De Nieuwe Gids. Jaargang 43
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Emeric Crucé door Mr. M. Koppius.In de zeventiende eeuw treffen wij een groot verlangen in de verschillende maatschappelijke kringen van de Europeesche landen naar een eeuwigdurenden vrede aan. Van Moerkerken gewaagt hiervan in zijn boek ‘In den lusthof ArkadiëGa naar voetnoot1), waarin grootmoeder Josine vertelt over den algemeenen vrede, over het boek van Grotius, ‘de jure belli ac pacis’, over een in Frankrijk gedrukt boekje ‘Vermaning tot den Koning’ en waarna Floris Ogierz zich in het gesprek mengt en Dante's oordeel over den wereldvrede verhaalt. Maar grootmoeder Josine bespreekt ook ‘het Fransche boek van een monnik, die de middelen beschreef om een algemeenen vrede te brengen en vrijheid van handel. Le Nouveau Cynée was opgedragen aan de monarchen en souvereine vorsten van dezen tijd. Eerzucht, ijdelheid, hebzucht en wrok noemde de schrijver als oorzaken van den duivelschen krijg.’ Het is begrijpelijk, dat het boek ‘Le Nouveau Cynée’ een grooten opgang maakte in grootmoeder Josine's kring, immers het is één van de meest merkwaardige boeken, die ons uit de geschiedenis van den Wereldvrede bekend zijn. De schrijver ervan, Emeric Crucé, die in 1623 het bovenaangehaalde boek uitgaf, is de eerste schrijver geweest, die de vredesbeweging getracht heeft te leiden in nieuwere banen. Zijn voorgangers, die evenals Crucé soms reeds een Volkenbond voorstelden, deden dit niet zoozeer met de bedoeling tot wereldvrede te geraken, maar wilden een Christen-eenheid stichten, die in de eerste plaats in korten tijd de Turken zou kunnen overwinnen. Hun vredesideaal was dus verre van zuiver. | |
[pagina 322]
| |
Ook na het verschijnen van Crucé's boek hebben nog verschillende pacifisten aangedrongen op een afzonderlijke Christeneenheid. Crucé wil den ‘algemeenen’ vrede zonder eenige bijbedoeling, en hij begrijpt, dat in zijn Volkenbond voor Christen en Heiden plaats moet zijn. Hij wil den vrede alleen in 't belang der geheele menschheid. Hij propageert den vrede om des vredeswille. Crucé is, zoover wij weten, de eerste zuivere pacifist geweest en wij kunnen hem als den stichter van de moderne vredesbeweging beschouwen. Maar van dezen merkwaardigen man, die zooals we later in dit artikel zullen zien, in vele van zijn opvattingen verre zijn tijd vooruit was, is ons helaas weinig bekend. Van zijn volgelingen in de achttiende eeuw als Saint Pièrre en anderen weten wij veel, van Crucé zoo goed als niets. Dat is zeer te betreuren, omdat wij zoo gaarne ook iets van het leven van dezen Franschen monnik zouden willen weten, maar gelukkig is althans zijn kostelijk boek ‘Le Nouveau Cynée’ voor ons bewaard gebleven. En niet alleen kan men nog in enkele bibliotheken een exemplaar aantreffen, maar Thomas Willing Balch, de ijverige Amerikaansche navorscher van de historie der vredesbeweging heeft in 1909 ‘Le Nouveau Cynée’ volgens den ouden tekst uitgegeven met een Engelsche vertaling.Ga naar voetnoot1) Daardoor is dit belangrijke boek weder aan de menschheid als 't ware teruggegeven. Voor den modernen pacifist bevat het groote schatten en men kan het alleen betreuren, dat dit voortreffelijke boek in vroegere eeuwen zoo weinig invloed op de menschheid heeft uitgeoefend. Het had een beter lot verdiend. Maar vóór wij het boek zelf aan een nader onderzoek onderwerpen, moeten we ons een oogenblik bezig houden met den schrijver. Zooals reeds boven gezegd, veel is ons niet van dezen bekend, maar toch door de volhardende nasporingen van verschillende geleerden, waaronder de Belgische geleerde Ernest Nijs de eerste plaats inneemt, weten we wel iets van zijn leven. Crucé werd te Parijs in 1590 geboren. Voordat hij ‘Le Nouveau Cynée’ schreef publiceerde hij in 1613 een lofdicht op Hendrik IV. In later jaren hield hij zich bezig met een studie over den Latijnschen dichter Statius, waarvan hij in 1618 de | |
[pagina 323]
| |
werken uitgaf voorzien van noten, gevolgd in 1620 door een tweede boek over Statius. Deze beide publicaties wikkelden Crucé in een fellen pennestrijd met den Leidschen hoogleeraar Gronovius. Gronovius, die ook speciale studiën gemaakt had over Statius en een grooten naam als kenner van Statius had, viel de werken van Crucé in 1637 heftig aan. Crucé bleef het antwoord niet schuldig. Hoewel de kwestie van Statius voor ons in 't algemeen van weinig belang is, weten wij toch hierdoor iets meer van Crucé. Want Gronovius schrijft o.a. ‘is est Emericus Cruceus-monachus-et, nescio, in quo collegio Parisiensi paedagogus’.Ga naar voetnoot1) Dat Crucé monnik was, wordt nog bevestigd, doordat in één der exemplaren van zijn ‘Nouveau Cynée’ met inkt achter zijn naam staat geschreven ‘des Celestins de Paris’,Ga naar voetnoot2) zoodat hij vermoedelijk behoorde tot de orde van Saint Bernard. In 1623 gaf hij het boek