| |
| |
| |
Toch tot haar doel door J. de Meester.
(Vervolg van pag. 391.)
Tweede boek.
I.
Nadat Piet er op den dag af drie weken was geweest, kwamen de heer en mevrouw Kramer-Engelaar bij het einde der huwelijksreis hem te Rotterdam aan den Bergweg halen. Veertien dagen later zou tante Eva worden beloond door vier dagen hun gast te zijn. Het was half November en miezerig-koud. Met een nieuw boek van Duhamel, haar door Nico gebracht als geschenk van de reis, had zij ditmaal een tocht die kort viel. Op het stationsplein te Amersfoort wachtte de gastheer haar af met den jongen.
- Dorst je dat doen? Met dit nare weer?
- Dit weer? Met Piet? We gaan alle dag uit. Zijn vader leert hem de weg in de stad. Petrus, waar is de Valkestraat?
't Kind keek naar Eva, lachte als listig, maar kneep de lippen die krulden opeen.
- Uil, ik heb hem je net gewezen. De Valkestraat komt uit in de Langestraat. Het eerste vak dat ik hem leer om zijn weg door het leven te vinden, de Aard-rijks-kunde! Was ik al niet een meester-schilder, het zou jammer geweest zijn van de docent die in mij is verloren gegaan.
- Je wordt nog een meester-vader, dacht Eva.
Toen zij bij huis waren en Nico den sleutel stak in het deurgat, had Piet na volhardend zwijgen een vraag:
- Tante, hoe is het met juffrouw Trui?
- Best, zei Eva, dank je wel, de juffrouw heeft me de kompelemente voor je meegegeven.
| |
| |
Nico lachte: - Wat 'n vriendschap!
- Die is de laatste twee dagen ontstaan door bemiddeling van de kanarie. Maar 'k wist niet, dat hij juffrouw zei.
- Trees laat zich ook juffrouw noemen.
Eva herinnerde zich het pijnlijk moment bij Antje's voorstelling aan de Douairière, toen die geen antwoord op de vraag gaf, of Trees de naam was van de dienstbô; doch ze zei hier maar niets van aan Nico. Wel wees ze hem op de merkwaardigheid, dat Piet naar Trui vroeg, niet naar Mientje, die hij toch veel langer kende.
- Juist daardoor! Trui was wat nieuws, net als de papegaaien uit de Diergaarde.
- Je bent een pedagoog! lachte Eva.
Op hetzelfde moment kwam Antje ontsteld aanloopen, zij had hen niet zóó gauw verwacht! Nico, die Eva's valies had gedragen, bracht dit naar boven en wees haar de logeerkamer, welke bij het domein lag der Douairière.
- Hoe zijn de buitenlandsche betrekkingen? fluisterde Eva.
Nico liet het hoofd iets scheef gaan, trok de wenkbrauwen in de hoogte en spreidde de handen uit dicht bij de kin, gebaar dat beteekende: ach, zoo zoo.
- Vooral de jongen kan geen goed doen; daarom bemoei ik me juist veel met 'm, dat Nicht begrijpen mag: het baat niet.
Eva dacht: de halve waarheid; met den jongen zou jij je toch wel bemoeien, maar nu doe je het ondanks Nicht en vindt aan dat gedrag iets pijnlijks. Zij besliste in stilte: ik breng dat in orde en treuzelde op de bovengang, doch de deuren bleven gesloten.
In de huiskamer glansde het koffiestel, alles was bijna zoo keurig als vroeger; nochtans zag Eva verandering. Eén ding had tóen niet kunnen zijn: op de tafel vlak onder het stel, op den schoorsteen en op het tafeltje naast de deur lagen pijpen, grove tabakspijpen, drie dikke pijpen in één kamer en rondom die pijpen was asch en tabak.
- Antje, hoe kun jij dat dulden?
Antje sprak: - ‘Niek wil et zoo’ en kuchte verlegen ergernis weg.
