| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De vrouw en de muziek.
De vrouw als componiste.
Ofschoon de oude Grieken de vrouwelijke muzen als de beschermheiligen der schoone kunsten vereerden en Polyhymnia, de ‘zangvolle’ vierden als de ‘muze der muziek’ (muze en muziek zijn aan denzelfden stam ontleend), en ofschoon de eerste Christenen de Heilige Cecilia als patronesse der muziek beschouwden, valt het toch niet te ontkennen, dat de muziek de ‘mannelijkste’ aller kunsten is, om het maar eens zoo uit te drukken, want deze kunst werd door alle eeuwen heen bijna uitsluitend beoefend door mannelijke kunstenaars. Wat echter de reproductie betreft, het weergeven der muziek, daarin hebben de vrouwen altijd met de mannen gelijk gestaan, ja, hen vaak verre overtroffen, met name vooral in den zang. Ook aan den vleugel en met viool, harp of violoncel hebben vrouwen de schoonste triomfen gevierd. Doch als componiste zijn er maar zeer weinigen, wie het genie zijn stempel op het voorhoofd heeft gedrukt.
In de antieke tijden waren het meestal de dichteressen, die tegelijk de muziek beoefenden. Sappho, de ‘aan schoonheid rijke, viooltjeslokkige, fier en zoet glimlachende’, dichtte hare hymnen naar het voorbeeld van haar leermeester, den Thracischen dichter Thamopris, en zong ze op haar eigen melodieën bij den barbiton, (een snaar-instrument). Zij werd door het bewonderende volk de ‘tiende muze van Griekenland’ genoemd.
De wijze Corinna van Tanagra zegevierde met hare bij de kithara gezongen liederen, bij de muzikale wedstrijden te Thebe vijfmaal over haar leermeester Pindaros.
| |
| |
Tot bijna even groote beroemdheid kwam de dichteres Claudia, die wegens den volmaakten vorm harer hymnen, door Grieksche, zoowel als Latijnsche dichters werd bezongen.
De door haar marteldood tot Heilige verheven Romeinsche vrouw Cecilia bezong het nieuwe geloof in godsvruchtige hymnen, en bracht daardoor veel tot de verbreiding van het Christendom bij. Langen tijd daarna verneemt men dan in de muziekgeschiedenis niets meer van muzikale vrouwen; eerst in de zeventiende eeuw wordt een volgelinge van den stichter der oud-Fransche opera, Giovanni Battisto Lulli genoemd, namelijk de zeer talentvolle echtgenoote van den organist Martin de la Guerre, Elisabeth Claudine Jacquet. Zij componeerde aria's, orgelstukken en kleine zangspelen.
Toen zich in Duitschland in de 18e eeuw een rijk muzikaal leven ontwikkelde, en men vooral aan de verschillende Hoven een levendig aandeel nam aan alles wat er op muzikaal gebied verscheen, kwam het niet zelden voor, dat regeerende vorsten en vorstinnen enthousiaste leerlingen werden van hun, meestal Italiaanschen kapelmeester, en zich aan de compositie van orgelstukken en opera's waagden. Een der begaafdste vrouwen uit deze periode was kroonprinses Maria Antonia van Saksen. Als leerlinge der componisten Porpora en Hesse had zij zich een buitengewone muzikale ontwikkeling verworven; ook trad zij vaak als zangeres bij de Hof-concerten op. Gewoonlijk droeg zij dan aria's uit de door haar gecomponeerde opera's voor, die met de prachtigste decors in de schouwburgen van Dresden, Berlijn en Weenen werden opgevoerd. Men verhaalt, dat zij op een Hof-concert te Nymphenburg in het jaar 1777 zelfs een geheele scène uit een harer opera's, getiteld: Thalestris, regina delle Amazone voordroeg, terwijl de kapelmeester Naumann haar aan het spinet en de muzikale keurvorst Maximiliaan van Beieren haar op de viool begeleidde. Vermeldenswaard is hierbij, dat zij ook zelve de teksten harer opera's dichtte. Twee harer tooneelwerken, het bovengenoemde en Il Trionfo della Fedelta zond zij aan Koning Frederik van Pruisen. Hij stuurde haar een zeer vleiende beoordeeling, en voegde bij de opvoering van Il Trionfo een door hem zelf gecomponeerde aria in.
