De Nieuwe Gids. Jaargang 43
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 689]
| |
Guido Gezelle en de Engelsche letterkunde door Dr. J. Decroos.In ‘Het Leven van Guido Gezelle’ door Aloïs Walgrave wordt op blz. 252-254, deel I, uitgeweid over Gezelle's beoefening der Engelsche taal en zijn geestdrift voor de Engelsche letterkunde. ‘Die nadere kennismaking’ zegt de levensbeschrijver terecht ‘met dat andere - maar verwant - volk, deed hem beter het tekort inzien van ons volk aan eigen willen en leven. En de vreemde taal werd hem een uitkijk tot hooger en breeder uitzien over eigen taal’. Men kan m.i. de inwerking ten goede die de Engelsche literatuur op Gezelle heeft geoefend niet licht overschatten. Dat Gezelle als West-Vlaming zich tot Engeland en de Engelsche Poëzie aangetrokken gevoelde is niet te verwonderen. De uiterlijk ietwat koele, naar binnenlevende West-Vlaming, in wiens aderen het zware Saksisch en Friesch bloed vloeit, is nader aan de Angelsaksische volkeren verwant dan de Nederfrankische, levenslustigere, luidruchtigere en zinnelijkere Vlamingen uit andere gouwen. Deze laatsten lijken meer bloed- en zielsverwant met de luchthartige, ook meer naar buitenlevende, Duitsche Rijnlanders, die insgelijks overwegend Franken zijn. Daarbij komt dat de Engelsche poëzie toentertijd van veel grooter beteekenis was dan de overige gelijktijdige West-Europeesche dichtkunst en dat het meevoelen-met-de-natuur niet alleen in de Engelsche literatuur een veel ruimer plaats innam maar er ook veel fijner, veel meer verbijzonderd was dan in de onze. Daar kon de geniale tuinmanszoon die van zichzelven getuigde: | |
[pagina 690]
| |
Mij spreekt de blomme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft!
zijn hart ophalen aan tot in de kleinste bijzonderheden afdalende, in een ‘schuldeloos blommeken’ of een nietig ‘kruideken’ zich verdiepende natuurbeschouwing zooals wij die ook in zijn eigen verzen zoo dikwijls aantreffen. Als Engelsche schrijvers die Gezelle gaarne las worden in Walgraves boek vermeld: Shakespeare, ‘voor Gezelle de grootste dichter na Homeros’, Longfellow, wiens Song of Hiawatha hij overgedicht heeft, Moore, Wiseman, Newman en Faber. Gezelle heeft echter nog veel meer Engelsche schrijvers gelezen. Onder zijn eerste, onuitgegeven dichtproeven komt bijvoorbeeld een vertaling voor van een gedicht van Felicia Hemans. Hugo Verriest vertelt dat hij voor zijn leerlingen Burns verklaarde. In zijn ‘Een Uitstap in de Warande’ heeft Gezelle overigens een stukje opgenomen getiteld: Jan Geerstegraan. Dit is niets anders dan een zeer getrouwe vertaling-in-proza van Burn's ballade: John Barleycorn. Gezelle moet, naar mijn meening, dagelijks Engelsch gelezen hebben, anders had hij zich niet zoo'n meesterschap over die vreemde taal kunnen eigen maken: we weten immers dat hij zelfs Engelsche verzen geschreven heeft en het is niet mogelijk in een taal te dichten die niet, alsof 't ware, met onze ziel vergroeid is. We kunnen ook gerust aannemen dat hij, zoo hij wellicht niet geheele dichtbundels van dichters van beteekenis als Burns, Wordsworth, Walter Scott, Lord Byron, Shelley, Keats en Tennyson bezat, dan toch enkele van hun mooiste gedichten in bloemlezingen zal hebben leeren kennen. En als hij toen van Wordsworth las: My heart leaps up when I behold
A rainbow in the sky:
So was it when my life began;
So is it now I am a man;
So be it when I shall grow old,
| |
[pagina 691]
| |
Or let me die!
The Child is father of the Man;
And I could wish my days to be
Bound each to each by natural piety.
ofwel: One impulse from a vernal wood
May teach you more of man,
Of moral evil and of good,
Than all the sages can.
moest het hem dan niet te moede zijn alsof de Engelsche dichter Gezelles eigen innigste gevoelens vertolkte? Zullen gedichten als ‘To a mouse’ van Robert Burns waarin deze met zoo hartelijk medelijden de kleine verschrikte veldmuis toespreekt wier nest de ploegschaar van den landbouwer-dichter naar boven had gekeerd, er niet toe bijgedragen hebben dat Gezelle zijn eigen hart en geest, zijn aard en wezen ontdekte? Immers evenals Burns zichzelf een poor earth-born companion
An' fellow mortal!
van het ‘wee, sleekit, cowrin', tim'rous beastie’ noemt, zoo ook is Gezelle in zijn gedichten slechts het medeschepsel van al het geschapene, slechts een arme, klagend, kranke riet!
