen bij, die de stoutste verbeelding kunnen bevredigen: de worsteling met den krankzinnige! de aanval van den Chinees! de zandstorm! het duel met de zee! Geweldig, zooals dit boek ‘inslaan’ zal, en wat méér zegt, het verdient dit ten volle!
| |
Nanda. 't Vroolijke vierspan. E. Belinfante-Belinfante. In 't gareel. In nieuwe koers, door A.A. Sirks-Joustra. Onze Nan is een beste, door Felicie Jehu. - Allen Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Nanda schijnt een opgewekte ziel te zijn, haar boeken wemelen dan ook van grappen. Wel, de jeugd lacht graag, en we zullen er dus maar niet te veel van zeggen, ofschoon er heel wat bladzijden van dit dikke boek worden weg-gelachen. De moeder met haar vroolijk vierspan is er heusch goed aan toe en aan het slot is tout pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles. De teekenaar Henri Pieck (wat heeft hij zich dit jaar verdienstelijk gemaakt!) teekende een alleraardigste band. Evenals voor In het gareel, welk gareel gelukkig zoo erg zwaar niet blijkt. Mevr. Belinfante brengt in de tweede helft van dit boek een getrouwd paartje ten tooneele, wat ongewoon is in een meisjesboek, maar op deze manier is er waarlijk niets tegen! In de Nieuwe Koers slaat mevrouw Sirks een wat ernstiger toon aan, wat bijna een verkwikking is na de opgeschroefde jolijt van vele meisjesboeken. Toch ook weer hier the happy ending, en een slot, dat ieder bevredigen zal. De Groningsche omgevinig zal voor vele lezeresjes aardig zijn, om te leeren kennen.
Het 25e boek van Felicie Jehu. Dat is, dunkt me, een gelukwensch waard, vooral omdat de verschijning van dit boek samenvalt met het zilveren auteursjubileum dezer schrijfster. Zegt het niet iets, zegt het niet véél, een kwart eeuw voor kinderen te hebben kunnen schrijven, en steeds méér geliefd te zijn geworden? Ook van ‘Onze Nan is een beste’ kan ik niets dan goeds zeggen. Het is een allerliefst meisjesboek, waarin de figuurtjes uitstekend zijn gekarakteriseerd. Heel fijntjes stelt de schrijfster den ‘ouden’ en den ‘nieuwen’ tijd tegenover
| |
| |
elkaar, en tal van aardige vondsten (vooral het bal masqué) verlevendigen het boek, dat in een reeks natuurlijke tooneelen een beeld geeft van het moderne meisjesleven. Henri Pieck illustreerde ook dit boek weer op zijn prettige, vieve wijze, terwijl ik nog even de aandacht wil vestigen op Anni v.d. Ruit's zeer knappe teekeningen bij: Per vliegmachine den aardbol om.
| |
Vertaalde boeken.
Hoe goed herinner ik mij nog, met hoeveel spanning wij met Sint Nicolaas Bolle's boeken-paketten tegemoet zagen, toen wij nog kinderen waren, en met hoeveel vreugde wij de keurige, frissche boeken ontpakten! Iets van datzelfde, heerlijk blijjonge gevoel beving mij bij de ontvangst, dezer dagen, van Bolle's boekenzending. Als eerste uitgave kwam mij in handen... Alleen op de wereld, Hector Malot's klassiek geworden werk, het dierbare boek, dat wij verslonden, om het later nog ettelijke malen kalmer te herlezen. Geen wonder, dat ook de bioscoop zich meester heeft gemaakt van dit werk, en weinig ouderen zullen er zijn geweest, die hun kinderen en kennisjes er niet mee naar toe namen! Nu ligt daar voor ons de prachtuitgave van den 18den druk, en al spreekt dit hooge aantal al voor zichzelf, nóg meer pleit het voor het juiste en zuiver inzicht der firma Bolle, dat zij Sans famille geheel opnieuw liet vertalen door het in de kinderliteratuur zoo welbekende echtpaar Bloemink, zoodat deze 18e druk naar den vorm geheel gemoderniseerd is, en dat stijl en illustratie (de laatste uitstekend door Tj. Bottema en J.W.M. Wins), zooals het prospectus zegt: in overeenstemming gebracht zijn met de eischen die de hedendaagsche kinderlitteratuur onder invloed van de vernieuwing van '80 stelt. Wij wenschen deze prachtuitgave alle mogelijke succes: dit is een boek, dat in alle kinderhanden komen kan, mag, en moet.