Een tweede verandering was er aan Piet. Te Nunspeet hing hij aan moeders rok, Eva miste hem soms uren, maar dan was ook Antje de hei op. Hier aanschouwde zij deze als vrouw-van-den-huize, hetzij in kamer, gang of keuken, wanneer ‘Tante’ ook daar
| |
| |
dorst neuzen; Piet was zelden of nooit te vinden en Eva deed met opzet geen navraag. Trouwens, een half uur na haar aankomst wist ze dat de knaap zijn weg ging. Van boven gekomen, dronk ze haar koffie, toen Piet de tuinkamer binnenwipte, natuurlijk zonder voeten vegen; doch wel nam hij zijn mutsje af, terwijl hij Tante twee peren aanbood met een zelfvoldaan: - Voor jou.
Even later - Piet weer weg - keek Nico lachend om de deur: allemachtig, koffie klaar, dan had Petrus toch gelijk, Nico had hem niet durven gelooven: nog geen twaalf uur en koffie.... Piet? natuurlijk in de schuur, maar kwaad kon ie niet, de bijl was verstopt.
- De bijl? vroeg Eva.
- Ja, Dame, de bijl. Ofwel d'n aks als u liever wilt. Een snijdend werktuig, dies verstopt, want Piet die den ouwen heer moet helpen aan 't fabriceeren van het brandhout, beperkt zijn taak tot takjesbreken. De Douairière heeft haar spaanders, aan die voor beneden wordt nog gewerkt.
Nico had een pijp genomen, porde, pikte, of het ding schoon kwam, maar stond op om een andere. Toen hij daar den brand in stak, met de eerste naast zich op tafel, genoot hij zóó zichtbaar doordat het vuur pakte, zijn blik ging zóó vergenoegd door de kamer, zijn luiheid waardeerde den zetel zóó echt, terwijl zijn vrouwtje dribbelde en aan Eva een tweede kop koffie inschonk, dat deze lachend: - ‘Es ist erreicht!’ zei, te laat bedenkend: - Hemel, Antje! weer zal die zeggen: ‘Ik ken geen Fransch.’ Geen gesprek, sinds de verloving, of er kwam een gevaarlijk moment, dat Eva bracht op de gedachte aan het tochtje naar Harderwijk, toen Antje zich met dat excuus tegen Nico's ‘Aennchen von Tharau’ verweerde. Nu doorzag en voorzag hij terstond. Al wat hij wenschte was bereikt, maar ja, zijn vrouw kon moeilijk weten: Eva herhaalde daar den juichkreet, waar een kapper te Berlijn jaren geleden zijn vreugde mee uitte, toen hij na eindeloos friseeren de snor van den Keizer in den verlangden draai had gekregen....
- Wanneer laat jìj nou je haren 's snije?
Antje was er voor blijven staan om, in presentie van de gast, die vraag te doen als een verwijt, bij welks beteekenis voor haar vreemde talen en kappers en keizers immers alle belang verloren.
| |
| |
- Die zit! juichte Nico; en met zijn stem jubelde zijn blik naar Eva.
Voordat het eten op tafel gebracht werd, kreeg Eva ook de hit te aanschouwen. Antje had haar ingewijd: de naam van het meisje, dat dagelijks van kwart vóór acht tot drie uur hielp, was Elizabeth; de moeder had bij het eerste bezoek niet anders dan van Lies gesproken, maar de buurt kende Bet, had haar zoo gedoopt, de maanden van haar vorigen dienst op den hoek bij den kruidenier.