En doen de volgende verzen van Tennyson: Flower in the crannied wall,
I pluck you out of the crannies; -
Hold you here, root and all in my hand,
Little flower, - but if I could understand
What you are, root and all, and all in all,
I should know what God and man is.
| |
[pagina 692]
| |
ons niet denken aan: O wilde en onvervalsche pracht
Der blommen langs den watergracht, enz.
en menig ander gedicht waarin Gezelles poëzie van de geringste geschapenheid opklimt naar de ‘eerstigheid’ van den Schepper? Op onbetwistbare wijze blijkt overigens uit de nauwkeurige vergelijking van de hierondervolgende Engelsche en Vlaamsche verzen dat Gezelles wondermooi en zoozeer voor zijn natuurgevoel kenmerkend ‘kleengedichtje’ Als de ziele luistert, een, zij het dan ook geniale, bewerking is van C.F. Richardson's If peace be in the heart. Ik schrijf ze hier achter elkaar af: If peace be in the heart
The wildest winter storm is full of solemn beauty,
The midnight lightning-flash but shows the path of duty,
Each living creature tells some new and joyous story,
The very trees and stones all catch a ray of glory,
If peace be in the heart.
Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
't lijzigste gefluister
ook een taal en teeken heeft:
blâren van de boomen
kouten met malkaar gezwind,
baren in de stroomen
klappen luide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heiligen voet,
talen en vertolken
't diep gedoken Woord zoo zoet....
als de ziele luistert.
Doch, zooals we overigens uit de laatstgeciteerde verzen reeds hebben gezien, niet alleen de denkbeelden en gevoelens | |
[pagina 693]
| |
die Gezelles poëzie bezielen zijn verwant aan die der genoemde Engelsche dichters, doch ook de vorm van zijn gedichten toont weleens sporen van Engelschen invloed. Ik wil hier alleen op enkele gevallen wijzen waarin inwerking van Burns' rhythmus en rijm op het rijm en op den rhythmus van Gezelle duidelijk waar te nemen valt. Burns is wellicht de welluidendste dichter die ooit heeft bestaan. Zijn verzen hoeven niet getoonzet te worden, ze zijn zelve muziek. James Douglas in zijn inleiding tot Burns' Poems and Songs (uitgave Everyman's Library) zegt van hem: ‘He has no rival in the art of singing the soul into song and setting the heart to music.’ Het kon dus niet anders of de klank van Burns' liederen moest het oor bekoren van den ‘zoetgevooisden vinder’ wiens beste verzen ook wonderen van taalmuziek zijn. Een paar gedichten van Gezelle zijn, wat rijm en rhythmus betreft, blijkbaar van Burns' techniek afhankelijk. Burns had een voorliefde voor de uitroeping O! of Oh! als rijmklank. Hij heeft een tiental liederen gedicht waar hij die uitroeping regelmatig in laat terugkeeren. Gezelle heeft die eigenaardigheid nagevolgd in zijn gedicht: Rammentati
Aan Domenico de' Pisani.
‘Oh! open the door to me; oh!’
Rammentati onthoudt 'et wel,
de wereld is een zee, oh!
met baren, rotsen, winden fel
en nog al ander wee, oh! enz.
Het motto is een aanduiding te meer dat Gezelle hier in het zog van den Schotschen dichter vaart. Hier moge ter vergelijking een strophe van het gedicht volgen waar het motto aan ontleend is. | |
[pagina 694]
| |
O, open the door, some pity to shew,
If love it may na be, O.
Tho' thou hast been false, I'll ever be true,
O open the door to me, O.
In een paar andere gedichten herhaalt Burns, in steê van het O! der bovenaangehaalde verzen, een of anderen eigennaam b.v.: They snool me sair, and haud me down,
An' gar me look like bluntie, Tam;
But three short years will soon wheel roun',
An' then comes ane and twenty, Tam.
Bij Gezelle hebben we iets dergelijks in Pas op Mon
Aan Edmond Van Hee.
Wijl gij ligt en rust en slaapt, Mon,
op drie stapkes maar van mij,
zit ik dikwijls en betraap, Mon,
't vluchtig vliegske, poësij;
'k binde 't in een zijden draad, Mon,
en ik zende 't u terstond;
of gij door mijn ruw beraad, Mon,
't vliegske nooit gekrookt en vondt! enz.