Een andere vorstin uit dezen tijd stond ook bij den Koning in hooge gunst: een nicht van hem, de geestige Hertogin Anna Amalia
| |
| |
van Saksen Weimar. Zij was dichteres en componiste. Bij het spinet zong zij de door haarzelf gecomponeerde liederen; ook componeerde zij verschillende grootere klavierwerken; bij Goethe's bekoorlijk zangspel Erwin und Elmire schreef zij de zeer stemmingsvolle en melodieuse muziek.
In haar omgeving behoorde ook nog een andere componiste, de schoone actrice en zangeres Corona Schröter, die Goethe voor Weimar had weten te winnen. Zij was een leerlinge van Adam Hiller en had een zeer verzorgde muzikale opleiding genoten; ook componeerde zij zelf. Haar liederen munten uit door de aardige melodie en den lieven vorm. Zij was de eerste van alle componisten, die Goethe's Erlkönig en zijn Fischer op muziek zette.
Als een wonder komt het ons voor, dat ook een blind meisje, Maria Therese Paradies, te Weenen, zich als zeer begaafde zangeres en componiste deed kennen. Niemand minder dan Mozart sprak zijn bewondering voor haar uit. Zij stierf in 1824.
Een tijdgenoote van haar was Maria Cosmay, een Engelsch meisje, die zich te Londen veel naam maakte. Zij bezat een fijn ontwikkeld vormgevoel, en bracht poëzie van Homeros, Vergilius, Spencer en Shakespeare op muziek.
Bezitten de scheppingen der hiergenoemde vrouwelijke componisten in hoofdzaak slechts historische waarde, zoo wil ik er thans eenige noemen, die werkelijk kunstenaressen waren, en wier arbeid nog onvergetelijk voortleeft. Louise Reichhardt, de hoogbegaafde dochter van den liederen- en opera-componist Johann Friedrich Reichhardt, schreef vele gezangen en liederen, die door hun warmen klank en de vaste beheersching van den muzikalen vorm uitmunten. Bekoorlijk is haar ‘Magelonenlied’ en het temperamentvolle Nach Sevilla, dat haar naam vestigde.
En een muzikale kunstenares van den eersten rang was Fanny Mendelssohn (Felix' zuster, de latere Fanny Hensel). Van haar zijn vooral bekend gebleven de liederen Sehnsucht, Heimweh, Italien (die oorspronkelijk onder Mendelssohn's naam het licht zagen). Zij componeerde ook trio's en koren, en haar broeder zeide van haar: Zij heeft begrepen, wat de lieve God zich gedacht heeft, toen hij de muziek heeft geschapen.
Een der opmerkelijkste figuren in de kunstenaarswereld, Klara Schumann, geboren Wieck, verwierf zich ook een grooten naam
| |
| |
als componiste. Zij schiep talrijke werken; tezamen met Schumann: twaalf liederen uit Rückert's Liebesfrühling; verder vele romances en een trio voor klavier en viool, een orkeststuk, walsen, mazurka's enz., alle werken getuigend van haar groot, diep talent. Haar zuster, Maria Wieck, componeerde ook, maar schreef hoofdzakelijk voor het klavier.
Tijdgenooten van haar waren Annette Essipoff, die klavierstukken schreef, en Louise Lebeau, die terzetten, mannen- en vrouwenkoren componeerde.
Ook verdienen vermelding de beide geniale dochters van Garcia: de schoone, veel-gevierde Maria Felicita Malibran-Garcia, de componiste van origineele liederen, romances, nocturnes en canzonen, en Pauline Viardot-Garcia, componiste van kleine operetten, waarvan De laatste Toovenaar het meest bekend is gebleven. Gracieus en bekoorlijk zijn ook haar duetten, liederen en stukken voor piano en viool. Ook hebben haar studiewerken over muziek blijvende waarde.