uit, waardoor hij terecht beroemd zou worden (zij het helaas nog in beperkten kring) getiteld ‘Le Nouveau Cynée ou Discours d'Estat représentant les occasions et moyens d'establir une paix générale et la liberté du commerce par tout le monde. Aux Monarques et Princes Souverains de ce temps. Em. Cr. Par. A Paris, chez Jacques Villery, au Palais, sur le perron royal MDCXXIII. Avec Privilège du Roy. In het volgende jaar verscheen een nieuwe uitgave met den volledigen naam van den schrijver. Welk onthaal ondervond het boek bij zijn verschijning? Helaas hiervan is ons weinig bekend. Vermoedelijk heeft zijn werk grooten invloed uitgeoefend op den abbé de Saint Pièrre. VesnitchGa naar voetnoot3) verwijt het Saint Pièrre, dat hij nergens vermeldt, dat hij zijn ideeën heeft ontleend aan Crucé, maar dat hij ten onrechte beweert, dat dezen afkomstig zouden zijn van Hendrik IV. Drouet zegt over Saint Pierre sprekende ‘Le titre d'ancêtre que lui donnent les pacifistes, conviendrait mieux à Emeric Crucé, dont il n'est que le continuateur’.Ga naar voetnoot4) Het verwijt van Vesnitch is onbillijk. Saint Piere heeft nimmer het voorgesteld, alsof hij de door hem gepubliceerde vredesdenkbeelden zelf had ont- | |
[pagina 324]
| |
worpen. Hij deed het voorkomen, alsof hij geïnspireerd was door het plan van Hendrik IV ‘(inventé par le roi Henri IV)’ omdat hij oordeelde, dat daardoor de vredesgedachte meer kans van slagen zoude hebben. Een plan bedacht door Crucé of Saint Pierre zou op de menschheid veel minder uitwerking gehad hebben. Maar men moet toegeven dat Saint Pierre's geschriften veel overeenkomst vertoonen met Crucé's denkbeelden. Leibnitz heeft er Saint Pierre over geschreven. ‘Etant fort jeune’ zegt hij ‘j'ai eu connoissance d'un livre intitulé: Nouveau Cyneas dont l'auteur inconnu conseilloit aux souverains de gouverner leurs Etats en paix et de faire juger leurs différends par un tribunal établi; mais je ne saurois plus trouver ce livre et je ne me souviens plus d'aucunes particularités. L'on sait que Cyneas étoit un confident du roy Pyrrhus qui lui conseilla de se reposer d'abord, puisqu' aussi bien c'étoit son but, comme il le confessoit, quand il auroit vaincu la Cicilie, la Calabre, Rome et Carthage.’Ga naar voetnoot1) Saint Pierre's invloed op latere pacifistische schrijvers is buitengewoon groot geweest, zoodat wij veilig kunnen constateeren, dat de door Crucé ontwikkelde denkbeelden grooten invloed op het pacifisme hebben gehad. Bovendien heeft het boek in twee jaren twee uitgaven beleefd, waaruit men de gevoltrekking mag maken, dat het vrij grooten opgang in den eersten tijd heeft gemaakt. Heeft Grotius Crucé's werk gekend en heeft het invloed gehad op zijn ‘de jure belli ac pacis?’ Ziedaar een vraag die velen heeft bezig gehouden. En dat ligt voor de hand. Grotius' groote werk verscheen eenige jaren na ‘Le Nouveau Cynée’, beide schrijvers woonden in Parijs en beiden werkten voor een internationale gedachte. Verschillende schrijvers betoogen, dat Grotius zeer waarschijnlijk het boek gekend heeft. Zij toonen aan, dat Grotius bevriend was met Gronovius en dus vermoedelijk door dezen wel over Cucé was ingelicht. Het is bovendien aannemelijk dat Grotius van een boek, dat tijdens zijn verblijf te Parijs verscheen en dat zoozeer het onderwerp raakte dat hij bestudeerde, met belangstelling heeft kennis genomen. Maar of de invloed groot is geweest, betwijfel ik ten zeerste. Het mag waar zijn dat een enkele passage in het werk | |
[pagina 325]
| |
van Hollandsch beroemdsten jurist sterk doet denken aan Crucé, men zal in de eerste plaats moeten bedenken, dat beide schrijvers feitelijk niets gemeen hebben. Crucé heeft op ethische en oeconomische gronden een plan tot bereiken van den Wereldvrede voorgesteld, Grotius daarentegen heeft ons geschonken een beroemd boek over het internationale recht. Grotius mag men noemen ‘le fondateur du droit public’, de stichter van de vredesbeweging is hij zeer zeker niet geweest. Beide werkwijzen, het streven naar een plan om tot wereldvrede te komen, en de beoefening van het internationaal recht hebben langen tijd naast elkander gestaan. Ook in de eeuwen na Crucé en Grotius, zien wij geheel zelfstandig de beoefenaren van het internationaal recht naast ontwerpers van plannen om tot eeuwigen vrede te komen, voortwerken. Van eenige samenwerking is weinig te bespeuren. Toen door Wilson's toedoen de Volkenbond gesticht werd, kon men eindelijk constateeren dat de vredesarbeid in de Middeleeuwen begonnen, maar in nieuwe banen geleid door Crucé een belangrijken stap vooruit was gekomen. Eindelijk was de daad verricht. Maar toen kwam tevens duidelijk uit, dat de ontwikkeling van het internationaal recht ten achter was gebleven. Het was in de studeerkamer van de juristen ijverig beoefend, maar de menschheid in haar geheel was er onkundig van gebleven. De