| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Van politieke ‘overeenstemming’ tot overeenstemming wordt, naar 't schijnt, tusschen Engeland en Frankrijk de breuk onvermijdelijk. De nationale belangen en inzichten der beide landen liggen te ver uiteen, een groot deel van het Fransche volk is te zeer verblind door zijn wraakbezieling jegens den toch overwonnen vijand. Er kan geen sprake zijn van harmonie tusschen Engeland - maar achter dit land vrij wel geheel de wereld - en la grande nation, welke maar niet kan gelooven, dat het Duitschland van voor '14 niet meer bestaat, en de menschheid zich aan het begin ziet van een nieuw tijdperk. Niettemin zijn er zwakke teekenen, alom met blijdschap waargenomen, dat iets van het oude Fransche gezond verstand ontwaakt. De ontnuchterende invloed der feiten is immers te sterk. In de Krim is Wrangel den weg opgegaan naar nederlaag en vergetelheid, vóór hem door Broessiloff, Yoedenitsj, Koltsjak en Denekin bewandeld; de nederlaag van Venizelos in Griekenland, en de verkregen overeenstemming tusschen Italië en Zuid-Slavië zijn den onverzoenlijken in Frankrijk even zoovele ernstige waarschuwingen, dat de staatslieden in Engeland, in dit opzicht althans, den groei der gebeurtenissen met juister inzicht volgen, dan zij. Het eerste goede gevolg is, dat het ook braven Franschen voortaan vergund zal zijn met de afschuwelijke Bolsjewieken handel te drijven. Wel bekome hun de teleurstelling.
Opnieuw was in de afgeloopen maand de stortvloed der gebeurtenissen haast overstelpend. De presidentsverwisseling in de Vereenigde Staten: Woodrow Wilson, die zal heengaan om plaats te maken voor Warren G. Harding, een zoogenaamde ‘republikein’ voor een zoogenaamden ‘democraat’; Wrangels nederlaag, Venizelos nederlaag; de eerste Vergadering van den Volkenbond; de overeenkomst Van Rapallo: het werkt en woelt alles dooreen, en indien de Bolsjewieken er niet waren, zou men er den bekenden ‘rooden draad’ bij verliezen. Niet zoozeer uit sympathie voor den heengaanden, nog minder voor den komenden President der ‘Staten’, werd dit feit hier 't eerst genoemd. Ongetwijfeld kan niemand den vertrekkenden bewoner van het Washingtonsche ‘Witte Huis’ zekere hulde onthouden. Hij heeft echter het beste deel der menschheid een te grievende teleurstelling veroorzaakt, om
| |
| |
hem bij zijn heengaan niet na te geven, dat hij niet opgewassen bleek tegen de taak, welke hij meende zich te kunnen stellen. Toen de oorlog tot een einde kwam, niet 't minst door de inmenging der reuzenkrachten van de ‘athletieke republiek’, was er onder de staatslieden der wereld, om niet te spreken van de koningen - quantité fort négligeable - niet een, die hem gelijk stond aan macht. Maar deze oud-advocaat, die ‘er’ gekomen was door de partijpolitiek van zijn volk, bezat weinig anders dan een groote hoeveelheid naïeve zelfoverschatting, en deze volkomen tegenovergesteld aan zijn begrip van het leven der volken, in 't bijzonder die der oude landen. Clemenceau doorzag hem onmiddellijk, en trok in vertrouwelijk gesprek de schouders over hem op. ‘Die m'nheer Woodrow Wilson met z'n veertien punten verveelt me’, zei hij, ‘onze Lieve Heer had er wel aan tien genoeg’.
