De Nieuwe Gids. Jaargang 43
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
De theosofische wereld-universiteit door J.J. Poortman.In het laatste tweetal jaren hoort men telkens van een nieuwe beweging in den theosofischen hoek, waarvoor wellicht ook de buitenstaander belangstelling in zich voelt opkomen. Men wil een Theosofische Wereld-Universiteit stichten. Heeft dit plan zin en is de uitvoering ervan mogelijk? Wat dit laatste betreft, zijn er vele sceptische toeschouwers, die de verwezenlijking naar Saint Jamais verwijzen; andererzijds ontmoet men theosofen, die reeds binnen weinige jaren een volledige universiteit in werking zien. De werkelijke opzet houdt het midden. Van een inderdaad in werking treden van de eigenlijke Universiteit, zoo heeft dr. Annie Besant verklaard, kan geen sprake zijn dan over een acht of tien jaar; in dien tusschentijd zal het mogelijk zijn de zaak voor te bereiden. Het behoeft niet gezegd te worden, dat de stichting van een universiteit geen peulschil is. De benoodigde fondsen zullen in allen gevalle aanzienlijk zijn en de theosofen zitten op zware lasten van wege de onderscheiden bewegingen, die zij thans reeds in het leven houden. Verder stampt men de leerkrachten voor een dergelijke Universiteit niet uit den grond. Er zijn niet alleen menschen voor noodig, die een meer dan gemiddelde wetenschappelijke begaafdheid bezitten, zooals in andere dergelijke gevallen; zij moeten, althans ten deele, ook aan zeer bepaalde eischen in verband met het theosofisch karakter der Universiteit voldoen. Dit brengt ons tot het andere punt: heeft het geheele ontwerp zin? Het antwoord op deze vraag zal in hooge mate afhangen van het standpunt, waarop men tegenover de moderne theosofie | |
[pagina 24]
| |
staat. Maar ook indien dit standpunt afwijzend en sceptisch is, zal men toe moeten geven, dat ook deze richting er terecht naar streeft wat in haar leeft tot uitdrukking te brengen op een wijze, zooals dat alleen in een regelmatig studiecentrum kan geschieden, en de jeugd op te leiden in de sfeer, die zij het meest heilzaam voor haar acht. Zoo heeft in ons land het Orthodoxe Protestantisme zijn Vrije Universiteit geschapen; zoo heeft de Keizer Karel Universiteit te Nijmegen een dergelijke rol te vervullen ten opzichte van Roomsch-Katholiek Nederland. Wanneer de Sociaal-democratie door haar marxistisch-materialistischen oorsprong niet eenigszins vijandig stond tegenover de idee eener autonome cultuur, zou het voor haar ook voor de hand kunnen liggen om naar eigen universitaire uitdrukking te streven. Het Communisme is trouwens bezig dit in Rusland te beproeven. - Nu werpt al dit bijzondere hooger onderwijs echter een zware slagschaduw: de wetenschap kan niet aan een bepaalde richting toebehooren. De waarheid dreigt op deze wijze in een bepaald keurslijf te worden gedwongen. Inderdaad mag men dit bezwaar niet licht tellen. Wel is waar kan de behoefte aan een bijzondere universiteit ook voortspruiten uit een anderen dan theoretischen drang: uit den wensch een practische gemeenschap te vormen van gelijkgezinden. Dan heeft men hier slechts te doen met een uiting van het streven naar synthese, naar het vormen van een eenheid van het leven in al zijn geledingen. Maar dit neemt niet weg, dat in beginsel het eventueele laten gelden van tweeërlei waarheid aan ernstige bedenking onderhevig is. Wij zien nochtans niet, hoe de Vrije en de R.-K. Universiteit aan dit bezwaar zouden kunnen ontkomen. Intusschen behoeft echter niet alle bijzonder onderwijs confessioneel te zijn. Het neutrale, bijzondere, voorbereidend onderwijs, zooals de eerste Lycea dat in ons land geïnaugureerd hebben, is er een bewijs voor. Ook deze Wereld-Universiteit zou bijzonder en nochtans niet-confessioneel kunnen zijn. Dat zal er van afhangen, welke beteekenis aan het epitheton ‘Theosofisch’ in de practijk zal toekomen. Indien b.v. het theosofisch stempel van de Universiteit zich zou beperken tot de levensgemeenschap van professoren en studenten, tot de bevordering van bepaalde religieuse samenkomsten, of van meditatieve oefeningen, of van een vegetarische leefwijze, dan zou de wetenschappelijke gestie van de Universiteit | |
[pagina 25]
| |
