Halbe, Hauptmann, Heijermans. Mevrouw van der Horst heeft ook, en vooral in den lateren tijd, vrouwengestalten gespeeld van grootere verhoudingen, van diepere dracht. Hare rol in ‘Passiebloem’, die ik helaas niet zag, moet er zoo een geweest zijn. Een andere was hare ‘Onbekende Vrouw’ (‘La femme X’), prachtige uitbeelding eener geheel verloren en verwoeste vrouw, die in eene oneindige verrukking stervend herboren wordt. Schoon was deze vaste compositie van een mensch, die door de kracht van het hart tevens iets als eene personificatie van een gevoel werd, het moedergevoel; en steeds bleef het spel, zelfs in zeer pijnlijke situaties, binnen de grenzen der kunst.
Op deze hoogte stond ook hare meer dan levensgroote ‘Aase’, in ‘Peer Gynt’.
* * *
Wij spraken in het bovenstaande herhaaldelijk over het gevoel, waarmede Mevrouw van der Horst hare rollen bezielde. Doch ook den humor kende zij. Nog onlangs, in ‘De Groene Amsterdammer’, heeft Mevrouw van Rhijn-Naeff aan hare kostelijke uitbeelding in het Amerikaansche blijspel ‘De Opschepper’ herinnerd. En ook de lach was haar niet vreemd, de lach van de struische Jo in ‘Op Hoop van Zegen’, en de lach òm de lach: in Molière.
* * *
Wij zullen deze voortreffelijke tooneelspeelster niet vergeten. Hare gestalten zullen eerst verbleeken, als alles in onzen geest verbleekt. En de herinnering aan hetgeen wij innerlijk beleefden, als wij haar volgden in haar spel, zal tot het bezit blijven behooren, dat ons leven heeft verrijkt.
Wie Mevrouw van der Horst persoonlijk hebben gekend, zullen haar ook als mensch niet vergeten; wie haar gekend hebben, hielden van haar. Zij was de vrouw van haar werk, in alles: echt. En hoe bijzonder was de bekoring, welke van hare persoonlijkheid uitging, deze sterke eigen-persoonlijkheid van eene tooneelspeelster, die eene eenvoudige vrouw gebleven was. Zij was eene edel-eenvoudige vrouw, die veel begrepen had; zij was een warm, groot, Hollandsch hart.