| |
| |
| |
Bibliographie.
André Siegfried. Amerika. Vertaling van Mr. F. Hage. - Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, 1927.
In het laatste hoofdstuk van zijn uitgebreide studie vergelijkt professor Siegfried de Europeesche met de Amerikaansche beschaving; hij komt tot de conclusie, dat er zich daarginds een nieuwe phase in het bestaan der menschheid ontwikkelt, een phase, gekenmerkt door een ongekenden bloei op technisch en materieel gebied, waarin van een individueele beschaving nagenoeg geen sprake meer is. Amerika moet volgens hem opnieuw ontdekt worden.
Tallooze boeken zijn in de laatste jaren over het leven in de groote republiek verschenen, doch ik geloof niet dat één schrijver er in geslaagd is zulk een scherp omlijnd beeld van die groote conglomeratie te teekenen, als deze scherpzinnige Franschman. Welk een fijn opmerker, welk een psycholoog is deze André Siegfried; hoe uitnemend is hij er in geslaagd, het moderne, na-oorlogsche Amerika ten tooneele te voeren, het Amerika met zijn groote, ruime opvattingen en met zijn kleinzielige, bekrompen ideeën. Want in een land van uitersten bevinden wij ons hier; het land van het New-Yorksche vrijheidsbeeld duldt in vele staten niet, dat er onderwijs wordt gegeven in de evolutieleer. Naast ontzaggelijken rijkdom vindt gij in de groote steden een in Europa nagenoeg ongekende armoede.
Ondanks den grooten voorspoed heeft men ook daarginds zijn problemen, die om oplossing vragen. Laten wij slechts noemen de negerkwestie, het drankverbod, het Aziatisch gevaar, de immigratie, enz. Nu weet elkeen in Europa wel iets van al die problemen af en denkt in staat te zijn, zich een oordeel te vormen over het pro en contra, het hoe en waarom van al die vraagstukken. Indien hij echter dit merkwaardige boek bestudeert, zal hij tot geheel andere inzichten komen. Hij zal er een
| |
| |
uiteenzetting vinden van de ontwikkelingsgeschiedenis der moeilijkheden, glashelder, zooals men zulks van een Franschman kan verwachten. Geen zwaarwichtige, ‘gründliche’ beschouwingen, geen zelfgenoegzaamheid van een zoon van het oude Europa, doch een zakelijke kritiek van het geheele leven in zijn verschillende uitingen, waarbij wel heel sterk het verschil tusschen schijn en wezen, tusschen geldbeschaving en geestelijke ontwikkeling in het oog springt. Geen ander volk is zoo moeilijk te doorgronden, dank zij de ingewikkelde samenstelling van zijn diepste zedelijke overtuiging. Wat de moeilijkheid voor den psycholoog nog vergroot is de omstandigheid, dat het nivelleeringsproces de individueele persoonlijkheid opheft. Standaardiseering van de industrie, doch ook standaardiseering van het geestesleven.
Indien men iets meer wil weten omtrent de verhouding van wetenschap en kerk, omtrent de eigenaardige bekrompen godsdienstige opvattingen, welke men in de Unie koestert, omtrent de wordingsgeschiedenis van het drankverbod, de Ku-Klux-Klan, de ingewikkelde politiek, de redenen van den ongekenden voorspoed op financieel gebied, de Amerikaansche betrekkingen met het buitenland, kan de lezing en bestudeering van dit uitnemend vertaalde boek warm worden aanbevolen.
Wie neemt het initiatief om professor Siegfried uit tenoodigen, eens een studiereis door onze Oost te ondernemen? Allicht zou hij een zeer lezenswaardige studie aan de Indië-literatuur toevoegen.
| |
A.M. de Jong. Naar zonnige landen in donker getij. - Querido, Amsterdam, 1927.
De serie Reisbeschrijvingen van Querido's Uitgevers Maatschappij is thans verrijkt met een oorspronkelijk werk, welks titel ons bewoners van een zonloos land, wel zeer aantrekkelijk moet voorkomen.
Een belangwekkend, boeiend geschreven reisverhaal heeft de heer De Jong samengesteld, nadat hij met een toeristenjacht Monaco, Italië, Egypte, Palestina, Griekenland, Malta en Corsica heeft bezocht. Het eenige wat ik er op tegen heb, is dat de schrijver bij het verhalen van zijn ondervindingen wel
| |
| |
eens wat te zeer in bijzonderheden afdaalt; de omvang van het boek is daardoor wel wat te groot geworden.
