De Nieuwe Gids. Jaargang 43
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 639]
| |||||||
Het neo-vitalisme door Drs. W.H.C. Tenhaeff.
| |||||||
[pagina 640]
| |||||||
wetenschap de opvatting, dat de suggestibiliteit als een algemeen menschelijke eigenschap moet gezien worden. Nochtans verschillen de menschen onderling met betrekking tot hun suggestibiliteit. Leeftijd, ras, lichamelijke gesteldheid, intellectueele ontwikkeling, enz. zijn factoren welke hier een rol van beteekenis spelen. Zoo is, om dit met een paar voorbeelden nader toe te lichten, het kind meer suggestibel dan de volwassene, de archaïsche mensch meer suggestibel dan de cultuurmensch, de onontwikkelde meer suggestibel dan de ontwikkelde. Het onderzoek met betrekking tot de suggestibiliteit heeft voorts aangetoond, dat er bepaalde bewustzijnstoestanden voorkomen, waarin de suggestibiliteit, ten opzichte van die welke men in den waaktoestand vertoont, verhoogd is. Hiermede zijn wij het probleem der hypnose genaderd. Onder hypnose versta ik een slaapachtigen toestand, gepaard gaande met een - ten opzichte van den waaktoestand - verhoogde mate van suggestibiliteit. Somtijds ontbreekt de slaapachtige toestand en valt slechts een verhoogde graad van suggestibiliteit te constateeren. In dit geval spreek ik van intermediaire hypnose Gezien het feit, dat de aard der hypnose afhankelijk is van de middelen waarvan men zich bedient om haar te verwekken, kan men verschillende vormen van hypnose onderscheiden, waarvan de voornaamste zijn:
Het verwekken dezer onderscheidene vormen van hypnose is door mij breedvoerig beschreven in deel II van mijn: ‘Beknopte Handleiding der Psychical Research’ (den Haag, H.P. Leopold's Uitgevers-Mij., 1926). (Zie ook mijn opstel: ‘Van Mesmer tot Coué’ in: ‘De Nieuwe Gids’ van Januari 1925.) In het derde hoofdstuk van genoemd deel heb ik er op gewezen, dat de medici zich bij voorkeur van den derden dezer hiervoor genoemde vormen van hypnose bedienen. Nadat de psycho-therapeut dezen toestand heeft verwekt (door het voorspiegelen van de kenteekenen van den normalen slaap aan zijn sujet) benut hij hem om er zijn patient heilaanbrengende auto-suggesties in te induceeren. Hij verzekert zijn patient, zoo deze b.v. lijdende is aan asthma, dat zijn geheele wezen gericht | |||||||
[pagina 641]
| |||||||
wordt op de genezing van dit lijden; dat hij zich - om hier met Emile Coué te spreken - iederen dag in alle opzichten hoe langer hoe beter zal gaan gevoelen. Laten wij nu eens aannemen, dat bij een patient, welke aan de een of andere kwaal lijdende is, en die zich aan een suggestie-therapeutische behandeling onderwerpt, na verloop van eenigen tijd een verbetering in zijn toestand valt waar te nemen, welke ten slotte tot een algeheel herstel leidt, wat mogen wij dan daaruit besluiten? Zooals ik in mijn genoemd werk heb aangetoond, kan een dergelijk feit ons slechts leiden tot de erkenning, dat er in ons iets is, dat die suggestie heeft ontvangen, daar kennis van heeft genomen en aan gehoorzaamd heeft, en bovendien, dat dit iets in staat is om het fysiologisch gebeuren in ons lichaam te beheerschen. Nog duidelijker blijkt dit uit b.v. de stigmatisatieproeven, waarvan door o.a. von Krafft Ebing (‘Eine Experimentelle Studie auf dem Gebiete des Hypnotismus’; Enke, Stuttgart, 1888; zie pag. 79 e.v. van deel II van mijn genoemd werk) gewag gemaakt wordt, waarbij men door geïnduceerde auto-suggesties bij een sujet bloe dingen wist te verwekken. Voorts uit de proeven van Dr. Hansen uit Heidelberg, waarover deze sprak bij gelegenheid van het congres voor psychotherapie, dit jaar (1927) te Nauheim gehouden. Zijn proefpersoon was een gezonde, zeer gemakkelijk en diep te hypnotiseeren vrouw, die zich voor deze onderzoekingen, waarvan zij de groote wetenschappelijke beteekenis inzag, welwillend beschikbaar had gesteld. Hij onderzocht den invloed van in de hypnose geïnduceerde auto-suggesties op de vorming van maagsap. Hierbij