- Dag Elizabeth, zei Eva en zag Bet op dien groet uit de melkkan morsen, nog wel over het Turksche kleedje. Elk ander antwoord bleef uit. Eva besefte, dat de ongedwongenheid in dit zoo wel gemeubelde stads- en predikants-huis moèst achterstaan bij de vrijheid te Nunspeet. En nog vóór het aan tafel gaan bracht een schoon avontuur met Piet daarvan de burleske bevestiging. Er rinkelde glas en dat viel op het stoepje vóór de raamdeur der huiskamer. Toen Eva naar buiten keek, zag ze het kind, een vinger aan 't mondje en starend naar boven, tusschen de dorrende stamrozen staan. Meteen ontstond er gestommel in huis, Antje liep aan: - Wat is er gebeurd?! en Eva herkende de stem van Trees, die het antwoord van de trap riep door haar beklag te doen aan Bet. Piet had een ruit van juffrouw Kramer haar slaapkamer ingegooid en dat was iets verschrikkelijks: hoe kwam men zoo gauw aan een glazenmaker? waar kon de juffrouw straks gaan rusten? zoo'n man stond toch maar niet dadelijk klaar! en wat een onkosten gaf dat weer!
Opgestaan, tegen Antje gedrongen, wier hand den knop van de deur omknelde, hoorde Eva de klachten mee aan, zooals ze heenvielen over Bet.
- Roep Nico! fluisterde zij naar Antje.
Doch meteen werd er achter hen tegen de raamdeur getikt en zag zij Nico met huilenden Piet, die bij het oor werd opgebracht. Vaders oogen tintelden vreemd. Echter noemde hij het een ernstig geval, niet verdoezeld met Piets verklaring, dat zijn steentje bedoeld was geweest voor een kat, waarvan hij den vorigen morgen gezien had, dat ze een musch overviel en meenam; een musch, in den tuin neergevlogen om kruimpjes, door Vader voor de vogels gestrooid.
- Dus, concludeerde Tante Eva, is het Vader zijn schuld, dat de ruit is gebroken.
| |
| |
Piet keek beduusd, norsch-ongeloovig; Vader meende dat Tante Piet voor den mal hield en wist er helaas niets anders op dan zelf te gaan om een glazenmaker.
- Mag ik mee? vroeg de onvervaarde.
- Nee, zei Vader, je gaat naar je bed.
Doch Tante vroeg haar ter wille vergeving; om haar plezier te doen werd die geschonken, maar het middagmaal leed eronder, want de groente brandde aan.
Terwijl de ontsteltenis in kamer en keuken voortduurde, besloot Eva haar gang te gaan. Voor haar doen vlug de trap opgekomen, tikte ze aan de middendeur die, naar ze nu wist door het vallen der scherven, niet die van Nicht haar slaapkamer zijn kon. Op een tweeden klop volgde een aarzelend: ‘Ja’: het was dus de huiskamer der Douairière. Een blik vol verbazing trof de bezoekster.
- Dag, Juffrouw Kramer. U neemt me niet kwalijk? Het was mijn plan u straks te bezoeken, maar ik hoor dat een ruit is gebroken.
- Dat deed die jongen, Juffrouw.... Bergmann.
- Ik weet het, maar ik wou u vragen: wilt u straks in mijn kamer gaan rusten? Ik bedoel de logeerkamer, het bed is er opgemaakt, als u dat nu wilt gebruiken....
- Ik denk, sprak Nicht met waardigheid, dat mijn neef voor een andere ruit zal zorgen.
- Natuurlijk! Nico is al uit. Maar 't is het schaftuur, als de glazenmaker misschien niet dadelijk kan komen....
- Heel vriendelijk, Juffrouw.... Bergmann, maar ik dank u. Ik zal me weten te behelpen.
Eva boog en kwam beneê, de kous op den kop, zooals ze den heer des huizes beleed, die juist terugkeerde van zijn boodschap. De goeiert zuchtte: - Alle dag wat, waarom nu juist een ruit van Nicht!