Als tweede goede bekende kwam daar aan: De kleine Lady door Th.C. Elmslie, welk boek wij ‘het pendant’ van Burnett's De kleine Lord plachten te noemen, en dat al evenzeer boeiend is. Keurig uitgegeven zegt deze zevende druk ruimschoots genoeg. En als derde lieve herinnering verraste
| |
| |
ons ‘Met een dubbeltje de wereld rond’; Grant Allen's even vermakelijke als interessante geschiedenis van de parmantige, kordate, intelligente Georgine Louise, die er inderdaad in slaagde, haar voornemens tot werkelijkheid te brengen. Een vijfde druk is het resultaat van haar succesvollen tocht! Maar het meest verblijdde mij toch de luxe-uitgave van Ben Hur, het beroemde boek van Lewis Wallace, (dat ik indertijd bij mijn bevestiging van mijn lieve, lieve Moeder kreeg); een kloek deel, buitengewoon verzorgd in alle opzichten; versierd met platen van J.H. Isings, die waarlijk als kleine schilderijtjes zijn. Het pleit wel zeer voor het goede inzicht der firma Bolle, dat haar uitgaven het zoo ‘houden’ kunnen in onzen tijd van boeken-overproductie! Ook van de kostschool-boeken De meisjes van de derde klas door A. Brazil en Betty op kostschool door Lilian Wevill verscheen een tweede druk, terwijl de serie levensvreugde-boeken werd voortgezet met een goede vertaling van Cecil Adair's Fluisterende boomen.
Ten slotte wil ik graag nog even de aandacht vestigen op de bij de firma Kosmos verschenen verrukkelijke uitgave van Dickens' De krekel bij den haard, meesterlijk vertaald door Mr. J. Bloem, en versierd met de platen van Francis Bedford. Ieder, die Dickens liefheeft, - en wie is dat ten slotte niet? zal dit boek in zijn bezit willen hebben, en wie niet van Dickens houdt, zal hem door deze bekoorlijke vertelling stellig leeren liefkrijgen!....
Te laat voor nadere bespreking ontvangen, vermeld ik nog graag even Geertruida Carelsen's Herinneringen (Tjeenk Willink) een jubileumsuitgave, waarin de beminnelijke tachtigjarige ons waardevolle reminiscenties van haar belangwekkend en inhoudsrijk leven geeft.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
| |
| |
| |
Bij de nonnekens van Muizen. Een onbescheidenheid. - Amsterdam z.j. Uitgeversbedrijf ‘De Spieghel’.
Muizen is - of was - een plaatsje in de buurt van Mechelen, waar in oude tijden een klooster van de cisteri'ënser-nonnen stond. De priores, die van 1538 tot 1553 dit klooster bestuurde, heeft een soort van huishoudboekje bijgehouden, dat bewaard is gebleven, en uit dit boekje doet een ongenoemde schrijver hier eenige mededeelingen. Ze hebben, uit den aard van de zaak, voornamelijk betrekking op de zorg voor het huishoudelijke leven, en in het bijzonder op hetgeen in de kloosterkeuken werd toebereid. Nauwkeurig heeft Moeder Barbara aangegeven, dat op bepaalde feestdagen genuttigd mocht worden, en waar men zich op vastendagen van moest onthouden. ‘Over het algemeen, gelijk het nonnekens past, leefde men in het klooster heel sober’, verzekert de schrijver, maar met de gegevens uit het boekje van de zestiend' eeuwsche priors toont hij tevens aan, dat de ‘masoeurkens’ op z'n tijd ook van een goed leven hielden. Bij enkele passages zou men zich zelfs kunnen afvragen, of de nonnetjes nog niet heel in de verte familie geweest zijn van Pallieter.... Maar Moeder Barbara, die de stoffelijke belangen van het klooster zoo goed wist te behartigen, was ook goed voor de armen uit den omtrek. Met een fijnen humor deelt de schrijver - die stellig niet de eerste de beste is - de ‘onbescheiden’ bijzonderheden mee. Het werkje is alleraardigst uitgegeven; de omslagteekening is van Jos Leonard.
| |
Antoon Coolen. Hun grond verwaait. - Blaricum z.j. De Waelburgh.