Met verontwaardiging wordt ons o.a. verteld van het zinlooswreede tijdverdrijf in Monte-Carlo, waar als sport weerlooze duiven op een geraffineerde wijze om het leven worden gebracht. Het schijnt, dat een zeker soort menschen nooit behoefte hebben aan hoogere genietingen van geestelijken aard; hoe zou men anders als ‘beschaafd’ mensch zich kunnen verlagen tot een dergelijke, mensch-onteerende handelwijze? Geestig is de beschrijving van het bezoek aan Napels; ook hier blijkt wederom hoe weinig de meeste toeristen van de verheven pracht der natuur genieten.
Het bezoek aan Palestina geeft den schrijver velerlei meditaties in de pen over verleden, heden en toekomst van het Heilige Land. Op een zeer sympathieke wijze uit hij zich over het werk der Zionisten.
Interessante bladzijden worden gewijd aan een beschrijving van het beroemde Egyptische museum van oudheden in Caïro. Inderdaad moet een bezoek aan Egypte den denkenden mensch van deze tijden wel op een bijzondere wijze tot mediteeren brengen. Wij meenen wel eens, dat onze beschaving superieur is aan al hetgeen ooit op deze aarde bestaan heeft. Onze cultuur is echter nagenoeg uitsluitend van intellectueel-materialistischen aard; zij maakt naast de grootsche gedachtenwereld, waarin de groote geesten dier langvervlogen tijden leefden, slechts een pooveren indruk, te meer als men denkt aan de ontzaggelijke wijsheid der geheimzinnige oer-bewoners van deze aarde. Want niet door evolutie heeft de mensch dit geestelijk standpunt bereikt, zooals een waan-wijze wetenschap wel eens beweerde. Egypte, Griekenland, Indië: al deze beschavingen waren slechts zwakke afschaduwingen van de hooge geestelijke cultuur, welke bloeide in die tijden, toen de mensch in een verblindend Licht op aarde wandelde. Onbegrijpelijke kronkelwegen moet de menschheid gaan in haar kruistocht naar het doel; perioden van hooge beschaving wisselen af met tijden der grootste verwildering. Een bezoek aan het Egyptische museum van oudheden kan ons, vergroofde Westerlingen, in een deemoedige stemming brengen....
| |
| |
| |
J. Huizinga. Amerika levend en denkend. - Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zoon. z.j.
Prof. Huizinga, welke zich in zijn vroeger werk: ‘Mensch en Menigte in Amerika’ reeds als een uitnemend kenner van de Amerikaansche psyche heeft doen kennen, biedt ons in deze gebundelde ‘losse opmerkingen’ andermaal een reeks beschouwingen over het leven en het denken der Amerikanen.
In deze korte schetsen wordt het een en ander verteld van den ongekenden materieelen voorspoed, van den ontzaggelijken vooruitgang der techniek, doch ook van het nivelleeringsproces, hetwelk het geheele leven daarginds ondergaat. De courant is voor de groote massa het eenige dagelijksche geestelijke voedsel; interessante beschouwingen over de pers komen in dit boekje voor.
Terecht doet de schrijver uitkomen, dat de kunst van adverteeren in Amerika een groote hoogte bereikt heeft. De advertentie wordt ‘een kunstvorm van zelfstandigen aard, waarin schatten van vindingrijkheid, oordeel en kunstvaardigheid zijn op rente gezet’. Wie maar eens een maandblad als ‘The Ladies Home Journal’ heeft ingezien, weet dat de advertenties in elk opzicht veel meer waarde hebben dan de letterkundige inhoud; de advertentie schept illusies van weelde, gemak, natuurgenot zij voedt de fantazie en.... de beurs van den adverteerder.
De Amerikaansche cultuur is echter van geheel anderen aard dan de West-Europeesche. Het is bovenal een leven aan de oppervlakte; echte geestelijke beschaving zal men er veelal tevergeefs zoeken. Men dient niet uit het oog te verliezen, dat materieele voorspoed nagenoeg nooit samengaat met een bloeiend geestelijk leven. De Amerikaansche wetenschap staart zich blind op de wereld der verschijnselen, zij is ‘naief anti-metaphysisch’. Men wil daarginds een paradijs-staat op aarde vestigen: een vlucht uit het heden wordt verworpen. Van ‘jenseits’ moet de Yankee niets hebben; het ‘diesseits’ vervult hem geheel en al. Welke dwaze pogingen een andere, minder wetenschappelijk ontwikkelde categorie aanwendt om den godsdienst te steunen in zijn stuggle for life, hebben de evolutieleer-processen bewezen. Waar blijft de zoo zeer geroemde Amerikaansche vrijheid?
| |
| |
Niet alle ‘losse opmerkingen’ zijn even belangwekkend; echter als een inleiding tot de studie van het gedachtenleven in de groote republiek aan de overzijde van den Oceaan, waar de massa-suggestie schering en inslag vormt, verdient het boekje alleszins aanbevolen te worden.
| |
Ir. R. Loman. Walt Whitman, ‘Een Kosmos’. Dichter van komende tijden. - Uitgave Servire, Den Haag, z.j.