't Begin van het middageten was somber, maar Eva hield haar opgewektheid. Na het maal, dat als feestdisch bedoeld, doch eigenlijk alleen in het 's morgens door Nico aangevoerde nagerecht van gebakjes en twee soorten vruchten geslaagd was, ging zij fluks met het kind er op uit. Het hart vol haat tegen de kat, die zich wéér in den tuin had durven vertoonen, scheen Pietje niet zóó welgemutst, als Tante na de gebakjes verwacht had. Dus moest de speelgoedwinkel helpen. Piets keuze vorderde beider geduld,
| |
| |
maar de uitslag was beider belooning. Zijn eerste stellige wensch was een trom, doch Eva vond dat Nicht verzoeken. Liever het oog gestreeld dan het oor, desnoods dan toch met militairisme. Alleen haar beurs had scha ervan, dat Piet naar huis keerde, niet met een trom, maar met een pracht-sjako en een sabel. Zóó met den jongeling naar boven! Tante dorst het waagstuk niet aan. Ze zond Elizabeth met een kaartje, wanneer het juffrouw Kramer zou schikken. ‘Dan maar dadelijk’, luidde het antwoord. Dus maar dadelijk in het vuur. Nico prees haar een heldin en Antje vond het toch zóó'n ding, dat Eva wel een poging wou wagen om ‘vrede hier in huis te krijgen’ - waar vond die mond die boekentaal! - dat zij opstond van de tafel vol te herstellen ondergoed, om bedeesd en ontroerd Eva's hand te drukken.
Toen Eva dien eersten avond in bed lag, hinderde gesnork van Trees, wier kamer naast de logeerkamer was; doch het sarrende wakker blijven werd door zelfverwijt veroorzaakt. Dat zij zich weer had ingebeeld, de gaaf haars vaders te bezitten om alle menschen in te palmen! Omdat ze de vorige maal was geslaagd!.. Toen gold het toekomst en mogelijkheid, nu gold het heden en werkelijkheid. Zooals twee opgesloten katten zaten de twee hierboven te blazen; als lastige ouden die zich vervelen zaten zij zich te ergeren. Trees, deftig ‘binnen’, keek telkens op bij het onschuldigste gerucht, ook als het duidelijk van de straat kwam. Nichts klachten betroffen alle het kind, hoewel ze ook grieven had over 's avonds, wanneer de jongen al uren sliep. Trees liet zich den term ‘het joodje’ ontvallen; Nicht's kuch gaf het overbodig bewijs, dat het tweetal daar Piet mee aanwees. Eva vermocht zich in te houden, zelfs na deze onhebbelijkheid, doordat ze, bij alle prikkeling, met wroeging dacht: wat ben 'k begonnen, hoe kwam ik op het onzalig idee, dat het oude mensch hier moest blijven, opgeborgen hierboven met Trees, waar ze geen van beiden iets doen en de vloer alleen Nicht van de huiskamer scheidt, die zoo lang haar domein geweest is.
Maar Eva's zelfverwijt sloeg dieper. Bevorderd had zij dit huwelijk niet, maar evenmin het tegengehouden. Zij dacht alles te doen met geld! Ook toen zij Nico's verliefdheid merkte, kwam ze dadelijk met haar beurs aan, alsof hij na Grootvaders erfenis niet voor eigen rekening kon op reis gaan. Hij was onpraktisch, zij
| |
| |
niet minder; maar hij was zóó teergevoelig, zijn genegenheid ging diep, ook wel degelijk voor Nicht; juist daardoor vond hij de oplossing prachtig, dat Nicht het huis niet zou verlaten. En Nicht zelf, dat die wou blijven, bij dit huwelijk, zóó gehaat? Van alles kon invloed hebben geoefend, zelfs de diabolische hoop Nico's teleurstelling te aanschouwen!
‘Hoe krijg ik het nare mensch nu het huis uit?’
Haar gelaat was in donker den kant toegekeerd, vanwaar het martelend gesnork kwam; zoo vormden Eva's gedachten die vraag, waarbij ze metéén vol schaamte den rug boog.
Want dáár lag de fout juist, die gedachte: zij, àlmaar trekkend aan de touwtjes!
