| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Alle begin is moeilijk! Er is deze maand zooveel te noteeren van wat in de laatste weken aan wereldgebeuren belangrijks is geschied, dat de arme overzichtschrijver niet weet waaraan het eerst recht te doen. Hem is het liefste onderwerp van behandeling de Volkenbond, de Vrede: de Volkenbond, waarbij de twee, kort geleden pruilende natiën, Spanje en Brazilië, zich eerlang weer zullen aansluiten. Dit terug komen strekt haar zeker tot grooter eer dan het kort geleden, geraakt, wegloopen. De Volkenbond en de Vrede: beiden belaagd ook door hen, die beweren deze twee goed gezind te zijn. Daar heeft bijvoorbeeld Kellog, de Noord-Amerikaansche minister (staats-secretaris) van Buitenlandsche Zaken, een tafelrede gehouden over Vrede, en oorlog aan oorlog, dat eenvoudige zielen wel moesten gelooven, dat ‘oom Sam’ de verpersoonlijkte vredesduif was. Maar....!!! De heer Kellog vergat een kleinigheid, welke ‘over there’ steeds wordt vergeten, dat Europa onmogelijk en nooit de eenheid van gedachte en streven kan bezitten, welke met eenigen goeden wil in de Vereenigde Staten is waar te nemen. Om de eenvoudige reden, dat de volken-familie in dit werelddeel een natuurlijke schepping is, terwijl de samengeloopen Noord-Amerikaansche natie een mengsel is van de verschillendste individuen, allen geworpen in een voorbeeldelooze smeltkroes en door het Yankee-Engelsch herschapen tot een kunstmatige natie, met bewonderenswaardige eigenschappen, doch tevens met hebbelijkheden, waarover wij soms lachen en ons vaak ergeren, hebbelijkheden, waarom wij den hemel danken, dat zij ons, Europeanen, niet aankleven, althans niet in zulk een grotesken vorm.
| |
| |
De Volkenbond bestaat. Zijn langzaam voortgaan naar den wereldvrede, welke allerminst het einde behoeft te zijn van allen strijd, doch wel van verfoeilijken oorlog, is niet te ontkennen. Soviët-Rusland heeft, men weet het, opnieuw een zijner onmogelijk te verwerkelijken voorstellen ter algemeene ontwapening binnen vier jaar gedaan, welke het zoo gemakkelijk afgaan. Het heeft daar immers alles bij te winnen en niets te verliezen. Zijn tegenwoordig staatswezen, verkernd in een hoog en schoon ideaal, op dit oogenblik echter nog toegepast op een wijze, welke het droevig vertroebelt, zou het staatkundig, tot de machtigste volksgemeenschap maken, indien de volken, thans nog beheerscht door het economisch stelsel, waartegen het een strijd op leven en dood wil voeren, zich materieel ontwapenden.
Het is hun onmogelijk dit te doen, Het is reeds veel, dat allen met meer of minder oprechtheid, zelfs zij wier onoprechtheid in dit geval het duidelijkst blijkt, zooals het geval is met Mussolonië en zijn fascistisch volk, beweren, dat ook zij streven naar wapenbeperking, misleidenderwijs ‘ontwapening’ genoemd. Waartoe, bijvoorbeeld, dient de verfoeilijke officieele drang tot verwekking van een zoo groot mogelijk getal kinderen uit tot elken prijs, onder elke omstandigheid, gesloten huwelijken, ànders dan om een zoo groot mogelijk aantal proletariërs en hongerlijders te verwekken, die straks vleesch kunnen worden om er kanonnen-gehakt van te malen? Groote gezinnen moeten er voor dit systeem wezen, overal, terwijl de volken geen raad en geen weg weten, nu reeds, met hun overbevolking. En zelfs de kleine natiën doen onder misleidende en schijnheilige frasen aan deze volksmisleiding mee. Waartoe anders dan ter toepassing van het oude ‘das Vaterland braucht Männer’?