moet hem gebleken zijn, dat de samenstelling van het maagsap bij het eten van een bepaalde spijs dezelfde was, als de samenstelling van dit vocht, wanneer slechts de suggestie gegeven werd dat deze spijs werd gegeten. Suggereerde Hansen zijn proefpersoon het eten van eiwitrijk voedsel, dan ontstonden er, volgens hem, maagsap met fermenten welke het eiwit verteren; suggereerde hij het eten van vetrijk voedsel, dan vermeerderden zich de fermenten der vetvertering. Geen enkele proef moet, volgens Hansen, mislukt zijn. Bij de discussie, welke op de voordracht van Hansen volgde, werd het woord gevoerd door o.a. prof. Klemperer, die mededeelde, | |||||||
[pagina 642]
| |||||||
dat het ook mogelijk is, door in hypnose te suggereeren dat suiker gegeten wordt, het suikergehalte van het bloed te doen toenemen. Al deze proeven - en op dit thema bestaan verschillende variaties - bewijzen ons, dat er in ons iets is, waartoe wij ons onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden kunnen richten, dat ons aanhoort en gehoorzaamt, en dat organiseerend vermag op te treden. Een agens, gelijk dit iets is, dat een er aan medegedeelde gedachte in het organisme weet te realiseeren, kunnen wij ons moeilijk anders voorstellen dan als een denkende en organiseerende individualiteit, welke wij echter wel moeten weten te onderscheiden van ons waakbewustzijn (datgene wat wij in ons dagelijksch leven ons ‘ik’ noemen), daar daaraan de qualiteiten, welke noodig zijn om deze suggesties te kunnen uitvoeren, ontbreken. Dessoir noemt dit agens ons ‘dubbel ik’, Myers ons sub-liminale zelf, du Prel het transcendentale subjekt, Maeterlinck spreekt hier van ‘onze onbekende gast’, terwijl men het in mijn publicaties als regel het ons onbewuste genoemd vindt, d.i. dat deel van ons bewustzijn, waarvan wij ons onder normale omstandigheden niet bewust zijn.
Het verschijnsel der intellectueele exaltatie - door mij breedvoerig beschreven in mijn genoemd werk - leert ons het ons onbewuste kennen als een bewustzijn, dat zoowel in qualiteit als in quantiteit van ons waakbewustzijn verschilt, en dat in staat is langs den weg der automatismenGa naar voetnoot1) berichten aan het waakbewustzijn te doen toekomen. Een der meest merkwaardige voorbeelden van intellectueele exaltatie is het verschijnsel van den tempelslaap der antieke cultuurvolkeren, waarover ik een en ander heb vermeld in deel II, pag. 103 e.v. van mijn: ‘Beknopte Handleiding der Psychical Research’. | |||||||
[pagina 643]
| |||||||
De bekende Duitsche parapsycholoog Dr. Carl du Prel maakt in zijn: ‘Studiën uit het gebied der Geheim-Wetenschappen’ (vert. Dr. P. de Koning, deel II, pag. 62 e.v., uitg. P.M. Wink, Amersfoort, 1909) gewag van een proefneming, waartoe hij gekomen is op grond zijner studiën van dezen tempelslaap der Ouden. Zij werd genomen op 26 Mei 1889 te München door eenige leden van de ‘Vereeniging voor wetenschappelijke psychologie’ aldaar. Een van hen, B.P., fungeerde als proefpersoon, een ander, Dr. med. G., als proefleider. Eerstgenoemde, die in 1870 bij Sedan een schot in den schouder had gekregen, miste het vrije gebruik van zijn arm en leed nog steeds aan heftige pijnen in dat lichaamsdeel. Men bracht hem in hypnose en stelde hem daarna vragen over zijn verwonding en over de genezing van zijn pijnen, waarop hij begon te spreken over morfine, hetgeen hij echter geen goed middel vond, en over koude armbaden, welke echter ook maar voor een half uur konden helpen. Nu gaf Dr. G., de medicus, den proefpersoon het posthypnotisch bevel: ‘Vannacht zult ge droomen. Ge zult denken aan de vele en erge pijnen, welke ge al van uw verwonding geleden hebt, ge zult u die zoo levendig herinneren, dat ge u ernstig zult bezighouden met de vraag, of ge niet een geneesmiddel tegen uw lijden zult kunnen vinden. Ge zult het in uw droom vernemen en hooren hoe uw lijden volkomen genezen kan worden. Dit geneesmiddel of deze geneeswijze moet zich zoo vast in uw herinnering prenten, dat gij het morgen, bij uw ontwaken, beslist nog weet en ge het u blijft herinneren, tot ge Dr. du Prel ziet, wien gij nauwkeurig verslag van uw droom moet doen. Dat wat u gezegd is zal en moet geschieden....’ Het overige gedeelte van het bevel had betrekking op een ontwaken zonder pijn, in opgeruimde stemming, enz. De onderzoekers lieten B.P. nu nog eenigen tijd rusten, waarna hij, voorbereid op langzamerhand ontwaken, wakker gemaakt werd. Het sujet bleek nu niets meer te weten van wat er geschied was, en de onderzoekers onthielden er zich stipt van, toespelingen daarop te maken. Toen du Prel nu den volgenden middag bij B.P. kwam, was deze dan ook geheel onkundig van de ware aanleiding van dit bezoek. Dr. du Prel begon te spreken over de hypnose van den vorigen dag, en de patient beklaagde zich, dat deze hem slecht | |||||||
[pagina 644]
| |||||||
was bekomen. Na de zitting had hij weliswaar geen pijn gehad, en dat was vreemd genoeg, daar er toch onweer had gedreigd, maar 's avonds in bed waren de pijnen zoo hevig geworden, dat hij zich rusteloos om en om had gewenteld, en eerst om drie uur 's nachts was ingeslapen. Toen had hij een vreemden droom gekregen. Hij had een stem gehoord, welke hem toesprak en hem verwijten deed, dat hij traag was en niets tegen zijn pijnen deed. Hij moest beginnen met koude wasschingen. Voorts had de stem gezegd, dat hij omslagen van gemagnetiseerd water moest maken, en deze in een caoutchouc omhulsel moest laten uitwasemen. Dit zou hem leniging geven en wellicht de pijnen geheel verdrijven. Deze droom was hem zoo vreemd voorgekamen, dat hij hem 's mongens dadelijk aan zijn vrouw verteld had. Eerst nu lichtte du Prel den patient in, dat deze droom als de post-hypnotische uitvoering moest worden beschouwd van een hem in de hypnose gegeven bevel, en hij wist hem er voorts toe te brengen, het gedroomde geneesmiddel toe te passen, hetgeen, altijd volgens du Prel, tot een belangrijke verbetering in den gezondheidstoestand van den patient geleid heeft. Een analogon van dit verschijnsel van modernen tempelslaap is kortgeleden geconstateerd door den medicus W. Kröner (Charlottenburg) en beschreven in zijn werkje: ‘Mediale Diagnostik’ (Oswald Mutze, Leipzig, 1923). Zijn waarnemingen betreffen een jonge, gehuwde vrouw, die o.a. in staat blijkt te zijn op supernormale wijze juiste, medische diagnosen te stellen van haar totaal onbekende personen, met wie zij slechts ten behoeve der proefneming voor één enkel oogenblik in aanraking werd gebracht.
Men kan zich bij het bestudeeren van de verslagen van dergelijke proefnemingen ten hoogste verbaasd toonen, maar ik geloof nochtans, dat deze verbazing wel eenigszins luwt, wanneer wij bedenken dat de onderzoekingen op het gebied der parapsychologie ons o.a. de begrippen organiseerend principe en intellectueele exaltatie hebben geschonken. Want met behulp dezer begrippen wordt veel begrijpelijk, van hetgeen ons anders totaal onbegrijpelijk toeschijnt. De suggestie-therapie leidt ons tot het begrip organiseerend principe (waartoe men overigens ook langs andere wegen kan komen; men denke slechts aan het begrip vis medicatrix naturae der geneeskunde, tot op zekere hoogte identiek met dat van het | |||||||
[pagina 645]
| |||||||
organiseerend principe), dat ons lichaam heeft opgebouwd en in stand houdt.Ga naar voetnoot1) Voorts kan zij ons dit principe moeilijk anders doen zien dan als deel uitmakend van een, ofschoon ons waakbewustzijn onbewust, nochtans bewust (denkend) principe, door mij het onbewuste genoemd, en wij worden in deze zienswijze gesteund wanneer wij de berichten bestudeeren welke langs den weg der automatismen tot ons komen. Deze berichten plaatsen ons vaak voor het verschijnsel der intellectueele exaltatie, hetwelk wij ons wel niet anders kunnen begrijpen, dan door aan te nemen, dat het ons onbewuste een principe is, dat zoowel in qualiteit als in quantiteit van ons waakbewustzijn verschilt.