Zooals de ondertitel van deze studie reeds aanduidt, behoort de heer Loman tot de velen, die in Walt Whitman een dichter, een profeet van universeele beteekenis zien.
De laatste decennien wordt de groote Amerikaan ook hier te lande meer bekend. De Nederlandsche vertaling van zijn ‘Leaves of Grass’ door Maurits Wagenvoort, heeft velen doen kennis nemen van een zeer bijzonder geestesproduct der jonge Amerikaansche cultuur.
Whitman's gedichten kunnen in het geheel niet gerangschikt worden onder het begrip ‘woordkunst’. Alle rijm, alle versmaat is hun vreemd. Hij behoort tot het jonge volk aan de overzijde van den oceaan, hetwelk in zoo menig opzicht een frisschen kijk op de dingen des levens heeft; wars van de onnatuurlijkheid, welke vooral in de tweede helft der vorige eeuw in Europa de levensvisie der menschen zoo zeer vertroebelde.
De studie, welke de heer Loman aan dezen merkwaardigen man gewijd heeft, getuigt van een groote liefde voor Whitman, doch bovenal blijkt er uit, hoe de schrijver zich in de gedachtenwereld van den dichter thuis gevoelt.
Een korte levensschets, verhalende van dit veel-bewogen en tragisch eindigende leven, gaat aan de bespiegelende beschouwingen, betrekking hebbende op des dichters werken, vooraf. Niets menschelijks is Whitman vreemd gebleven; ellende en ziekte waren rijkelijk zijn deel, doch zijn onoverwinnelijke ziel openbaarde haar groote menschenliefde, haar onverzwakt Godsvertrouwen, met te meer luister naar mate de moeilijkheden van het leven-in-den-tijd toenamen.
Grootsche vergezichten opent deze profeet op den nimmer eindigenden ontwikkelingsgang der ziel; eeuwigheden van Tijd
| |
| |
en onpeilbaarheden van Ruimte doemen voor ons op, onvatbaar voor het beperkte menschelijke verstand. Zijn rotsvast geloof, zijn mystische verzekerdheid omtrent de goddelijke afkomst van den mensch, doen hem dit tijdelijke leven in het licht der eeuwigheid beschouwen, met op den achtergrond een verheven, ofschoon voor ons beperkt inzicht onkenbaar Doel.
De heer Loman wijdt enkele bladzijden aan een bespreking van Whitman's levensopvatting. Meer in het bijzonder wil ik ook nog even attent maken op de wijze, waarop de dichter indertijd het sexueele probleem durfde aanroeren. Men vergete niet, dat een meer natuurlijke beschouwing, wars van alle huichelarij, van dit groote probleem, een vijftigtal jaren geleden de gemoederen in heftige beroering moest brengen. Heden ten dage begint het licht der wetenschap ook op dit gebied te gloren, om ons de verhevenheid der schepping in al haar openbaringen te toonen. Welk een zeldzame durf vereischte het echter in de tijden, toen huichelarij de geesten nog meer dan thans had aangetast, om openlijk tegen het waanbegrip der ‘erfzonde’ te durven uitvaren.
Een merkwaardige studie, waard om gelezen te worden door allen, die belang stellen in Walt Whitman als mensch, dichter en profeet.
| |
D.A. Vorster. Mystiek. - Zeist, J. Ploegsma, 1927.
Welke onjuiste begrippen er bij het groote publiek bestaan omtrent het wezen der mystiek, bleek mij dezer dagen wederom tijdens het lezen van een verslag eener voordracht, door een geneesheer voor studenten gehouden. Daarin werd ons o.a. verteld, dat de menschen als uitvloeisel van den naar het geheimzinnige hunkerenden tijdgeest, zich somtijds wenden tot personen, die er een ‘mystieke’ geneeswijze op na houden.
Inderdaad, men noemt gemakshalve alles wat zweemt naar het occulte maar ‘mystiek’, aldus dit woord gebruikend om een gaping in zijn kennis, wat de geestelijke stroomingen van onzen tijd betreft, te bedekken.
De heer Vorster heeft een goed werk verricht door voor de vele zoekende zielen in onze ontwrichte wereld een boekje samen te stellen, hetwelk bedoelt uiteen te zetten, welke taak en roeping
| |
| |
de mystiek in het geestelijke leven heeft te vervullen en tevens, een leidraad wil zijn voor de velen, die krachtens hun aard een sterke neiging hebben tot het mystieke leven.