zeer wel strikt neutraal en objectief kunnen blijven. Maar ook wanneer, wat waarschijnlijk is, toch ook de z.g. theosofische leeringen een rol aan de Universiteit zullen spelen, komt alles er op aan welke invloed aan deze toegestaan zal worden. Wanneer zij bijvoorbeeld niet reeds a priori als juist zullen worden aangenomen en niet van den beginne af als een richtsnoer voor het onderzoek, waarvan niet mag worden afgeweken, worden vastgesteld, doch haar ten hoogste toegestaan wordt zich heuristisch, als een eventueele methodische vingerwijzing bij het onderzoek, te laten gelden, dan kan het objectief-wetenschappelijk karakter der Wereld-Universiteit zeer wel intact bewaard blijven. Of dit gebeuren zal, is in hooge mate afhankelijk van den geest, waarin de Universiteit gesticht wordt en geleid. Wat kan hiervan verwacht worden? De orthodox-dogmatische gezindheid is nu eenmaal een geesteswending, die ons menschen zoo na ligt, dat ook onder de theosofen een aantal zal voorkomen, dat geneigd is aan menschen en leeringen een bepaald kriterium aan te leggen en deze bij niet voldoen hieraan onverbiddellijk af te wijzen. Maar dat deze geestesgesteldheid onder hen algemeen of zelfs maar eenigszins verbreid zou zijn, dit lijkt ons moeilijk vol te houden. De aanhangers der moderne theosofie zijn, de leiders inbegrepen, in groote trekken eenvoudig modern en vrijzinnig van opvatting. Hiermede stemt overeen, dat voor de toetreding tot de Theosofische Vereeniging niet de instemming met eenige belijdenis, doch slechts met enkele practische doeleinden, zooals het vormen van een kern van broederschap en de studie van ongeopenbaarde krachten in den mensch wordt verlangd. In beginsel staat dus niets aan het zuiver wetenschappelijke karakter van de Universiteit in den weg. Omgekeerd zal nu echter onder het vasthouden aan genoemde methodische beginselen een test der theosofische leeringen verkregen kunnen worden, die ieder onbevooroordeelde aan de moderne theosofie slechts zal toewenschen. Wat staat ten slotte bij haar in het middelpunt? De mogelijkheid van gedetailleerde helderziendheid. Deze mogelijkheid werd tot nu toe daarom niet objectief - bij wijze der ‘psychical research’ - bewezen, omdat zij ten eerste tot de inwendige ervaring van bepaalde individuen beperkt bleef en ten tweede objectieve bewijzen ervan niet geleverd | |
[pagina 26]
| |
werden, omdat - mag men hen gelooven - het geven van teekens verboden was. D.w.z. er waren wel uitzonderingen op dezen regel: zoo heeft mevrouw Blavatsky herhaaldelijk toeschouwers in verbazing gebracht door verschijnselen, die zij teweeg bracht, maar deze toeschouwers beijverden zich dan vervolgens om te ontkennen wat zij gezien hadden, op grond daarvan dat het h.i. niet mogelijk was, dat zij het gezien hadden. Hoe dit zij, het is niet uitgesloten, dat ook aan de Theosofische Universiteit bepaalde proeven zullen toegelaten worden, die bewijskrachtig zijn voor al die vermogens, waarvan in de theosofische litteratuur zoo vaak sprake is. Verder zullen echter de resultaten van helderziend onderzoek heuristisch gebruikt kunnen worden om hypothesen aan de hand te doen, die dan vervolgens op de gewone wetenschappelijke wijze kunnen worden geverifieerd. De verwachting, dat deze werkwijze vruchtbaar zal zijn, kenmerkt nu juist den theosoof en de buitenstaander zal hem hier zijn ‘fair chance’ moeten geven. Aan de Universiteit zal overigens ook gelegenheid bestaan voor die uitgebreide bestudeering van de theosofie, die het onderwerp, zooals een Rotterdamsch theoloog nog onlangs heeft opgemerkt, nu eenmaal vereischt. Mits het anti-dogmatisch karakter der Wereld-Universiteit gehandhaafd wordt, zal zij echter nog in tweeërlei zin kunnen werken ook afgezien van haar speciaal theosofische missie. In de eerste plaats zal zij een open oor kunnen hebben voor verschillende nieuwere stroomingen, die zich tot nu toe niet geheel ten onrechte over gebrek aan gehoor hebben beklaagd. In een zijner enquête's gebruikt prof. Heymans het begrip ‘Neuerer’ voor hen, die aan verschillende moderne stroomingen tegelijk deelnemen. In vele gevallen is dit van toepassing op den theosoof. Hij zal daarom aan de bestudeering van b.v. het vegetarisme een plaats in kunnen ruimen, die het elders geweigerd wordt. De menschelijke zwakheid is nu eenmaal zoo, dat zij aan het nieuwe vaak wel heel zware eischen stelt om zich te laten gelden, wat dan bij gelegenheid - buiten onze landsgrenzen zeker nog sterker dan daarbinnen - kan leiden tot een officieele angstvalligheid, een academisch conservatisme. Deze bevooroordeeldheid behoeft aan de Theosofische Universiteit daarom niet te bestaan, omdat | |