Wat ze voor Piet deed, vond Nico best, ofschoon hij weigerde het door haar vastgestelde jaargeld op te steken; hij liet dat staan ‘als studiefonds’....
Te veel had zij deze maanden bedisseld. En 't resultaat?.... Het gesnork van die meid, als een den nacht door durend verwijt, dat zij het tweetal had hier gehouden.
De nachtgedachte kreeg invloed op Eva; gestadig nam ze zich in acht, zoowel bij Nico als bij Antje en soms gaf het iets stroefs aan den omgang. Of lag de schuld voor een deel aan Antje, was haar logeeren het vrouwtje te veel? De goeiert deed haar best voor 't huis; Bet wilde ook wel, maar was een slonsje; en beiden hadden heel den morgen Trees achter zich aan, die ‘voor háár juffrouw’ nu dit, dan dat in de keuken kwam doen en met 'n paar woorden, een vraag of een klacht Antje liet voelen: je kunt er niets van. Wel wist Nico dan soms een grapje, maar zelfs het clownswerk miste doel: de jongeheer had het verkorven bij Trees.
Knus waren alleen de avonden en Eva's laatste kreeg iets van een feest. Alles werd opgehaald van de bruiloft, want alles had plezier gedaan, hoe weinig het eigenlijk was geweest. De telegrammen van Sint Lukas, 't geïllustreerd gedicht van Rogmans en dan dat Overwater zelf kwam! Zelfs de korte wethoudersspeech, dat ze mekander trouw mochten blijven.... Maar vooral het bruiloftsmaal.
- Wat sprak Luiken hartelijk, hè?
| |
| |
- Willem toch ook! verbeterde Antje.
De toost, door Willem voorgelezen, was zeker welgemeend geweest en 't eenige dat er ‘van Antje's kant’ kwam.
- Waarom zou Hendrik hebben gezwegen?
- Hij dors' nie' goed. In dat gezelschap....
- Eef, hij heeft tweemaal met je geklonken!
- 't Is waar! Dat ik het kòn vergeten!
- Wil je de plaatjes van de tooverlantaarn nog eens zien?
Hoe vlug wist Nico af te leiden, om de kleinste perikelen heen! 't Was ook zijn gaaf geweest als bruigom, midden in die tweeslachtigheid van zorgelooze kameraden met een aangeboren beschaving en knechtsvolk zonder veel beschaving met opzettelijk deftig-doen. Eva verklaarde zich gretig bereid, de door Luiken en Terpstra geteekende, maar grootendeels door haarzelve verzonnen prentjes, beginnend met het beeld des bruigoms, als marskramer bloesjes vertoonend aan Antje, nog weer eens allemaal te zien. Voor Antje bleken de platen een schat. Vooral die, waar ze sliep in het duin.... Niet dom, dacht Eva, je bent er een schat. Maar nu haar opgetogenheid, bij het nogmaals aanschouwen van 't ‘slot finaal’: Nico en zij terugkeerend van de reis en vóór een tuindeur der fantazie, omrankt met groen en rood van rozen, verwelkomd door een prachtig ventje, waarlijk met liefde door Luiken geteekend: ‘De zoon die wacht.’
Het was riskant geweest, maar 't slaagde. Luiken had het offer gevoeld, dat zijn vriend Kramer bereid was te brengen, door de liefde voor een vrouw te verwijden tot liefde voor een kind dàt er was. Zoo werd die laatste vertooning iets echts en hierdoor kon bij deze twee menschen de plaat nooit te vaak voor den dag gehaald worden.
- Hè ja, besloot Eva, terwijl Nico de banden oprolde, 'k ben blij, dat ik ze nog eens gezien heb. Juist nu, niet meer in bruiloftsstemming. Ze zijn werkelijk meer dan aardig, Luiken heeft er gevoel in gelegd, echt vriendewerk....
- Niewaar? knikte Nico.
- Ja, zei Antje, 'k blijf 'm d'r me leve lang dankbaar voor.
(Wordt vervolgd.)
|
|