Of de schrijver daarin geslaagd is? Naar mijn meening kan deze vraag in bevestigenden zin beantwoord worden. Dit is geen boek om eens vluchtig door te lezen; er wordt terdege een gespannen aandacht en een hang naar het abstracte voor vereischt, een, zij het ook tijdelijk besef, dat alleen de onvergankelijke goederen der onzienlijke wereld blijvende waarde bezitten.
In alle tijden heeft de menschelijke intuïtie gevoeld, dat er achter deze wereld der verschijnselen een eeuwige Werkelijkheid aanwezig moest zijn, voor ons verstand onkenbaar, doch welke ook reeds in dit leven door het geloof benaderd kan worden. De mystiek, als zijnde het streven, om door te dringen tot den grond van het leven en dus tot den grond der ziel, wil ons in verbinding brengen met den oergrond van het Zijn, met de geestelijke machten, waarvan de natuur op velerlei wijzen doortrokken is. Zij vormt, zooals de schrijver terecht opmerkt, een bron van bemoediging voor levensvermoeide menschenkinderen, voor diegenen, die (om met Goethe te spreken) hebben leeren inzien, dat al het vergankelijke slechts een gelijkenis is.
Het is in onzen tijd van intellectueel-materialisme en van technischen vooruitgang zoo goed als onmogelijk, om de geheele zintuigelijk-waarneembare wereld te ontvlieden en zich terug te trekken in de diepten van zijn eigen Zelf. Dit boekje bedoelt ook in geen enkel opzicht den stoot te geven tot een soort levens-ontvluchting, welk streven dikwijls (ten onrechte) aan tot een mystieke levensopvatting geneigde menschen verweten wordt. Doch wel wil ook deze inleiding tot de mystiek ons wederom doen beseffen, dat de materieele wereld tenslotte niet meer is dan het beeld, dat zich in ons op een onnaspeurlijke wijze gevormd heeft van een overigens geheel onbekende goddelijke werkelijkheid, en voorts, dat de eene voorwaarde voor het tot stand komen van dat wereldbeeld, die andere goddelijke werkelijkheid is, die in ons woont en ons de wereld zoo doet waarnemen. Deze transcendentale persoonlijkheid kent noch Tijd, noch Ruimte; zij belichaamt den stillen vrede en de serene
| |
| |
rust van datgene, hetwelk boven de wisselingen van het tijdelijke leven verheven is.
De heer Vorster doet zich kennen als een zeer betrouwbare gids door de geheimzinnige gebieden van het ontastbare. In onzen tijd van te ver-doorgevoerde uiterlijkheid en van geestelijke armoede dient zijn werk warm aanbevolen te worden.
Ik betreur het slechts, dat de Oostersche mystiek, welke toch zeker evert belangrijk is als de Westersche, in dit boek niet besproken wordt.
F.S. Bosman.
| |
Charivarius. De geschiedenis des vaderlands (tot den dood van Karel V). - Haarlem, 1927. H.D. Tjeenk Willink en Zoon.
Terecht komt Charivarius er in de Inleiding van zijn werk tegen op, dat zijn ‘Vaderlandsche geschiedenis’ op te vatten zou zijn als eene parodie. De historie is, evenals de schrijver het, zooals hij zelf aangeeft, Shakespeare's Tempest deed, ‘losbandig’ bewerkt; het anecdotische is op den voorgrond geschoven, en de droog-komieke berijming leidt vaak de aandacht van den lezer af van de eigenlijke onderwerpen naar de manier, waarop ze behandeld worden. Maar de groote trekken van het geschiedenisbeeld zijn niet verwrongen of geforceerd, en van geen enkel historisch persoon is een caricatuur gemaakt, al heeft de schrijver het caricaturale, dat historisch bij bepaalde personen behóórt, kwistig te pas gebracht. Dit is voor mij juist het aardige van het boek: dat het bij deze schijnbaar zoo nonchalante manier van bewerken, in de wijdloopige beschouwing van die onderdeelen, die voor den humorist het aantrekkelijkst moesten zijn, een kwantum kennis bijbrengt, zooals men die uit een gewoon, niet eens zoo erg elementair, leerboek kan putten.
De wijze lessen, die Charivarius tusschen zijn berijmde geschiedschrijving door geeft, en meestal ook aan het slot van de hoofdstukken, doen denken aan den humor van den Schoolmeester In de litteratuur van dezen tijd is zijn werk eenig; als humoristisch paedagoog weegt de schrijver tegen verscheidene moralisten-met-de-pen op.
Herman Middendorp.
|
|