In dezen gedachtengang behoeft niet van vrouwen te worden gesproken, omdat de vrouwen zich toch reeds van zelf vermannelijken, en er dus voor een toekomstigen oorlog geen de minste reden meer is haar om het ‘Ewig Weibliche’ te ontzien. En wanneer er ook in ons volk individuen zijn, waartoe de schrijver soms zelf behoort, die de Fascistische gedachte tegenover de steeds wassende demagogie toch nog niet zoo onaantrekkelijk vinden, dan hebben zij slechts te bedenken, dat deze onafwijsbaar tot imperialisme en veroveringsoorlog leidt. Zoo zij dit ver- | |
| |
geten, dan hebben zij slechts te lezen wat dezer dagen in de Romeinsche ‘Tribuna’ stond: ‘De nieuwe fascistische mentaliteit, zoowel op godsdienstig, zedelijk, nationaal als geestelijk gebied, wil dat wij, Italianen, volgens het gebod van God en Italië, ons voortplanten. Voor het Fascisme heeft de Natie een zending in de wereld te vervullen en voor de zending zijn er, volgens Gods gebod, kinderen noodig’.
En niettemin is de Volkenbond in haar voorbereidende ontwapeningscommissie haast in duurzame zitting bijeen om het Vredesvraagstuk en het vraagstuk der ontwapening van alle kanten te bekijken, te beoordeelen, te wikken en te wegen, te passen en te meten, te behandelen en uit te stellen, Ruslands radicaal voorstel niet onmiddellijk af te wijzen omdat het republikeinsche Duitschland, thans bij den Volkenbond aangesloten, het steunt, en haar daardoor in een hoek heeft gedreven, waaruit zij zich niet kan loswerken voor zij het met aannemelijke redenen heeft.... verworpen. Want toch ook dit Soviët-Rusland heeft een zending in de menschheid, en waarlijk, lijkt het, een heilzamer zending dan zijn tegenvoeter, het zoo vaak sympathiek gevonden Fascistisch Italië. Het geeft aan den arbeid der Geneefsche Ontwapeningscommissie al dadelijk een nieuwen impuls: een injectie van verjongend bloed, welke echter voor het oude Europa met zijn kapitalistische kwalen gevaarlijk zou kunnen worden. De Vereenigde Staten willen er, verklaarbaar genoeg, niets van weten. Maar ook het nog steeds krachtige en toch ten ondergang neigende Engeland is er afkeerig van, en lord Cushendun, die thans zijn natie in deze Commissie vertegenwoordigt, het tegenovergestelde van een vredesdroomer, deed den Rus Litwinof, die voor de moeilijke taak staat, het Russische voorstel in de Commissie te verdedigen, eenige lastige vragen.
Wij bezitten niet zoo heel veel echte waarheid omtrent den gang van zaken in dat nog steeds onoverzienbare Rusland. Doch het schijnt wel, dàt er een latente burgeroorlog heerscht, welke soms door een over de grenzen ontploffende bom, sensatie brengt in de deels vijandige, deels welwillend-gezinde wereld buiten den Soviët-staat. Die burgeroorlog - maar natuurlijk ontkent de Soviët-regeering, dat er binnen haar heilstaat iets gebeurt, dat met dien hatelijken naam mag genoemd worden, - wordt aan- | |
| |
gemoedigd, onderhouden zelfs, zegt zij, door het vijandige kapitalistische buitenland, en het is aannemelijk, dat dit er niet geheel vreemd aan is. Immers de echt-Russen, lieden van Oostersche afstamming, zijn meer intellectueel dan intelligent, meer kunstenaars dan lieden van de practijk, krachtiger in de vernietiging dan in den opbouw, en reeds het Czarenrijk zou hulpeloos zijn geweest zonder de intelligente medewerking van Duitschers (eerst Hollanders), Franschen, Joden en Armeniërs. Het bewustzijn, dat zij deze menschen noodig hadden en hebben om hun land in Westerschen zin te besturen en tot materieere ontwikkeling te brengen, dat zij niets waren en zijn zonder hen, gaf en geeft den Russen een minderwaardigheidsgevoel, waarom zij die vreemdelingen wantrouwen, voortdurend verdenken van samenzwering en verraad, haten en vervolgen. Zooals andere, door het Westen overheerschte Oostersche volken, om een voorbeeld, dat ons voor de hand ligt, te noemen, onze zoogenaamde ‘Indonesiërs’, haten zij hun overheerschen, die in een zoo betrekkelijk gering getal bij hen den baas spelen, en zonder wie zij het voorloopig toch niet kunnen stellen, al beweren zij luid van wel. In Rusland noemt men hen de ‘Intelligentsia’. Nog steeds weet de volstrekt ongeletterde meerderheid der Russische bevolking niet wat de ‘Intelligentsia’ eigenlijk is. Doch ook geen ‘moesjik’ in de verste en
afgelegenste streek of hij heeft er wel eens van gehoord. De een ziet haar aan voor een nieuwe incarnatie van de Heilige Maagd, de ander voor een tweede Katharina II, maar allen weten, dat de ‘Jonkvrouw Intelligentsia’, hoe dan ook, in Rusland sinds lang de lakens uitdeelt, welke daar trouwens gewoonlijk smoezelig, zoo niet morsig zijn.
