De Nieuwe Gids. Jaargang 43(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Demonen door Hélène Swarth. I. In zwarten nacht zijn toornend losgebroken Wie 'k sloeg in keetnen, donkere Demonen. Zij lachen luid, ze omdringen mij en hoonen: - ‘'t Lam lekt de hand, die 't hart hem heeft doorstoken!’ - ‘Lafhartig kind, dat liet uw liefde loonen Met spot en haat en leeft nog ongewroken!’ - ‘Onnoozel kind, dat zou geen riethalm kroken En niets meer wil dan in den Hemel wonen!’ In nevelgrauw zie 'k vlamrood hun gelaten. - ‘Rijs óp!’ - ‘Berust niet meer!’ - ‘Leer eindlijk haten!’ - ‘Neen, laat mij vrij! Geen wraak, die mij bevredig'. 'k Bedwelm u wel met wierook van gebeden. Hij drijve u uit, die heeft voor ons geleden!’ - ‘Uw Heiland? machteloos! uw Hemel? ledig!’ [pagina 43] [p. 43] II. Zoo 'k naai voor de arme een kleed - ‘Geen heil in goede werken!’ Zoo 'k louter de avondcel met zuivre wierookwalmen: - ‘Hoe laat ge uw zondig hart door ijle damp verkalmen?’ Strooi 'k bloemen op een graf - ‘Wie zoekt gij onder zerken?’ Blijf 'k voor apostel, Heiland of Maria talmen: - ‘Verleidt uw zinnen 't ijdel beeldenspel der kerken?’ Bekruis 'k me - ‘Onnoozel kind! De lucht met kruisen merken!’ Kniel neder 'k voor gebed - ‘Zoo buigt de wind de halmen!’ O zoemend spotrumoer der stemmen, die me omkrielen Gelijk een vlinder, wentlend stof van wagenwielen! - ‘Verheft ge u boven ons, in hoogmoed van Demonen?’ Geliefde, aanzie mijn deemoed! Laat voor U mij knielen! Leg 't zwijgen op de stemmen, die mijn leven hoonen. Laat me in de blanke sfeer van uw genade wonen. [pagina 44] [p. 44] III. Toen raapte Satan, sluw, met grijnzend mom, Van de aarde een steen, dien hij den Heiland bood. - ‘U hongert zeer! Nu van dien steen maak brood!’ Doch, hem versmadend, zag niet éenmaal om De Heiland, rijzend blank in avondrood, In woestenij gewijd tot heiligdom. En hoe durf ik nu Christus vragen: ‘Kom! Buig U tot mij en red mij van den dood? ‘Voor brood van liefde kreeg ik steen van haat. Mij hongert zeer - De steen ligt koud en hard Gelijk een grafzerk op mijn leedvol hart. ‘Volbreng voor mij uw wonder! Neen, versmaad Mijn noodroep niet, waar 'k handen wring en ween! In brood des levens toover óm dien steen!’ Vorige Volgende