moderne pacifist tracht de kloof te overbruggen door er voor te ijveren, dat ook het internationaal recht evenals het nationale een plaats in de menschheid zelve vindt. Een sterk ontwikkeld internationaal recht is een levensvoorwaarde voor den Volkenbond. In de Assemblée kan de menschheid een uitstekend orgaan vinden waar de internationale rechtsgedachte tot uiting kan komen. Betreuren kunnen we intusschen, dat Crucé en Grotius, deze beide tijdgenooten die in eenzelfde plaats woonden niet hebben samengewerkt. Welk een schitterend werk hadden zij te samen kunnen leveren voor den wereldvrede. Crucé's breede visie, zijn vooruitziende blik, zijn ethische en oeconomische denkbeelden en Grotius geweldige kennis van het internationale recht hadden te zamen iets buitengewoons aan de menschheid kunnen schenken. Het is helaas niet geschied en merkwaardig kan het genoemd worden, dat Grotius een wereldnaam verkreeg | |
[pagina 326]
| |
terwijl Crucé spoedig werd vergeten. En toch Crucé's werk spreekt meer tot de menschen dan dat van den stichter van het Volkenrecht. Wij mogen dankbaar zijn, dat Ernest Nijs en vele anderen in het laatst van de 19de eeuw begonnen zijn op Crucé de aandacht te vestigen. Behalve ‘Le Nouveau Cynée heeft Crucé over den vrede zoover bekend is, niets geschreven. In hoeverre hij getracht heeft zijn plannen te verwezenlijken weten wij niet. Voor zoover tijdgenooten over hem geschreven hebben, werd meestal alleen de schrijver over Statius beschreven, en deze mocht zich in het algemeen niet in de sympathie verheugen. Het eenige wat wij nog van dezen merkwaardigen monnik weten is, dat hij begraven werd te Parijs den 6den December 1648 op het kerkhof bij de Cardinalitios na een leverziekte en dat hij zelf zijn grafschrift heeft gemaakt dat als volgt luidt: ‘Spes christiana quae dedit nomen mihi,
Det nunc salutem: vota jam testor mea;
Junge his, viator, si vacat, preces tuas:
Sic sospitet te, vo ta fortunans tua,
Spes christiana que dedit nomen mihi.’Ga naar voetnoot1)
Weten wij van Crucé zelf zeer weinig, zijn ‘Nouveau Cynée’ is ten volle waard aan een nadere beschouwing onderworpen te worden. Wanneer men verwacht in ‘Le Nouveau Cynée’, een uitvoerige uiteenzetting van de inrichting van een Volkenbond te vinden, komt men bedrogen uit. Crucé wil de menschheid gelukkig en tevreden maken en het spreekt vanzelf, dat de eeuwige vrede daartoe in het bijzonder moet bijdragen. Het duidelijkst blijkt dit uit zijn voorbericht, waarin hij schrijft ‘Or ce petit livre contient une police universelle, utile indifféremment à toutes nations et agréable à ceux qui ont quelque lumière de raison et sentiment d'humanité.’ Zijn boek geeft veel meer dan het ontwerpen van een Volkenbond, hij heeft het vraagstuk van vrede op aarde van zeer verschillende kanten beschouwd en bestudeerd. Niet een Volkenbond alleen kan den vrede brengen. Ik meen, dat het juist de groote verdienste van Crucé is, dat zijn | |
[pagina 327]
| |
Volkenbond maar een klein gedeelte van ‘Le Nouveau Cynée beslaat, en dat in het overige gedeelte het vredesvraagstuk van zeer verschillende zijden door den schrijver wordt belicht. Crucé heeft zijn boek genoemd naar den raadgever van koning Pyrrhus. De Beaufort schrijft hierover: ‘Cynée, ou plutôt Cinéas, qualifiée par Boileau, dans un passage très connu de son Epitre au roi Louis XIV, comme Conseiller très sensé d'un roi très imprudent, était l'homme de confiance du roi Pyrrhus et, selon Plutarque, s'efforçait vainement à contenir les passions belliqueuses de son maître. Il avait été dans son temps l'homme qui travaillait avant tout à prevenir les guerres et c'est à ce titre que Crucé se servit de son nom pour plaider la cause de la paix.Ga naar voetnoot1) Het boek vangt aan met het opsporen van de verschillende oorzaken, die tot oorlog aanleiding kunnen geven. Vier hoofdoorzaken bestaan er volgens het inzicht van den schrijver, namelijk ‘l'honneur, le profit, la réparation de quelque tort, en l'exercice’. De twee eerste oorzaken loopen dikwijls in één en zijn niet steeds scherp te onderscheiden. Wat l'honneur betreft betoogt Crucé met tal van voorbeelden uit de historie, dat de grootste eer den vredevorst toekomt. Maar ook uit de leer van te zijn koning bij de gratie Gods volgt, zegt Crucé, dat de vorst den oorlog moet verafschuwen. Van de vorsten sprekende zegt hij ‘Ce sont images de Dieu, tuteurs du peuple, destinés pour guérir, non pour blesser, pour bastir non pour destruire.Ga naar voetnoot2) Hoeveel vorsten in vele eeuwen, die zich als vorst ‘bij de gratie Gods’ beschouwden, hebben in naam van God gemeend den oorlog te moeten prediken! De tweede oorzaak is van iets minder belang, omdat Crucé oordeelt, dat een verstandig vorst spoedig zal inzien hoe gevaarlijk het is op veroveringen uit te gaan. Hoe gemakkelijk kan het veroverde weer verloren gaan. Voor de vorsten is de oorlog finantieel nadeelig en het risico groot, voor de krijgers zelve is het nadeel en het risico nog grooter. ‘Car pour deux soldats qui s'y enrichiront, on en trouvera cinquante qui n'y gaigneront que des coups ou de maladies incurables.’Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 328]