De gebeurtenissen in het mineraalrijk Donetsz-bekken met de gevangenneming der Duitsche ingenieurs, door de Russen beschuldigd, dat zij verraders en spionnen zijn van kapitalistische buitenlandsche vijanden, gevangenen van wie er echter op aandringen der Duitsche regeering reeds enkele op vrije voeten zijn gesteld, deze arrestatie is zulk een bom buiten de grenzen ontploft van den Russischen latenten burgeroorlog, naar het heet door uitgeweken Russen en buitenlandsche kapitalisten aangewakkerd.
Lord Cushendun zinspeelde er op, toen hij Litwinof opmerkte, dat er twee soorten van oorlogen waren: de internationale en de
| |
| |
burgeroorlog, van welke de laatste de verschrikkelijkste is. Algemeene en radicale ontwapening, volgens Russische gedachte? ‘Was de Soviët-regeering dan werkelijk van plan haar politiek te wijzigen? Was zij nu besloten, zoowel tegen burgeroorlog als tegen internationalen oorlog te zijn? Zou zij zich niet langer bemoeien met de aangelegenheden van andere landen? Tenzij zij bereid was die wijziging in te voeren, zou zij, hij was er zeker van - “hahaha”! van den schrijver dezes - zelf erkennen, dat haar standpunt een der grootste beletselen was voor de vèr strekkende ontwapeningsvoorstellen, welke zij zelve had gedaan’. Intusschen, het zoo goed als ontwapende Duitschland, dat echter volstrekt niet van plan is om in alle eeuwigheid ontwapend te blijven en van zijn ‘zending’ in de wereld voor goed afstand te doen, het trotsche volk van vóór den oorlog, dat beweerde dat de menschheid door het ‘Deutsche Wesen’ genezen moest van haar ontaarding en haar vele kwalen, dit Duitschland heeft zich bij het Russische voorstel aangesloten, openlijk maar misschien niet zonder geheime bedoeling. Doch waarom, indien het waar is, volgens Kellog, dat de Vereenigde Staten zelfs geen verdedigingsoorlog willen toestaan, omdat een natie, welke oorlog voeren wìl, zoo gemakkelijk de schuld er van op den rug van de tegenpartij kan gooien, en beweren, dat zij zelve slechts handelt omdat die haar belaagt, waarom, als de Vereenigde Staten zoeken naar een formule om den oorlog onder alle omstandigheden te verdoemen, waarom steunt de heer Kellog dan niet het Russische voorstel, zooals de Duitschers het deden? Omdat Soviët-Rusland een antikapitalistische Staat is? Doch van deze verkeerdheid zijner jeugd komt het mettertijd langzaam tot inkeer. Noord-Amerika daarentegen is de heilige tempel van de kapitalistische godheid. Maar Duitschland is toch een ‘fatsoenlijke’
kapitalistische republiek. In dit opzicht zelfs nog ‘fatsoenlijker’ dan de reeds aan ouderdomsverzwakking lijdende Fransche, welke nogtans Marianne in haar oude furie doet kennen, als haar veel verschillende en toch op één punt vereenigde vele ‘isten’ maar aan haar spaarkous durven raken. In kapitalistischen zin is Duitschland hoogst ‘fatsoenlijk’, al is er dan aan zijn fatsoen wel eens een bedorven luchtje. Volgens den heer Kellog echter mogen de volken onder geen voorwaarde onderlinge verdragen sluiten om in tijd van nood, als zij