Het is misschien niet heelemaal billijk, maar men komt er onwillekeurig toe, de waarde van een werk te bepalen door het te vergelijken met wat de schrijver eerder geleverd heeft. En een vergelijking van ‘Hun grond verwaait’ met Coolen's ‘De rauwe grond’ valt wel zeer in het nadeel van eerstgenoemd boek uit. De vergelijking ligt te meer voor de hand, omdat dit tweede boek zooveel uiterlijke overeenkomst met het eerste vertoont. Het plotseling aanwenden van Brabantsch dialect, de eigenaardige aanhef van bepaalde alinea's (bijv. ‘Wa is dat nou met Leen van Baerschot, Johannes van Goch zijn vrouw? Ho, zwie maar stil’,
| |
| |
blz. 38), zekere tusschenwerpsels en stijlversieringen - dat alles vinden we ook in ‘De rauwe grond’. Maar die eigenaardige manier van schrijven, in het vorige boek zoo aantrekkelijk, doet nu opzettelijk aan; hier en daar zelfs als een trucje om succes te hebben. Dit boek is slapper, het heeft minder ziel. Zonder waarde is het intusschen volstrekt niet. De stugge vader en de stille moeder, hun opgaan in elkaar en in hun werk, de tegenstelling tusschen de boersche eenvoudigheid van de ouders en de moderne allures van de kinderen - daarin is menig goed moment. En er komen bladzijden natuurplastiek in het beek voor, die men zeker naast het beste uit ‘De rauwe grond’ kan leggen. Maar zulke prachtige typen als Peterus de hakker en Treeske Muzengat - ik noem er maar een paar uit dat kostelijke boekje - treden ons uit deze bladzijden niet tegemoet.
| |
Karel Wasch. De loutere bloem. - Amsterdam 1927. Em. Querido's Uitgevers-Mij.
Mijn bezwaar tegen het werk van Karel Wasch - wiens renommée in onze litteratuur van knappe zielkundige vivisectie ik overigens gaarne onderschrijf - is, dat zijn boeken, of men er één of vijf en twintig leest, zoowat allemaal op 't zelfde neerkomen. Altijd weer worden de handelingen van de menschen weggedoezeld, en de motieven die tot hun daden leiden, breed uitgemeten. En hierin brengt de schrijver te weinig variatie - wellicht is er niet meer variatie in te brengen, en is Karel Wasch slachtoffer van zijn aanleg, zooals wijlen Sysiphus het was van de wraak der goden. Zijn boeken worden hoe langer hoe unvormiger. ‘De Salon-Salome’ was nog vol romantiek - en het boek was er waarlijk niet slechter om - maar de schrijver heeft daarna stelselmatig zijn best gedaan de romantiek uit z'n werk te weren. Daardoor is hoe langer hoe meer het procédé, waarnaar hij werkt, de hoofdzaak geworden, of althans datgene, dat den lezer het meest opvalt.
In dit verhaal - ik noem het maar zoo, hoewel in werk als dit feitelijk elke ontmoeting van twee personen voldoende is voor de fabel - worden weer allerlei motieven onder de loupe genomen. Toegegeven moet worden, dat het sluit. Daarin vergist de schrijver zich nooit. Maar iets nieuws brengt hij ook thans niet. Men kan evengoed een van Wasch z'n vorige boeken herlezen, en daar zijn zelfs verschillende bij, die interessanter zijn dan dit.
| |
| |
| |
Johan van Vorden. Alex' vrouwen. - Bussum 1927. C.A.J. van Dishoeck.