| |
De derde oorzaak (la réparation de quelque tort) bestrijdt Crucé op verschillende manieren, waarbij hij er op wijst, dat de op te richten Volkenbond de geschillen die ontstaan moet oplossen. Daarbij gaat hij uit van de stelling, dat iedere vorst het grondgebied en zijn rechten en verplichtingen zal houden, welke hij op dit oogenblik bezit. Dit eenmaal aangenomen en door de vorsten bezworen, kan er moeilijk sprake zijn van oude twisten. En deze stelling verdedigt hij dan weder met een beroep er op dat het koningschap rechtstreeks van God komt. Lorsqu'un prince est totalement privé (de son pays), et que pour son impuissance, il ne se peut réhabiliter, il doibt céder, je ne diray pas aux hommes, mais à Dieu.... (qui), n'est pas tenu de continuer sa bénédiction en un endroict.Ga naar voetnoot1) De vierde hoofdoorzaak is l'exercise. Hier uit Crucé de verzuchting ‘Reste la quatriesme à laquelle je confesse qu'il est plus difficile de remedier, attendu que les hommes sont naturellement impatiens de repos, et sur tous les gens de guerre.’Ga naar voetnoot2) Ik ben geneigd deze verzuchting ook in den modernen tijd te herhalen. Maar een practische oplossing geeft de schrijver. Hij wil zooveel mogelijk de krijgers afschaffen. Slechts een zeer klein deel is noodzakelijk om de orde te handhaven. Wanneer deze oorlogszuchtigen voor geen ander werk deugen, wil de schrijver van ‘Le Nouveau Cynée’, ze gebruiken tegen de zeeroovers. Naast deze vier hoofdoorzaken worden nog twee oorzaken genoemd, namelijk ‘L'inimitié et s'il faut ainsi parler, l'antipathie qui se trouve entres plusieurs peuples ou pour leurs vieilles querelles ou pour la diversité de leur religion. De rassenhaat keurt hij krachtig af, en hij kan ook niet inzien waarom hij nu een anderen landsman zou moeten haten. ‘Pourquoi moy qui suis François voudray-je du mal à un Anglois, Hespagnol et Indien?Ga naar voetnoot3) Maar op zijn best toont Crucé zich wanneer hij over de godsdienstoorlogen spreekt. Welk een helderheid van geest, welk een ruimen blik, welk een verdraagzaamheid toont hij hier. Het zou | |
[pagina 329]
| |
mij te ver voeren zijn geheele beschouwing over te nemen. Sprekende over de vier verschillende godsdiensten zegt hij ‘Or toutes ces Religions se fondent sur preuves, allguent leurs miracles et chacun presume que la sienne est la meilleure. Je n'ay pas entrepris de vuider ce differend. Vu plus suffisant que moy y seroit bien empesché. Seulement je diray qu'elles tendent toutes à une mesme fin, à sçavoir à la recognaissance et adoration de la divinité.Ga naar voetnoot1) En daarbij wordt opgemerkt, dat de oorlog den waren godsdienst afbreuk doet in plaats van dien te versterken. Een reden te meer voor hem den godsdienst-oorlog af te keuren. Het voorbeeld van Karel V in zijn strijd tegen het Protestantisme is naar zijn oordeel het bewijs, dat een oorlog in de gelijke zaken weinig vermag. Crucé's opsomming van de oorzaken van den oorlog en de bestrijding daarvan is mogelijk niet geheel volledig. Maar wij treffen toch in dit boek voor het eerst een ernstige poging aan om de oorzaken van den oorlog op te sporen. En bij de beschouwingen over die oorzaken (die in den modernen tijd wel eenigszins gewijzigd zijn, maar die in Crucé's tijd zeker als de voornaamste en misschien wel als de eenige oorzaken konden gelden), zijn wij steeds weer getroffen door zijn scherpen geest. In de moderne oorlogen speelt l'honneur wel geen groote rol meer. Maar ‘le profit’ en met de groote moderne legers ook wel ‘l'exercise’ doen hun invloed op den oorlog nog geducht gelden. En ook den rassenhaat kennen wij helaas nog in erge mate. Na deze beschouwingen trekt Crucé het gebouw van den nationalen en van den internationalen vrede op. Ik zal den schrijver daarbij niet op den voet volgen, reeds daarom niet, omdat vele middelen die Crucé ons noemt, bij hem een tweeledige bedoeling hebben, namelijk het nationaal en het internationaal geluk te bevorderen. Een voorbeel daarvan is de vrijhandel. Sprekende over den vrijhandel zegt hij ‘Car la condition du trafic doibt estre par tout esgalle, principalement en une paix universelle, où is est question de sa manintenir en bonne intelligcence avec tout le monde.’ Op een andere plaats verdedigt Crucé het stelsel van den vrijhandel in het belang van het nationale geluk. Hoe stelt Crucé zich den nationalen vrede voor en waarom | |
[pagina 330]
| |