| |
| |
‘aangevallen’ worden, elkaar bij te staan. Nooit zullen de Vereenigde Staten daaraan meedoen. Als er ooit oorlog uitbreekt, moet ieder volk maar zien hoe het er komt, zonder Amerika's hulp. Maar als allen zeggen, dat er nooit oorlog meer komt, dan komt er ook geen oorlog meer. Met een beetje andere woorden ried ook wijlen de gezegende Coué den lijdenden menschen aan zich zelf wijs te maken, dat zij eigenlijk in blozenden staat van gezondheid verkeerden. De gezegende heer Kellog is een politieke Coué. Zijn formulier is: ‘iedere dag en in alle opzichten voel ik mij meer en meer ongeschikt om ooit oorlog te voeren’. Brave Coué! Het kan mij toch niet van het hart om ook te zeggen: ‘brave Kellog’! Ik geloof namelijk niet aan dat Yankee'sche vertrouwen op de edele en wilskrachtige eigenschappen der menschheid.
En toch zijn er steeds in het betrokken zwerk der wereldpolitiek heldere plekjes van harmonie onder de over velerlei verschilpunten, verdeelde natiën. Frankrijk en Zwitserland bijvoorbeeld zijn het eindelijk eens geworden in zake de beruchte ‘Geneefsche zône-kwestie’. De Fransche grens strekt zich uit tot onder den rook der stad van Clavin en van den Vredebond, maar in Gex en een deel van Savoye had dan Genève lucht voor zijn longen en tolvrij verkeer voor zijn maag. Het geschilpunt dateerde van den tijd, toen Hendrik IV geld noodig had en aan den bisschop van Genève het bestreden stuk grond in onderpand gaf, dat Napoléon echter terug nam met nog wat er bij. Poincaré wilde van geen toegeven aan Genève's wenschen weten, doch moedig bleef de Zwitsersche regeering op haar punt staan. Over en weer zijn de twee regeeringen nu overeen gekomen, dat het Haagsche Internationale Gerechtshof de zaak zal beslissen, zooals reeds lang van Zwitserschen kant werd voorgesteld.
Ook het vraagstuk van Tanger, door Frankrijk en Spanje, over en weer bestreden, belooft tot een oplossing te worden gebracht, waarbij Spanje dan bereikt wat het er graag heeft: oppergezag, terwijl de overige mogendheden, die er te zeggen hebben, doch zich bescheidenlijk, hoewel niet zonder een waakzaam oog, op den achtergrond hielden, deze hare schoone deugden zullen blijven beoefenen, als Italië de harmonie niet verstoort, dat thans geen vraagstuk, waarbij de Middellandsche Zee gemengd
| |
| |
is, laat bepraten, zonder dat het stemgeluid van den grooten ‘Duce’ er bij wordt gehoord. Voor zijn deel overheersching in het Rifgebied, waarvoor het meer bloed zijner opofferingsgezinde zonen heeft geofferd dan eenig ander bij Marokko betrokken volk, om niet te gewagen van zijn millioenen schats, kan Spanje het nièt doen zonder het onbestreden bezit van Tanger. Het wilde zich zonder veel liever geheel uit Noord-Afrika terug trekken, zei het. IJdele bedreiging, want zijn trots had dit nooit toegelaten. Overeenstemming dus.