Van Adeline Patti, de onvergetelijke zangeres, zijn ook composities bekend, vooral Il bacio d'addio en Speme arcane, waardevolle orkeststukken. Teresa Carreno's strijk-kwartetten en nationale liederen vertoonen een krachtig en hartstochtelijk karakter, terwijl Cecile Chaminade's composities voor kamermuziek over geheel Europa worden uitgevoerd.
Een componiste van groote beteekenis was Ingeborg von Brossart. Zij schreef liederen, fuga's, vioolromances, en patriottische gezangen. Zij zette Goethe's zangspel: Jery und Bäthely op muziek en componeerde opera's in Wagner's geest, vooral doet König Hiarne aan hem denken. Haar muziek is bij alle voornaamheid en noblesse warm en frisch, en overal toont zich haar dramatisch talent.
Evenzoo deed Amelie Nikisch van zich spreken, de vrouw van den beroemden componist, die de muziek schreef bij de te Dresden opgevoerde operette Meine Tante deine Tante, en Clara Joutard, wier Concert symphonique algemeen hoogst gunstig beoordeeld werd.
Ook Holland mag zich verheugen in het bezit van vele vrouwelijke componisten. Ik wil er hier eenige noemen; (mocht ik iemand vergeten, dan vooraf mijn excuses, het is niet met opzet geschied,
| |
| |
en gaarne houd ik mij aanbevolen voor het bericht van den naam). Om te beginnen herinner ik aan onze algemeen bekende Catharine van Rennes; aan Cornelie van Oosterzee; aan mevr. v.d. Linden van Snelrewaard (die Ottilia Adelborg's Klein Jantje in Modderstad op muziek zette); Dina Appeldoorn, (aan wie ik de zeer mooie muzikale begeleiding van mijn gedicht Het Ruiterfeest dank); Anna Lambrechts-Vos; Bertha Wegener-Koopman (Liederen, Die Sonne, Droomevrouw) Anna Stibbe (Flieder); Geertruida Vogel (Songs of a child); Rosine de Cocq, die hoe langer hoe meer bekendheid verwerft, Johanna Veth (majeur en mineur), Jeanne v.d. Haar-Böttger (liederen).
| |
De namen der muziek-tonen.
Ofschoon eigenlijk niet bij mijn onderwerp passend, wil ik hier toch even de afkomst der namen van de muziek-tonen vermelden, omdat menigeen zich wel eens zal hebben afgevraagd, waar het ut, re, mi, la, si vandaan komt.
Het zijn de eerste lettergrepen, door Guido van Arezzo genomen van een hymne, die in de 11e eeuw gedicht werd door den Benedictijner monnik Paulus Warnefried, op Johannes den Dooper, den patroon der zangers.
De sa werd in de 17e eeuw door den Leuvenschen hoogleeraar Puteanus veranderd in si, van Sinte Johannes, wijl hij dezen klank welluidender vond. Om dezelfde reden, namelijk die der welluidendheid, werd de eerste noot van het octaaf veranderd in do, eerste lettergreep van Dominus.
Letterlijk vertaald luidt deze hymne: Opdat de dienaren van losse snaren kunnen doen weerklinken het wondere, dat gij gedaan hebt, delg de schuld van hun bezoedelde lip, Heilige Johannes.
| |
| |
| |
Salomé.
Onder de vrouwenfiguren, die in de opera voorkomen, trekt Salomé zeker sterk de aandacht. Het is daarom, dat ik hier eerst een beschouwing geef over deze interessante figuur.