heeft hij zich in zijn boek dat in de eerste plaats, gelijk uit den titel blijkt, den wereldvrede zou prediken, zich zoozeer met het privéleven van de burgers bezig gehouden? Ik geloof, dat hij hiervoor twee redenen had. In zijn staat moesten de militairen verdwijnen, en moesten plaats maken voor eenige politietroepen. De positie van den vorst, die vroeger dikwijls op geweld steunde, werd verzwakt. Wilde hij de vorsten overhalen aan zijn plannen mede te werken, dan moest hij dezen een andere veiligheid of zekerheid aanbieden. Welnu, hij wilde dit doen door een in braafheid en goedheid opgevoede burgerij. In een staat waarin de burgers tevreden waren, had de vorst weinig gewapende bescherming van noode. Inderdaad is dit volkomen juist. En wat in Crucé's tijd voornamelijk den vorst persoonlijk gold, geldt thans in dezelfde mate den Staat. Uit vrees voor oproer tegen den Staat door ontevredenen, is in ons land de bekende vrijwillige landstorm opgericht. De tweede reden is hierin gelegen, dat gelukkige en tevreden burgers niet naijverig op burgers van andere volken zullen zijn, zoodat er des te minder reden voor oorlog zal ontstaan. De diepere zin van Crucé's denkbeelden is deze, dat men de menschheid moet opvoeden om de weelde van den wereldvrede te kunnen genieten. Inderdaad meen ik, dat deze opvoeding zoo spoedig mogelijk en met kracht ter hand genomen moet worden. Het kost nog moeite de regeerders van de moderne wereld van deze waarheid te doordringen. Intusschen spreekt het vanzelf, dat we Crucé in zijn middelen om dit doel te bereiken en in zijn middelen om de burgers op te voeden, dikwijls niet zullen kunnen volgen. Maar het loont zeer de moeite om dezen nader te beschouwen. De landbouw, de handel en de industrie moeten krachtig aangemoedigd en gesteund worden, betoogt de schrijver van ‘Le Nouveau Cynée’. De nationale rijkdom wordt dan grooter, of om met moderne oeconomen te spreken, het welvaartstekort wordt kleiner. Op twee wijzen kan dit bevorderd worden, in de eerste plaats door den vrijhandel, in de tweede plaats door het maken van goede wegen (speciaal waterwegen). Het heffen van invoerrechten op de eerste levensmiddelen keurt Crucé ten sterkste af, en hij houdt een warm pleidooi voor het vrijhandelsstelsel. | |
[pagina 331]
| |
‘Crucé mérite’, zegt Lucas, ‘vraiment le nom de fondateur de la doctrine libre-échangiste en France. Sa conviction lui est toute personelle; il ne droit rien qu'à sa clairvoyance.’Ga naar voetnoot1) Door het stelsel van den vrijhandel te willen invoeren raakte Crucé aan de inkomsten van den vorst. En deze inkomsten zijn niet alleen noodig voor den vorst persoonlijk, maar ook voor den aanleg van wegen, en voor de geheele sociale voorzorg die hij wil invoeren. Te dien einde stelt hij voor een inkomstenbelasting te heffen volgens een proportioneel stelsel. Het voorstel om een inkomstenbelasting in te voeren, werd door Crucé in 1623 gepubliceerd en werd in Frankrijk wet in 1914.Ga naar voetnoot2) Op het gebied van het internationalisme dringt Crucé aan op éénheid van munt, maten en gewichten. ‘Il faut des monnaies simples, faites d'un seul métal. Et il faut l'adoption par tous les pays du même étalon.Ga naar voetnoot3) Op nationaal gebied wenscht hij bestrijding van overbodige luxe, verbod van het duel, bestrijding van de armoede, het steunen van handel en nijverheid, de ontwikkeling der wetenschappen, het brengen van de kunst aan het volk, het in goede banen opvoeden van de jeugd. Ziedaar zijn sociaal program, waarmede bijna iedere tegenwoordige politieke partij voor den dag zou kunnen komen. Het beste middel om tevredenheid te brengen is werken, aldus Crucé. Het niet werken acht hij de grootste oorzaak van ontevredenheid. Waar een groot aantal wegen moeten worden aangelegd, kan ieder werk vinden. Ook in den tegenwoordigen tijd is men bevreesd voor werkschuwheid en verlangt de uitvoering van productieve werken als remedie tegen werkeloosheid. Maar zij, die niet meer kunnen werken wegens ziekte of ouderdom wil hij hulp verleenen. In ‘Le Nouveau Cynée’ wordt de moeilijkheid erkend van het vraagstuk der armoede en wordt opgemerkt ‘Il est plus facile d'empescher la pauvreté de venir que d'y remedier quand elle est venue’Ga naar voetnoot4). Crucé verwacht echter, dat de wereldvrede de armoede belangrijk zal doen afnemen. | |
[pagina 332]
| |