‘Onze onbekende gast’, om hier met Maeterlinck te spreken, is een denkend en organiseerend principe, dat zich in staat gesteld ziet langs den weg der automatismen zijn boodschappen aan het waakbewustzijn te doen toekomen. Wie dit alles vermag in te zien, kan zich niet langer verbazen over het feit, door C. Lombroso op pag. 110 van zijn: ‘Hypnotische und spiritistische Forschungen’ (J. Hoffman, Stuttgart) opgemerkt, n.l. dat ‘es Heilkünstler unter ihnen (de occult-begaafden) gibt, die oft absolut nichts von Medizin verstehen und doch merkwürdige Resultate erzielen’, een uitspraak waartoe deze groote geleerde gekomen is op grond der studie van gevallen, waarvan de hiervoor vermelde proefneming van du Prel een simpel voorbeeld is.
Naast de hiervoor besproken fenomena zijn het wel de materialisatieverschijnselen, welke van de zijde der parapsychologie de meest krachtige pleidooien ten gunste van het neo-vitalisme leveren. Onder materialisatie hebben wij te verstaan de vorming van stoffelijke structuren, meestal van ‘organischen’ aard, door een levend persoon en op supernormale wijze. Een dergelijke vorming ontstaat mogelijk door een exteriorisatie van het organiseerend principe. Met betrekking tot zeer veel tasten wij hier nog in het volslagen duister, maar het weinige, dat wij nu reeds met betrekking tot | |||||||
[pagina 646]
| |||||||
deze hoogst merkwaardige verschijnselen weten, pleit zeer zeker krachtig ten gunste van het neo-vitalisme.Ga naar voetnoot1)
Zoo komt de biologie dus, naast door een verdieping van haar inzicht met betrekking tot normale biologische verschijnselen, mede door de studie der parapsychologische (parabiologische) fenomena, steeds meer tot de erkenning, dat men er met uitsluitend mechanistische beschouwingen niet komt, doch dat zij moet komen tot het aanvaarden van het bestaan van een wonderlijke macht - noem haar met Prof. Dr. Driesch ‘Entelechie’, met Prof Dr. Jordan (Utrecht) ‘Ganschheid’, het is om 't even - welke opbouwend, instandhoudend en herstellend werkt. Zij is het welke o.a. het aanzijn geeft aan dit schitterende mechanisch geheel, dat wij als ons lichaam kennen. Met deze erkenning stelt het neo-vitalisme zich niet tegenover, doch boven het biologisch mechanisme.... | |||||||
VIII. Neo-vitalisme en neo-spinozisme.Het Cartesiaansche dualisme vond tot op zekere hoogte een bestrijder in den persoon van den denker Baruch de Spinoza 1632-1677). Men kan de leer van dezen denker met Prof. Dr. G. Heymans ‘de leer van het onbekende derde’ noemen. Descartes had, naast God, de oneindige Substantie, het bestaan van nog een tweetal andere substanties aanvaard: die der Denking (het psychische) en die der Uitbreiding (de stof, de energie). Spinoza nu verklaarde slechts aan het bestaan van één substantie te kunnen gelooven, welke hij de Substantie noemde, ook wel God of de Natuur. De zielen (de ‘denkingen’) en de lichamen (het materieele, de uitbreiding) zijn, volgens hem, openbaringsvormen der Godheid (van de Substantie of de Natuur), die mogelijk ook nog andere openbaringsvormen kent, welke echter aan onze (normale) waarneming ontgaan. De hoogste werkelijkheid, de laatste grond (oorzaak) van al het zijnde is voor Spinoza God, de Substantie, het Geheel der dingen, de Natuur. | |||||||
[pagina 647]
| |||||||
Spinoza heeft bij zijn tijdgenooten over het algemeen zeer weinig waardeering gevonden. Vele denkers der 17e eeuw beschouwden hem als een atheïst, hoewel geheel ten onrechte. De groote waardeering, welke men thans algemeen voor Spinoza koestert (op 21 Februari 1927 herdacht men in den Haag onder groote internationale belangstelling den dag, waarop hij vóór 250 jaar aldaar overleed) begon eerst tegen het einde der 18e eeuw te ontstaan, toen mannen als Goethe en F.H. Jacobi (1743-1819) zich voor Spinoza gingen interesseeren. Bekend zijn de brieven van laatstgenoemden over Spinoza aan Moses Mendelssohn, in 1785 verschenen.