In ‘Dien avond en die rooze’ is het inplaats van den eigennaam Mon, een ander woord dat telkens herhaald wordt. Hetzelfde procédé dus, lichtelijk gewijzigd. Ook hiervan zijn trouwens voorbeelden bij Burns te vinden. 'k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
'k Heb menig blom voor u
| |
[pagina 695]
| |
gelezen en geschonken,
en lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken; enz.
In het diepdoorvoelde gedicht ‘Ik misse u’ verneemt hij die Burns' liederen gelezen heeft eveneens een naklank van Burns' zangerig en gaarne met rijmen spelend vers. Ik misse u waar ik henenvaar
of waar ik henenkeer:
den morgenstond, de dagen rond
en de avonden nog meer!
Wanneer alleen ik tranen ween
't zij droevig het zij blij,
ik misse u, o ik misse u zoo,
ik misse u neffens mij! enz.
Het binnenrijm dat we in deze verzen aantreffen wordt door Burns zeer dikwijls gebruikt, b.v.: But, Peggy dear, the ev'ning's clear,
Thick flies the skimming swallow,
The sky is blue, the fields in view,
All fading-green and yellow:
Come let us stray our gladsome way,
And view the charms of Nature;
The rustling corn, the fruited thorn,
And ev'ry happy creature.
of The wintry west extends his blast,
And hail and rain does blaw,
Or the stormy north sends driving forth
The blinding sleet and snaw:
While, tumbling brown, the burn comes down,
And roars frae bank to brae;
And bird and beast in covert rest,
And pass the heartless day.
| |
[pagina 696]
| |
Ik vraag me verder ook af of het voorbeeld van Burns, die zijn volksliederen bij voorkeur in zijn Schotsch dialect schreef, Gezelle niet op het denkbeeld heeft gebracht om, insteê van hetgene hij ‘officieel gerâbraaksel’ noemde, zijn kleurige en zoetluidende gewesttaal te gaan gebruiken? Indien Burns' poëzie hiertoe wellicht niet de rechtstreeksche aanleiding is geweest ligt het toch voor de hand dat het lezen van Burns' springlevend Schotsch dialect Gezelle zal gesteund en gesterkt hebben in zijn voornemen om zijn Westvlaamsch boven de doode boekentaal van dien tijd te verkiezen. Het is allesbehalve gemakkelijk den invloed te omschrijven door een dichter op een anderen geoefend, althans wanneer deze, zooals Gezelle, een persoonlijkheid is die vast op eigen beenen staat. Gezelle heeft nooit slaafs nagevolgd, maar hij heeft daarentegen wèl, zooals alle dichters, zijn eigenaardigheid moeten ontbolsteren, zijn smaak louteren, zijn dichterlijke begaafdheid voeden en ontwikkelen. Uit de Engelsche literatuur heeft slechts datgene op hem vat gehad wat met zijn gemoedsgesteldheid en geaardheid strookte. Evenals de plant uit den rijksten bodem slechts die stoffen in zich opzuigt welke zij kan verwerken en die haar wasdom zullen bevorderen, zoo heeft Gezelle uit de Engelsche poëzie datgene opgenomen en zich eigen gemaakt wat met zijn levens- en natuurvisie en met zijn eigen aanleg overeenkwam. Maar dit is dan ook de groote beteekenis geweest die het vertrouwd worden met de Engelsche fraaie letteren voor Gezelle heeft gehad: dat ze hem zijn eigen weg als dichter gewezen hebben. Het is overigens wel merkwaardig dat juist van de Engelsche poëzie zoo'n bevruchtende invloed op de letterkunde in de Dietsche zoowel als in de Duitsche landen is uitgegaan. Lessing, Schiller en Goethe zijn bij de Engelschen, inzonderheid bij Shakespeare schoolgegaan en Emerson zegt terecht van den grooten Engelschen dramadichter dat hij de vader is der negentiendeeuwsche Duitsche literatuur. De individualistische Hollandsche woordkunst die omstreeks het jaar tachtig werd ingeluid heeft veel aan de schoonheidsvereering van een Keats en Shelley te danken, terwijl aan de meer volksaardige Vlaamsche literaire opleving, die we vooral in Guido Gezelle | |
[pagina 697]
| |
belichaamd vinden, de poëzie van den genialen volksdichter Burns, benevens het werk van een paar andere Engelsche schrijvers, in meerdere mate dan gemeenlijk wordt aangenomen, tot voorbeeld gestrekt heeft.Ga naar voetnoot1) |
|