De Nieuwe Gids. Jaargang 43(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 535] [p. 535] Herfst door Hélène Swarth. I. Grijze herfstdag. Door de open hartjes van de donkre blinde, In kamerduister, wezenloos en veeg, Weer ziet de Dag mij aan met oogen leeg En blinkend bleek als de oogen van een blinde. Hij jaagt mij van de peluw, waar ik zeeg In zalig niet zijn, dat ik wedervinde Mijn leven, 't braaf mij op de schouders binde En voel hoe zwaar 't mijn hart en leden weeg. Dan, loom weer zwervend door verlaten lanen, Waar wuivend suizlen zware bladervanen, Die herfst al vlekt met wijnrood, goud en brons, Bedwelming vraag ik bittre boscharomen En hoor aldoor in 't zuchten van de boomen: - ‘Dool jij daar weer en hoopt nog heil van ons?’ [pagina 536] [p. 536] Allerzielen. 1. O teederste Engel van Gods mededoogen, Wiens wiegelied verkalmt den bangen nacht! Leg niet uw handen zeegnend op mijn oogen, Aleer ik ál mijn dooden vroom herdacht. Heeft de aarde uw stof voor eeuwig ingezogen, Uw lippen lief, uw handen warm en zacht, Ver van 't azuur, waarheen uw beden vlogen, Zoo diep verzonken onder zerkevracht? Mijn lieve dooden, helpt mij weer gelooven Aan wederzien in Zomerland daarboven, Waar 't Meer van Vrede blauwt in zilverlicht. O zal ik morgen u in de armen snellen, Uw luistrend hart mijn levenssmart vertellen, Tot leed versmelt voor 't goddlijk Aangezicht? 2. Wil 'k, éen voor éen, u elk éen uur maar wijden, O lieve schimmen, nevelbleeke stoet, In schemergrauw mij zwevend tegemoet, Novembernacht, hoe traag ook, zal verglijden, Aleer ik allen bood mijn liefdegroet - Maar 'k zal niet laf in sluimer u vermijden, Wijl elk weer wekt een heugenis van lijden. Neen, 'k wil u laven met mijn hartebloed. Zoo nadert allen, zelfs uit ver verleden. 'k Heb trouw voor u om vrede en heil gebeden. Nam God u op in sferen van genâ? O drinkt en antwoordt: - Zal mijn Ik verrijzen? Zal éen van u den waren weg mij wijzen, In blank mij kleeden wen ik sterven ga? Vorige Volgende