In de vorige eeuw zien wij opnieuw een poging aangewend om het Cartesiaansche dualisme tot een monisme te herleiden. Zoo ontstond het psychisch monisme van Fechner, Paulsen, Strong en en Heymans. Tegenover dit spiritualistische systeem staat het materialistische energetisch monisme van von Bechterew, dat zijn voorloopers vindt in de stelsels van o.a. Büchner en Haeckel. Deze thesis en anti-thesis vinden haar synthesis in het pneumat-energetisch monisme van den Nederlandschen natuurfilosoof Ir. Felix Ortt, gelijk door mij is aangetoond in mijn opstel: ‘Rond het Monisme’ in: ‘Vragen van den Dag’ van Dec. 1925. Volgens Ortt moeten de twee moderne, natuurfilosofische begrippen energie en entelechie gezien worden als openbaringsvormen eener onbekende derde, de Godheid, waarmede Ortt een schitterende en welgeslaagde poging heeft gedaan, om de klove tusschen twee, elkaar geheel tegengestelde wijsgeerige stelsels te overbruggen door een eigenaardig, monistisch systeem, dat men neo-spinozistisch zou kunnen noemen.
Ik heb in mijn: ‘Beknopte Handleiding der Psychical Research’ herhaaldelijk gewezen op de groote beteekenis van Ortt's systeem van het pneumat-energetisch monisme als werkhypothese ten dienste der parapsychologie. Zij veroorlooft ons recht te doen wedervaren aan dat oer-oude denkbeeld van een Algeest, waaruit alle wezens - van de hoogste tot de laagste - ontstaan zouden zijn, en waartoe zij eenmaal moeten wederkeeren, zooals wij dit b.v. in de wijsheid der Brahmanen aantreffen. | |||||||
[pagina 648]
| |||||||
Wanneer wij met de Hindoe-wijzen aannemen, dat de menschelijke geest (atma) is een deel, een vonk van den Algeest (Brahma) en nu voorts met Ortt gelooven, dat Brahma (het atma) zich in deze wereld openbaart in qualiteit als entelechie (ziel), in quantiteit als energie (stof)Ga naar voetnoot1), dan zijn wij in staat vele vragen te beantwoorden waarop wij zonder een dergelijke theorie het antwoord schuldig moeten blijven. Ik weet zeer wel, dat er van uit ken-kritisch standpunt bezwaren tegen deze psychosofie en metafysica zijn in te brengen en ik erken te veel de groote beteekenis van Kant en zijn school om deze niet te tellen. Maar uit dien hoofde spreek ik dan ook van een werkhypothese, zeg ik dat het (voor ons menschen) zoo zou kunnen zijn.... Deze neo-spinozistische oplossing van het probleem heeft, naast het voordeel dat zij onze monistische intuïtie bevredigt, tevens vele andere, waaronder enkele welke het psychisch monisme mist. Zoo stelt zij ons b.v. in staat te komen tot de synthese der antithesen wisselwerking en parallelisme, gelijk ik in deel III (pag. 36) van mijn genoemd werk heb aangetoond.
Met recht spreekt men de laatste jaren van den cirkelgang der fysiologie, sinds de endocrinologie opnieuw recht begint te doen wedervaren (in principe althans) aan de oude humorale opvattingen van o.a. Galenus. Men kan thans ook gaan spreken van den cirkelgang der psychologie; Ortt kent (met Driesch) aan de entelechie een tweetal qualiteiten toe: het organiseeren en denken, en keert daarmede in principe terug tot de psychologie van Aristoteles. En het systeem van Ortt is een product van den tijdgeest, welke steeds meer geneigd maakt in de natuur het bestaan te aanvaarden van een ordenend beginsel, dat niet verklaard kan worden uit de wetten, tot op heden ontdekt in de fysische en chemische laboratoria. En met de aanvaarding van dit beginsel begeven wij ons op den weg welke leidt tot een verzoening tusschen theologie en natuurwetenschap, een verzoening, welke zeer zeker niet anders dan tot het heil der menschheid kan leiden. |
|