In slechte en moeilijke tijden moet tegen lagen prijs het graan verkocht worden. Crucé ziet er niet tegen op in tijden van nood prijsregelend op te treden. Van tooneeluitvoeringen maar nog meer van muziekuitvoeringen verwacht hij een verzachting der zeden. Vandaar ook dat geregeld het volk van de muziek moet kunnen genieten. En wij zijn geneigd daarbij aan onze volksvoorstellingen en volksuitvoeringen te denken. Het ontwikkelen van de wetenschappen zal het geheele volk ten goede komen. Dit artikel zou te lang worden, wanneer ik hier Crucé's geheele systeem van sociale wetgeving zou uiteenzetten. Echter op een bizonder voorstel wil ik nog wijzen, namelijk op het instellen van een censuur. Deze heeft een dubbele taak, namelijk de vreemdelingen te beschermen, en daarnaast een zeer uitgebreid toezicht op de burgers uit te oefenen en als 't ware voor dezen te waken. De slechtheid zal door den censor worden tegengegaan en gestraft, en hij zal in 't algemeen de burgerij moeten leiden. Dat Crucé deze censuur ook op geschriften wil uitoefenen blijkt uit het feit dat hij betreurt dat ten tijde van Luther en Calvijn zijn censoren er nog niet waren. Anders hadden deze zeker hunne geschriften verboden. Een voorstander van de vrijheid van drukpers is Crucé zeker niet geweest. Zijn liberaal standpunt tegenover de andere godsdiensten komt hier even in de verdrukking. Deze censor zal ook fungeeren als een soort burgerlijke stand o.a. met het oog op de belasting. De meest merkwaardige taak van den censor is de opvoeding der jeugd. Crucé stelt als 't ware een leerplichtwet voor tot 18 jaar. ‘Il faut que la republique entreprenne cette charge, et qu'elle commette des magistrats pour savoir soing particulier de ces jeunes plantes, afin qu'elle produisent de bons fruicts.Ga naar voetnoot1) Zijn boek schenkt ons een volledig leerplan, waarvan ons o.m. treft het leeren van vreemde talen. In bijna alle beschaafde landen is tegenwoordig een leerplichtwet ingevoerd. De schrijver acht de verplichte leergangen noodzakelijk, omdat ‘dans ce temps la puissance des peres est aneantie.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 333]
| |
Is er dan niets nieuws op deze wereld vragen we ons af. Was de 17de eeuw ook reeds de eeuw van het kind? Klaagden in de 17de eeuw ook reeds de ouders over hun kinderen? Crucé geeft ons het antwoord ‘Que rien ne se voit noveau soubs le Soleil?Ga naar voetnoot1) En Lucas wijst op de groote overeenstemming die er heerscht tusschen Crucé's plan, en de Fransche leerplichtwet van 1882.Ga naar voetnoot2) Hoe verleidelijk het ook is Crucé's sociale politiek volledig uitéén te zetten, ik moet mo niet te uitvoerig te worden met deze niet volledige uiteenzetting volstaan, om nog een enkel woord te wijden aan zijn Volkenbond. Zooals ik reeds boven zeide is deze Volkenbond buitengewoon eenvoudig. In zijn gedachtengang kon het ook moeilijk anders. De werkzaamheden zouden niet talrijk zijn. De Volken waren, dank zij de uitgebreide sociale maatregelen gelukkig. De vorsten zijn over 't algemeen goed en een enkele slechte zou gemakkelijk door andere vorsten in toom gehouden kunnen worden Eén moeilijkheid zou slechts kunnen ontstaan tusschen den slechten vorst en zijn eigen onderdanen. Voor oorlog zal geen groot gevaar te duchten zijn, maar hoe moet het volk zich tegen dezen slechten vorst gedragen? Crucé die een aanhanger is van het koningsschap bij de gratie Gods en die de republieken geen goed hart toedraagt zegt ‘Il faut en tel cas proceder par humbles remonstrances, et representer au Prince la consequence de ces abus, non pas en demander reformations les armes au poing.Ga naar voetnoot3) En bovendien troost hij ons met de mededeeling “La tyrannie se passe.” Il faut donc endurer de telles gens’ zegt hij ‘comme on souffre la sterelité d'une année, en attendant un meilleur temps’. De Volkenbond moet opgericht worden door de vorsten en de legers behalve een politiemacht om de binnenlandsche orde te handhaven en zoo noodig een vorst te dwingen, die zich verzetten zoude tegen de besluiten van den Volkenbond, moeten worden afgeschaft. In ‘Le Nouveau Cynée’ wordt de eisch gesteld, dat alle vorsten lid moeten zijn van den Volkenbond. Crucé noemt ze | |
[pagina 334]
| |
allen op en het treft ons, dat hij in afwijking met zijn voorgangers o.a. le Roy de Chine, le Roy de Perse, les Roys du Japon, de Maroc, le Grand Mogol et autres Monarques tant des Indes que l'Afrique een plaats in den Volkenbond wil geven. Geen onderscheid van godsdienst dus. Wel is hij zich bewust dat zijn sociale wetgeving niet zoo spoedig in die vreemde landen zal doordringen, maar juist doordat in die landen de volken de vorsten blindelings gehoorzamen, is het voldoende de vorsten voor de plannen van den vredesbond te winnen. De republieken zijn in den Volkenbond weinig in tel en zullen minder invloed hebben dan de monarchiën. Toch heeft hij als plaats van den Volkenbond een republiek gekozen en wel Venetië. Zoowel om haar ligging, als om het feit dat geen enkele monarch aanstoot er aan kan nemen dat in zijn land de Volkenbond niet is gevestigd, acht hij Venetië de aangewezen plaats. Kleine republieken kunnen geen lid worden van Crucé's Volkenbond. Bij den Volkenbond is dit ook eenigszins het geval, al worden daar voorloopig althans, natuurlijk niet de kleinste republieken, maar de allerkleinste staten geweerd.Ga naar voetnoot1) Indien zich een kwestie voordoet wordt deze bij meerderheid van stemmen beslist door de ambassadeurs van