Ik vind ‘Alex' vrouwen’ een vervelend boek. De menschen die in dezen roman voorkomen, interesseeren mij heelemaal niet, en dat komt, doordat zij op mij niet den indruk maken van werkelijke, levende menschen, maar van onwezenlijke verzinsels, die de schrijver noodig had voor zijn dialogen. Deze dialogen hebben in abstracto een enkele maal iets interessants, omdat er een zekere verfijnde dialectiek in valt waar te nemen. Met de waarde van het boek als kunstwerk heeft dit natuurlijk niets te maken. Op zichzelf beschouwd, doet het er niet toe, of de personen in een roman wartaal praten of niet; het eenige waar het op aankomt, is de modaliteit, en die valt in een verhaal als dit niet vast te stellen, omdat er geen verhouding bestaat tusschen menschen, en typen als Alex en de vrouwen, waar hij mee omgaat. Het is inmiddels niet onmogelijk, dat deze roman waardeering vindt. Niet alleen, en niet in de eerste plaats, omdat hij schrijf-raffinement vertoont, maar vooral omdat hij zware ‘moderne’ allures heeft. Die komen typisch uit in het sollen met uiteengerukte gezinsverhoudingen en geforceerde familie-betrekkingen. Wanneer die dingen in eenig noodzakelijk verband stonden tot de handeling - voorzoover die er is - van het verhaal, dan zou er niet over gesproken hoeven te worden; nu vallen ze op als hinderlijk naar voren geschoven overbodigheden. Een fraai boek voor hen, die meenen dat ook bij ons à tort à travers een na-oorlogsche kunst ter wereld moet worden gebracht, al is het dan ook door de onmogelijkste provocaties.
| |
Robert van Passen. De gouden droom. - Amsterdam z.j. P.N. van Kampen en Zn.
Ik ken den auteur van dezen kleinen roman niet, maar ik vermoed dat hij jong is en zijn eigenlijke manier van schrijven nog niet gevonden heeft. Men zou het in de eerste plaats zeggen aan het onevenwichtige van den stijl. Er zijn mooie bladzijden in dit boekje, bladzijden die, ook door het gelukkig aanwenden van dialectische vondsten, klare plastiek te genieten geven, maar ze worden afgewisseld door perioden van harkerige onbeholpen- | |
| |
heid. En ook - het verhaaltje op zichzelf is wel heel onbelangrijk, ondiep, en jongensachtig-sentimenteel; er is nog zoo weinig in, dat een geestelijk volwassene torsen kan. Maar de schrijver is niet zonder talent, en het schuchtere pretentieloos-idealistische pogen heeft, met al de onvoldragenheden van den uitslag, stellig iets sympathieks.
| |
Dr. L.N. de Jong. De schutsengel. - Assen 1927. Van Gorcum en Comp.
De schrijver van dit boek, bewogen door het vele, dat in kerk en maatschappij ontbindend werkt en de gemoederen verdeelt, heeft zich geroepen gevoeld, een geschrift samen te stellen, waarin een poging gedaan wordt om te komen tot meer eenheid en den weg te banen tot meer levensgeluk. Het is niet de eerste die dit onderneemt, en de auteur koos daarom een nieuwen vorm: hij schiep een allegorische figuur, ‘Ecclesia’, die den geest van de christelijke kerk verbeeldt. ‘Ecclesia’ trekt de wereld door, komt in aanraking met de menschen, en leeraart overal den waren godsdienst, die volgens haar niets anders is, dan ‘het verlangen om God te dienen uit eerbied en liefde tot God en uit liefde tot de menschen en de maatschappij’. Zoo werd het boekje een, in verhaal-vorm opgezette, vrijzinnig-christelijke geloofsbelijdenis. De vorm is niet slecht gekozen, en de heer De Jong schreef de historie van ‘Ecclesia’ met overtuiging en gloed. Toch zit in de wijze, waarop het katholicisme en vooral het ‘heidendom’ op zij worden geduwd, iets, dat gaat naar het vernuftige. Ook is de schrijver zwak in de toepassing van zijn ideeën op het maatschappelijke leven. De waarde van zijn betoog schuilt voornamelijk in het negatieve. De toespraak van ‘Ecclesia’ tot een groep stakende arbeiders bijvoorbeeld is al heel weinig steekhoudend; en terwijl zij zich bij deze gelegenheid er af maakt met de gemeenplaats, dat zij, door zoo ontbindend te werk te gaan, nooit iets zullen kunnen bereiken, ziet zij er, op niet-maatschappelijk terrein, volstrekt geen bezwaar in, zelf de zaken onderst-boven te keeren. Hier is ‘Ecclesia’ niet consequent, of, wanneer de inconsequentie maar schijnbaar is (wat hier nog mogelijk zou kunnen zijn), wordt zij in ieder geval door den schrijver niet opgelost.
|
|