De Nieuwe Gids. Jaargang 43(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 537] [p. 537] Gedichten door A.J.D. van Oosten. November. November waart met stil mysterisch licht in schemermiddag door antieke kamer waar 't matgrijs bij den val der wanden zwicht, en 't donzen meubelbruin opbronst voornamer; en zweeft over blauw' borden, recht gericht op vagen schouwrand, langs waar behoedzaam, er een oer-oud afgodsbeeld met stram gezicht verheven heft zijn hoogen hemelhamer. En stom de staartklok peinst, in rust, bij de elf, tot waar ten morgen traag haar wijzers kropen, ook 't uitgaand houtvuur mijmert in zich zelf, op 't lage rooster, violette vlek. Dan sloffen loome voeten, deur gaat open, piano speelt Chopin, in naast vertrek. [pagina 538] [p. 538] Nachtwandeling. Aan Cl. W. We dolen door den nacht, die daalde in 't rond; de wereld slaapt, alleen wij beî zijn wakker, de aarde ademt zacht, de geur van veld en akker stijgt warm omhoog uit milden lentegrond. Gedempte hoefslag klinkt - vèr blaft een hond - dof bonkt een boerenkar met hol gedakker, en ratelt aan - passeert - 't gerucht rolt zwakker, en zinkt weer in de stilte van den stond. Nog staan we - als bij tooverslag gevangen in luistrende ernst - ik zie je blank gezicht, je rustige oogen klaarder dan tevoren. De zwoele nacht blijft onbewogen hangen, over het slapend land - maar rank en licht, is in ons vreezend hart de vree herboren. [pagina 539] [p. 539] Wachtende reizigers. Op 't nachtperron loopen, ineengedoken, schuiflende menschen ruchtloos heen en weer, strakke gestalten, in zich zelf verstoken, kil-ziend, in botten trots, op de andren neer. Er dreigen àl uitdagende gelaten, tegen elks loeren blinkt een blik die tart, ze toonen grimmig hòè ze elkander haten en schrijden voort, met koelen moord in 't hart. Ze trachten tergend elkaar af te matten, ontwijke' elkaar of dwinge' elkaar terzij; ze deinzen als ze elkaar wild konden vatten, en naadren weer, maar gaan toch stil voorbij. Hun geest kwelt zich met gruwelijken nijd, maar elk bedwingt zich, en beidt kalm zijn tijd. Vorige Volgende