Maar tegenover deze kleine lichtende plekken in het duistere politieke zwerk zijn er gedeelten waar onweer dreigt. De overeensteming tusschen Engeland en Egypte, welke een oogenblik mogelijk scheen, dreigt uit te loopen op een status quo ante van het oude gehaspel der Egyptische zoogenaamde ‘Nationalisten’, voor vijf-en-negentig ten honderd halfwas-schooljongens, en dan nog slechts die in twee of drie groote steden van het land. Engeland was met koning Foead en Sarwat-pasja, den intusschen afgetreden Egyptischen eersten minister, voor een periode van tien jaar zoo ver gegaan als het tegenover zijn onafwijsbare politieke belangen kon gaan. Egypte zou dadelijk kunnen toetreden tot den Volkenbond; nog tien jaar zouden Britsche troepen op de reeds beperkte strategische punten verblijven; Engeland zou Egypte steunen om de capitulatiën der overige volken - en natuurlijk zijne eigene in de eerste plaats - af te schaffen; de hooge Commissaris zou ambassadeur worden; het Egyptische leger zou slechts in de moeilijkste gevallen Britsche officieren tot opleiders kunnen hebben. Dit waren de voornaamste bepalingen waarop Engeland concessiën deed, want, afgescheiden van de vraag of zijn condominium met Egypte over den Soedan volstrekt verdedigbaar, en van een Britsch standpunt noodzakelijk is, dat het het oppergezag zònder Egyptische bemoeienis wil behouden over het Suezkanaal, het is duidelijk, dat het op dit punt geen haarbreedte achteruit mag gaan. Ook niet in het belang der overige zeevarende volken, waarvan Nederland in dit opzicht een der belangrijkste is. Er komt voorloopig niets van. De ‘studenten’, anders gezegd de ‘nationalisten’ - opgeschoten jongens! - zijn er tegen, en ziedaar dan weer een voorbeeld van ongewenschte demagogische inmenging in 's lands bestuur, waar een
| |
| |
volk, volkomen ongeschikt om geregeerd te worden door het parlementaire representatieve stelsel, de zegeningen er van heeft verworven.
Het gaat voor Groot-Britannië ook niet goed in andere landen van het Oosten, en hiermeê wordt niet eens gedoeld op zijn steeds toenemende moeilijkheden in Hindoestan. Want daar is het, zooal niet in eigen huis, het kan er, als het noodig is, doen wat het wil en heeft er met niemand anders te maken. Doch dichterbij, in Irak, met Ibn Saoed, den koning der fanatieke Wahabieten, wat is daar gebeurd, wat dreigt daar te gebeuren? Heeft de fanatieke en heerschzuchtige Wahibi-hoofdman den ‘heiligen oorlog’ verklaard tegen Irak, dat met eigen vorst en eigen bestuur, onder Britsche soezereiniteit staat, en dit terwijl Ibn Saoed vorig jaar nog een verdrag van vrede en vriendschap sloot met Engeland? Ibn Saoed verklaart niet aan een ‘heiligen oorlog’ te denken, maar de benaming komt er niet zooveel op aan. Hij is een volkenleider in den grooten Oosterschen trant, en hij heeft met veel wijsheid, inzicht en een ijzeren vuist zijn anarchistisch gezinde Wahabi's, voor een groot deel Nomaden, roovers als de gelegenheid zich voor doet, tot rede, orde en rust weten te brengen, doch niet om op zijn ‘diwan’ te rusten met al de geneugten van een Oosterschen vorst uit den legendarischen tijd. Hij is eerzuchtig en de door Engeland ingestelde politieke verdeeling in dit gedeelte van Arabië bevalt hem maar half, of voor een kwart, of in 't geheel niet. Het ligt in den aard zijner persoonlijkheid om bij de eerste de beste gelegenheid, als Engeland met zijn gevaarlijke oorlogs-vliegmachines een anderen kant uit geroepen is, zijn slag te slaan.
Er zou nog veel meer te vermelden zijn, vooral minder haastig dan deze laatst-vermelde punten van gebeuren hier werden behandeld. Maar waar zou dan het einde van dit overizcht zijn?
|
|