Enkele regelen in de Evangeliën waren langen tijd zoowat de eenige literatuur, die er over Salomé bestond. Slechts twee historici hebben zich wat langer met haar bemoeid, namelijk de Grieksche monnik Nicephorus en de Joodsche geschiedschrijver Flavius Josephus. Door hen weten wij, dat zij, - de dochter van Herodes Philippus en van Herodias, nicht en stiefdochter van Herodes Antipas, prinses van Judea, - nog veertig jaar leefde, nadat zij door de onweerstaanbaar-verleidelijke bekoring van haar dans, en door de wraakzucht harer moeder, het hoofd van Johannes den Dooper (Jochanaän) verkregen had. Zij is tweemaal gehuwd geweest, en had drie kinderen van haar tweeden echtgenoot.... Wel een heel ander levenseinde, dan het huiveringwekkende, als op het woest bevel: Tuez cette femme! de soldaten met hun schilden over haar heen stormen, zooals wij dat kennen uit Wilde's Salomé!....
Flaubert maakte weinig werk van Salomé in zijn Herodias. Aan Jules Laforgue heeft zij een dier smartelijk-ironische meesterwerkjes geïnspireerd, die dezen te weinig gekenden artiest tot een der echtste Fransche dichters maken. Er zijn nog wel meer romans en novellen en vooral gedichten, waarin sprake is van de ‘dansmisdaad’ van Salomé. Maar vooral de schilders stelden belang in haar, en ontelbare malen is zij op het doek uitgebeeld.
Als persoonlijkheid is zij niet meer waard dan een pop, hoe grillig en wild ook, die onderworpen aan haar moeder om het hoofd van Johannes den Dooper vraagt, zooals een ander meisje een juweel vragen zou. En het is dus te begrijpen, dat de schilders haar niet veel anders zagen dan als een decoratieve figuur, als wij da Vinci uitzonderen (men twijfelt evenwel of de aan hem toegeschreven schilderij wel van hem is) die sterk de wreedheid uitdrukt op het gezicht van Salomé, en Quentin Matsys, die haar vol hartstocht uitbeeldde (men zegt, dat deze Salomé de trekken weergaf van zijn eigen verloofde, de zuster der van Eijk's) terwijl Dürer en Memlinck alleen de verbazing uitdrukken op haar
| |
| |
gezicht over haar eigen wil. Bij de Vlamingen is zij eigenlijk een banaal wezentje, zelfs bij Rubens. Titiaan ziet in haar niets dan weelderige vleeschelijkheid; Ghirlandajo maakt een bacchante van haar. Bij Veronese, bij Andrea del Sarto, bij Giorgione is zij alweder niets dan een decoratieve figuur. Alleen de Salomé van Luini drukt door de oprechtheid en onschuld harer trekken, door de virginale sereniteit van haar glimlach, de onwetend-bekoorlijke, onwetend-gevaarlijke ziel van Herodias' dochter uit: een kind, er niet aan denkend of het kwaad doet of niet. Vele moderne schilders leggen in Salomé hun eigen romantischen zin. De Salomé van Henri Regnault lijkt een dolle krankzinnige, die van Paul Baudry een up to date élégante, en wat Gustave Moreau in Salomé het meest schijnt te interesseeren, dat zijn haar juweelen, die hij weergeeft in de schitterendste kleuren.
Oscar Wilde kent aan Salomé een eigen wil, een eigen verlangen toe. Niet om te gehoorzamen aan haar moeder, maar uit eigen aandrang eischt zij het hoofd van Jochanaän.
Wat het muziek-drama, dat Richard Strausz op den tekst van Salomé heeft gecomponeerd, - er is over weinig kunstwerken zooveel gesproken en geschreven als over dit drama. Tallooze kritieken en polemieken heeft het uitgelokt; in sommige plaatsen is het verboden. Te New York is b.v. slechts één voorstelling gegeven kunnen worden, ook te Parijs en te Brussel is het slechts sporadisch vertoond.
| |
De Vrouw en de Opera.