de vorsten. De vertegenwoordigers der republieken stemmen alleen in bizondere gevallen mede. Deze achterstelling van de republieken hangt samen met Crucé's oordeel over vorst zijn bij de gratie Gods. Wanneer ten slotte een vorst zich zou verzetten tegen de beslissing van den Bond zullen de overigen hem dwingen, zoo mogelijk met zachtheid, maar indien het niet anders kan, dan met geweld. Lucas is geneigd uit Crucé's woorden ‘Que si quelqu'n contrevenoit à l'arrest d'une si notable compagnie, il encouvroit la disgrace de tous les autres Princes, qui auraient beau moyer de la faire venir à la raison’, te lezen dat hij hier oeconomische maatregelen bedoelt. Ook de moderne Volkenbond kent het systeem van oeconomische sancties. Te Genève heeft de Assemblée in 1921 een resolutie aangenomen getiteld ‘Arme Economique’, welke resolutie een uitwerking is van artikel 16 van het Pacte.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 335]
| |
De voorrang in den Bond zal de Paus hebben zoowel wegens zijn positie, als uit eerbied, tegenover het oude Rome. ‘l'Empereur des Turcs’ krijgt de tweede plaats. De vierde plaats is eerst weggelegd voor den Franschen Koning. Hierover maakt Crucé zijn verontschuldiging. Als Katholiek en Franschman had hij den Franschen Koning liever een hoogere plaats gegeven, maar zijn objectief inzicht, dat niet alleen de Europeesche Christenstaten de eerste plaatsen moeten bekleeden, heeft hem tot deze rangverdeeling die overigens niet veel waarde heeft, gebracht. Zijn uitvoerige beschouwingen over den rang die de verschillende vorsten in den Volkenbond zullen bekleeden, doen ons eenigszins vreemd aan bij dezen monnik die in zoo vele opzichten zijn tijdgenooten zoover vooruit is. Er is wel eens op gewezen, dat Crucé deze beschouwingen over de positie der vorsten wel daarom zoo uitvoerig behandeld heeft, omdat hij volkomen terecht inzag, dat zonder de medewerking van dezen niets te bereiken zoude zijn. Dit is niet zoo onwaarschijnlijk, daar hij zijn boek ook richt ‘aux Monarques et Princes Souverains de ce temps’. Daarenboven zal men steeds moeten bedenken dat het boek uitgegeven werd in 1623, toen het absolute koningsschap in vele landen nog bestond. Zooals men ziet is Crucé's Volkenbond zeer eenvoudig. Zijn navolgers hebben meestal een uitgebreider instituut bepleit. Zoo heeft de abbé de Saint Pierre in 1712 een veel grootscher Instituut voorgesteld. Saint Pierre heeft niet zoo sterk geloofd in de deugd van vorsten en volken. Duidelijk blijkt het verschil tusschen beide schrijvers hieruit, dat Saint Pierre de steun der vorsten om een Volkenbond op te richten wilde koopen door hun een gedeelte der bespaarde militaire uitgaven te schenken als belooning voor hun medewerking, terwijl Crucé het den plicht der vorsten acht geen oorlog te voeren op grond dat zij de macht van God gekregen hebben. Crucé neemt de vorsten een gedeelte hunner inkomsten af door het afschaffen der invoerrechten, maar stelt hen schadeloos door het invoeren van een inkomstenbelasting. Saint Pierre heeft beter dan Crucé de zware taak van den Volkenbond gevoeld. De moderne Volkenbond heeft een geheel ander aanzien dan die van Crucé. Met drie belangrijke factoren heeft Crucé mis- | |
[pagina 336]
| |
schien niet voldoende rekening gehouden, namelijk met de machtige positie van sommige landen, die zeker niet voetstoots daarvan zouden willen afstand doen, met de leer van de staatssouvereiniteit en met het internationale recht. Maar bovendien heeft hij ten onrechte aan het voortduren van het absolute koningsschap geloofd, en aan de machige positie van republieken niet voldoende aandacht geschonken. Men kan toegeven dat Crucé zich de taak van zijn Volkenbond te licht heeft gedacht, maar men moet daarnaast bedenken, dat bij Crucé de volken werden opgevoed tot hoogstaande en tevreden volken, zoodat hij verwachten mocht, dat in zijn Volkenbond zich weinig moeilijkheden zouden voordoen. Ieder bleef souverein in eigen staat, slechts een enkele internationale kwestie zou een oplossing behoeven. Aannemende dat de vorsten, althans in meerderheid goed waren, zou er weinig kans op conflicten bestaan. Crucé wilde de menschheid leeren elkander te waardeeren en te verdragen, hij wilde elke grensmoeilijkheid wegnemen, hij wilde de jeugd opvoeden in een soort internationalisme. Men zou vreemde talen leeren, de vrijhandel zou de saamhoorigheid bevorderen, de censor waakte voor de belangen der vreemdelingen. Over het recht is Crucé weinig te spreken en hij laat zich minachtend uit over de Fransche rechtspraak. Maar in zijn Statenbond zou het internationale recht en ook in bizonder het internationaal privaatrecht een belangrijke rol moeten vervullen. Crucé heeft dit in tegenstelling met Saint Pierre niet voldoende ingezien. Reeds in den beginne zeide ik, dat een samenwerking van Crucé en Grotius voor het nageslacht van groote beteekenis zou zijn geweest. Crucé is in bepaling van de verhouding van vorst en volk niet altijd zeer consequent gebleven. Verdedigt hij aan de eene zijde de absolute monarchie, daartegenover stelt hij een in alle opzichten zeer ontwikkeld volk en legt hij aan het koningsschap zeer beperkende bepalingen op tegenover het volk. Lucas zegt hierover ‘Le libéralisme monarchique de Crucé se traduit par un libéralisme politique et par un autoritarisme social.Ga naar voetnoot1) Wat is er van Crucé's denkbeelden verwezenlijkt? Inderdaad | |