[pagina 27]
| |
zij sympathiek staat tegenover verschillende dezer tendenties en zij zelve nog geen tradities bezit. Aan deze tendenties zal daardoor echter de gelegenheid geboden worden om voor het forum van gezond verstand en feitelijkheid te laten zien, wat zij vermogen. Aan de prudentie der leiders van de Universiteit zal de beslissing overgelaten moeten worden wie en wat zij daarbij aan het woord zullen laten komen. Naast deze bestudeering en eventueele stabiliseering van novismen op geneeskundig, opvoedkundig en ander gebied zal de Theosofische Wereld-Universiteit nog in staat zijn een andere ruimere taak te vervullen. De gedachte van de stichting van een internationale universiteit is reeds meermalen geopperd. Alleen een bestaande internationale organisatie schijnt echter over de kracht te kunnen beschikken dit werk tot stand te brengen. Hoewel het verband met een bepaalde richting als bezwaar gevoeld kan worden, wordt dit bezwaar verminderd, indien het niet-dogmatische karakter dezer richting op de wijze, zooals wij omschreven hebben, gehandhaafd wordt en dit verband kan tot een voordeel worden, indien deze richting vanuit haar beginsel de internationale gedachte uitdrukkelijk bevordert. Daar het eerste doeleinde der Theosofische Vereeniging echter het beginsel van broederschap inhoudt, is dit laatste het geval. Niet alleen dus in uiterlijken zin, door het contact van lieden uit zeer verschillende landen afkomstig, wordt de internationale idee bevorderd, ook innerlijk. - Iets dergelijks geldt ten slotte ook van de studie der religie aan deze Universiteit. Herhaaldelijk, ook nog bij de laatste wijziging van het Academisch Statuut, is voorgesteld - en het instituut van kerkelijke hoogleeraren is gedeeltelijk een uitvloeisel van dezelfde gedachte - om aan de openbare universiteiten geen andere dan godsdienstwetenschap in het algemeen toe te laten. Immers, ook de theologie kan, zuiver wetenschappelijk, er niet van uitgaan Christelijk te zijn. Al deze onderscheiden dogmatische theologieën sluiten elkander wetenschappelijk uit. Practisch zal de theologie, ook aan de openbare universiteiten van een land, echter steeds sterk onder den invloed staan van den heerschenden godsdienst. Aan deze moeilijkheid ontkomt de theologische faculteit aan de Theosofische Wereld-Universiteit. De moderne theosofie heeft immers steeds op den | |
[pagina 28]
| |
voorgrond gesteld, dat het gemeenschappelijke en de kern van alle godsdiensten gezocht moet worden en dat als zoodanig aan geen religie de voorrang toekomt boven alle andere. Omgekeerd pleegt men zelfs dit standpunt, zoo vaak het in de geschiedenis optreedt, als ‘theosofisch’ aan te duiden. De Theosofische Universiteit verschaft dus in dit opzicht een wetenschappelijken bodem bij uitnemendheid. In het bovenstaande hopen wij duidelijk gemaakt te hebben, dat de beweging voor een Theosofische Universiteit er een is, die de aandacht ook van den buitenstaander verdient. Als officieel plan nog geen twee jaren oud, telt zij thans een zeventiental nationale associaties, die voor de Universiteit werken, waaronder ook de Nederlandsche Associatie, die onder leiding staat van prof. drs. D. van Hinloopen Labberton, in de laatste maanden van zich heeft doen spreken. Men kan niet verwachten, dat een volledige Universiteit met toebehooren als een paddestoel uit den grond zal verrijzen. In den beginne zal men met leergangen - - zooals het van 25-30 Juli j.l. in het Koloniaal Instituut te Amsterdam gehouden medisch georienteerde zomercollege - en met theosofische academies - zooals het reeds bestaande Londensche sub-centrum der Universiteit en de Brahmavidyashrama te Adyar in Britsch-IndiëGa naar voetnoot1) - moeten volstaan, dan kan te zijner tijd de volledige Universiteit met haar faculteiten tot stand komen. Wat echter deze beweging voor den landgenoot belangwekkend maakt, is, dat het plan bestaat om vier hoofdcentra der Universiteit op te richten, voor vier werelddeelen ieder één, en dat het centrum voor Europa in ons land zal komen. Of te Ommen, hetzij in het Gooi, dát is nog niet beslist. Op deze wijze zal echter Nederland wederom een nieuwe functie verkrijgen in zijn bemiddelende rol tusschen de volkeren. |
|