Mij dunkt, dat méér dan nog dan het tooneel de opera speciaal voor de vrouw aantrekkelijk is en van een boeiende suggestie. In de opera leven de hartstochten nog veel heftiger, kleurrijker, intenser, plastischer dan op het tooneel.... in de opera ziet de vrouw zich eindeloos weerkaatst als in een honderdvoudigen spiegel.... want de ware, de echte vrouw is niet een Carmen of een Gretchen, neen! zij veréénigt in haar wezen de naïeve onschuld van een Gretchen met de vreeslooze wildheid van een Carmen, - de hartstochtelijke kracht eener Brünhilde met de teedere overgegevenheid van Tannhäuser's Elisabeth.... Immers, de vrouw is vele vrouwen ineen. Zij is een ‘eenheid van tegendeelen’ als er
| |
| |
stellig ter wereld nergens volmaakter gevonden wordt. En toch is haar gecompliceerdheid eenvoudig! De vrouw is als het wit, waarin alle kleuren zijn....
In bijna elke opera treedt een vrouwenfiguur als hoofdpersoon op den voorgrond. En zoo gaan dan in een bonte, oogbekorende rij, die zoo sterk tot onze verbeelding sprekende gestalten aan onzen geest voorbij; de tragische en pathetische vrouwen, de liefhebbende, de zelfopofferende, de haar macht misbruikende, - de zachte en de sterke, de zelfzuchtige, de overheerschende en de nederig zich onderwerpende.... en allen kennen wij ze, omdat wij in ieder.... één oogenblik.... onszelve herkennen....
In Aïda, die men een van Verdi's beste opera's noemt, waarvan het instrumentaal gedeelte geheel in overeenstemming is met het fraai decoratief, en waarbij ook de tekst van Antonio Ghislanzoni zich volkomen aansluit, is de hoofdpersoon Aïda, de liefdevrouw, die in het graf weet door te dringen, waartoe Radamès levend veroordeeld is, om er met hem te sterven. In Massenet's Navarraise, (waarvan het libretto bewerkt is naar een novelle van Jules Claretie: La Cigarette), welke ‘épisode lyrique’ ons verplaatst op het oorlogstooneel, is het Anita, die als een moderne Judith het vijandelijke legerhoofd doodt. Zij zal door die daad den bruidschat verwerven, dien zij haar geliefde aanbrengen wil, en, met deze hartstochtelijke woorden haar belofte afleggend aan den commandant, om dien van zijn vijand te bevrijden:
Vous l'homme à qui va votre haine,
Moi l'homme à qui va mon amour!
stort zij zich blindelings in het gevaar.
In Fidelio, de eenige complete opera van den grootsten Duitschen componist, een der mooiste, die er bestaan, met haar grootsche, gepassioneerde, diep-aangrijpende muziek, met het libretto van R. Treitschke, is het de dappere, trouwe Leonore. In Bizet's Carmen is het de bekoorlijke, eigenzinnige, temperamentvolle Carmen. In Cavalleria rusticana, met het door Mascagni muzikaal bewerkte libretto naar een roman van Verga, is het de gesmade, en in haar wanhoop den geliefde verradende Santuzza. In de Zauberflöte, een der merkwaardigste opera's, die men kent, waarin Mozarts' genie bijna het volmaakte bereikte, - met den zonder- | |
| |
lingen tekst van Schikaneder, - is het de, met haar minnaar door water en vuur gaande Pamina. In de Hollandsche opera Madeleine van den Hollandschen componist Sam Schuyer, met den tekst van Jos. van Veen, is het Madeleine, in al de gecompliceerdheid harer natuur, die haar tegelijk geestelijk Rudolf en zinnelijk Stahlberg liefhebben doet. In Elektra, met de Richard Strausz'sche muziek, op den naar den klassieken vorm van Aeschylos, door Hugo von Hoffmannsthal bewerkten tekst, is het Elektra, de woeste, wraakgierige, die aan haar eigen hartstocht te gronde gaat. In het eveneens door