[pagina 337]
| |
weinig. Zeker de Volkenbond is er, ook, gelijk Crucé het eerst als pacifist heeft verlangd, niet voor de Europeesche Christenheid alleen. Maar onvolmaakt is deze nog in hooge mate. Crucé's opvoedingssysteem werd echter nimmer beproefd, en evenmin werd in lateren tijd in die richting gewerkt. Integendeel in de op Crucé volgende eeuwen werd het nationalisme als het hoogste geprezen. De twintigste eeuw heeft het verderfelijke van dit stelsel ondervonden. Zal men wijzer worden en zal men inzien, dat de menschheid zelve in de eerste plaats de draagster van de vredesdenkbeelden moet worden? Wij zullen, wanneer wij tot dit inzicht komen Crucé niet blindelings kunnen volgen, maar wij zullen toch in die richting moeten werken, die hij aangaf. De moderne Volkenbond is een veel kunstiger en ingewikkelder instituut dan Crucé heeft bepleit, en men kan toestemmen dat het zijne al te eenvoudig was. Maar Crucé's Volkenbond zou steunen als 't ware op de menschheid, terwijl de moderne Volkenbond bij de menschheid geen voldoende steun nog kunnende vinden, moet trachten veelal zich zelf te helpen. Dit heeft hem vele moeilijkheden berokkend, en dit zal hem ook in de toekomst nog zeer vele moeilijkheden baren, tenzij men tijdig de menschheid tot meer objectief inzicht en tot groote saamhorigheid kan brengen. Het lichtende voorbeeld, dat Emeric Crucé ons in de zeventiende eeuw heeft gegeven, zij voor ons een aansporing. Misschien heeft Crucé te veel willen regelen, en misschien heeft hij, ondanks zijn groote historische kennis niet voldoende ingezien, dat de ontwikkeling der volken doorging en dat het keurslijf waarin hij de menschheid wilde persen, spoedig te nauw zou blijven. De taak, die hij den censor wilde opdragen, zou ongetwijfeld dikwijls tot groote moeilijkheden en botsingen aanleiding gegeven hebben. Hij wilde alles regelen en vastleggen, naar zijn, voor zijn tijd zeer vooruitstrevend inzicht. Het past ons echter niet daarover te veel critiek uit te oefenen. De sociale wetgeving van den modernen tijd huldigt immers evenzeer de ideeën, dat om het geluk van alleen zooveel mogelijk te bevorderen zeer strenge bepalingen dienen te worden gemaakt. De groote verdienste van zijn werk - en deze overtreft vele keeren zijn fouten - is, dat hij ons niet eenvoudig een inrichting van een Volkenbond heeft geschonken, maar dat hij er de | |
[pagina 338]
| |
aandacht op gevestigd heeft, dat naast een Volkenbond er nog heel wat meer noodig is om de wereldvrede deelachtig te worden. Helder en klaar heeft ons Crucé zijn ethische en oeconomische beschouwingen uitééngezet, en wanneer wij het onderscheid dat hij tusschen volk en vorst maakt uitschakelen, en regeerders en volk als één beschouwen, dan moeten wij tot de overtuiging komen, dat bijna de geheele vredesbeweging in al haar onderdeelen, in ‘le Nouveau Cynée’ terug te vinden is. Langzamerhand komt het menschdom tot het inzicht, dat het vredesvraagstuk veel ingewikkelder is dan men zich veelal heeft voorgesteld. De oeconomische conferentie onder de auspiciën van den Volkenbond kort geleden gehouden, is het bewijs dat men thans inziet, dat de oeconomie een belangrijke factor is, waarmede rekening moet worden gehouden, wil men den wereldvrede bereiken. Nog niet lang geleden zeide Mussolini: ‘de Marine moet versterkt worden en onze luchtvaart moet zoo talrijk en machtig zijn dat de oppervlakte harer vleugels de zon verduistert. Dan zullen wij morgen, dan zullen wij tusschen 1935 en 1940, wanneer wij op één van de gewichtigste oogenblikken van de Europeesche geschiedenis zullen zijn, onze stem doen hooren en eindelijk onze rechten erkend zien’. Aldus sprak de dictator van één der machtige staten, die lid is van den Volkenbond. Zoo zien wij dat aan den modernen Volkenbond nog veel, zeer veel ontbreekt. Aan ons de taak den Volkenbond te voltooien. De historie kan ons daarbij in vele opzichten behulpzaam zijn. Ik heb daarom gemeend, dat het zijn nut kan hebben op de beteekenis van Crucé als pacifist in ons land ook de aandacht te vestigen. Deze, gedurende langen tijd vergeten schrijver verdient in de moderne vredesbeweging in eere hersteld te worden. Emeric Crucé is niet alleen een belangrijke vredesfiguur in de zeventiende eeuw, hij is de vader van de moderne vredesbeweging. |
|