Richard Strausz getoonzette Salomé, op den bewonderenswaardig-woordgetrouwen tekst van Oscar Wilde, is het de perverse, verdervende, overschoone Salomé, - Salomé, die wij tot hartstochtelijk leven hebben verbeeld gezien, in de volmaakte creatie van Edyth Walker, de onvergelijkelijke, onvergefelijke, die ons ademloos van deze oog- en oogbekorende schoonheid genieten deed. In Saint Saëns Samson et Dalila is het de onmeedoogende Dalila. In Mozart's mooie opera Don Juan, met den, naar de oude legende bewerkten tekst van de Ponte, is het Donna Elvire, die den berouw toonenden geliefde alles wil vergeven. In Meyerbeer's
Huguenots, met het libretto van Scribe, is het Valentine, die, liever dan zonder hem te leven, met Raoul den dood ingaat. In Lohengrin, Wagner's populairste romantische opera, is het Elsa, die, evenals de antieke Psyché, het geheim van den geliefde doorgronden wil. In Mignon, met Thomas' levendige Fransch-bevallige muziek, en den, naar Goethe's Wilhelm Meister, door Carré en Barbier bewerkten tekst, is het Mignon, de impulsieve, liefelijke Sperata. In Puccini's Bohème, naar Murger's Vie de Bohème, vol poëtische melodie, zijn het de wufte Musette en de teedere Mimi. In Leoncavallo's Paillasses, met den eigen tekst van den componist, is het Nedda, die den dood verkiest boven het verraad aan haar geliefde.... In Jan Blockx' Nestor de Tière's Princesse d'Auberge is het de egoïste, lichtzinnige Rita. In Massenet's Thaïs, naar Anatole France's roman, is het Thaïs, ‘la sainte Thaïs’.... In Pelléas et Mélisande met de bekorende muziek van Debussy, pas succesvol te Amsterdam opgevoerd onder leiding van Pierre Monteux, is het Mélisande, un petit être, tranquille, timide et silencieux, - un pauvre, mystérieux petit être’.... In Tannhäuser, voor de eerste maal door een Hollandsch gezelschap, de Co-operatie, opge- | |
| |
voerd in de Parijsche bewerking, (toen Wagner had gevoeld, dat vele gedeelten niet die echte innerlijkheid hadden, welke hij later (in 1860) wèl in muziek kon weergeven. De Parijsche bewerking was een groote verbetering, en dus was de opvoering der Co-operatie van Tannhäuser in dezen vorm, voor alle muziekliefhebbers een gebeurtenis) zijn het de zinnelijk-zwoele Venus, vertolkt door mevr. Greta Santhagens-Manders en de kuische Elisabeth, gezongen door mevr.
Liesbeth Poolman-Meiszner, wier prachtvolle stem en uiterlijke verschijning haar bij uitnemendheid geschikt maken voor Wagner-zangeres. In De Bruiloft van Figaro, met de verrukkelijke Mozart-muziek, die als een wonder is, zijn het de Gravin, weder bij de Co-operatie, voortreffelijk weergegeven door mevr. Poolman-Meiszner, en de zuidelijk-zinnelijke Rosine, (bij de Co-operatie een zeer gelukkig debuut van Margaretha Adriani met haar jonge, frissche, klankvolle stem. Even een woord van warmen lof voor deze moedige Vereeniging, die Nederland in het bezit stelt van een opera, waar Nederlandsche krachten hun prestaties kunnen toonen, en die het aandurft, om Wagner's geheelen Ring (der Ring des Nibelungen, Walküre, Siegfried en Götterdämmerung) ten tooneele te brengen, is hier zeker niet misplaatst, evenmin als een gelukwensch met dit zoo brillant begonnen seizoen).
Nog vele opera's zou ik kunnen opnoemen, maar j'en passe et des meilleurs. Het is immers genoeg om te bewijzen hetgeen ik bewijzen wilde, dat in de opera de meest verschillende kanten van het vrouwelijk karakter naar voren worden gebracht en helder belicht.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
|
|