Wat wilde deze machtige, die een machtig volk verpersoonlijkte, dat ons wordt afgeschilderd als tegelijk practisch en idealistisch? Hij kwam, zag en werd overwonnen, niet alleen door den stuggen overwinningswil van dien ouden Franschen staatsman, die pas op ons Java van een gastvrijheid heeft genoten hem op de hartelijkste en ruimste wijze geboden; niet alleen ook door den fijnheid van geest van den ‘kleinen tooveraar’, Lloyd George; niet alleen tevens door de vereenigde kapitalistische invloeden der wereld, niet 't minst die van zijn eigen volk, welke hij vergat, maar òok door zijn gebrek aan kennis van landen, volken en talen, hun verleden, heden en toekomst. Dat wilde de wereld herscheppen, opdat na eeuwen de menschheid hem in één adem zou noemen met God den Vader zelf, en nu hij het Witte Huis zal verlaten, heeft zij niet veel anders voor hem, dan een half-spottend, half medelijdend ‘arme man’! Nooit, immers zal zij hem de teleurstelling vergeven, welke hij haar heeft berokkend.
Wat dan te zeggen ten opzichte van zijn opvolger Warren G. Harding? De grappenmaker Punch spotte reeds:
I wish I knew some facts regarding
The private life of mr. Harding.
Het is echter niet door de mededeeling van sympathieke feiten uit het familieleven van een staatsman, smaakvol geordend en in het beste kunstlicht gesteld, opdat de goê-gemeente verkwijnt van welgevallen in zoo veel burgerdeugd en familiebraafheid, dat wij zullen weten hoe in de toekomst de verhouding zal zijn van de machtige republiek tot den Volkenbond: bastaardkind van zijn voorganger bij de reeds zoo vaak bedrogen menschheid, Wilsons' Enfant de l'amour, op dit oogenblik te Genève te doop gehouden, terwijl peeten en meeten er van zeggen: ‘als men bedenkt wie de vader er van was, is het toch heelemaal geen leelijk kindje’. Harding wil er echter niets van weten, beweert dat hij voor politieke buitenechtelijke kinderen van een president der Vereenigde Staten niets voelt, ofschoon hij, onder goedvinden van vader Senaat,
| |
| |
....misschièn.... als de Monroe-leer het gedoogt.... niet afkeerig zou zou zijn van een flirt met diezelfde gemakkelijk te misleiden Menschheid.... niet zoozeer een Volkenbond, als.... wat dunkt U van een ‘associatie der naties’?
Het is moeilijk ernstig te blijven bij zooveel boerenbedrog. Het komt mij zelfs voor, dat men 't beste doet om er bij te lachen, vóór dat men er om moet huilen. De groote staatslui, die, met zooveel opoffering van nachtrust, het heil hunner volken nastreven, dat niemand hun gevraagd heeft voor te staan: zware taak toch, waartegen echter eigen eerzucht hun heeft ingefluisterd, dat zij wel opgewassen zouden zijn.... nièt dat zij zich zoo vaak vergissen, nièt dat hun moeizame scheppingen soms onverwachts ineenstorten, zoodat zij van voren af aan moeten beginnen; niet dit levert hen over aan den smaad hunner volken, neèn. Het geeft hun zelfs iets zeer menschelijks, iets bijna sympathieks. Maar wanneer men dan bedenkt, dat de inzet van hun droevig spel met de hoogste belangen der volken het levensgeluk der menigte is, dan voelt men zich geslagen van machteloosheid en onbevredigde verontwaardiging. Neem tot voorbeeld dat Grieksche drama tusschen een eerzuchtigen koning, Konstantijn, die echter soms terugdeinsde onder een gevoel van verantwoordelijkheid voor zijn volk, en den niet minder eerzuchtigen, maar volkomen gewetenloozen staatsman Venizelos, die om een onmogelijken droom te verwerkelijken: Konstantinopel, hoofdstad van een nieuw Hellas, door de belangzuchtige berekeningen van de staatslieden der groote mogendheden bijgestaan, zijn volk voortdreef, voortzwiepte tegen de Turken, die hij haat, niet omdat zij hem kwaad hebben gedaan, maar omdat zij Turken zijn, bezield door een ander fanatisme dan 't welk door de Grieksch-orthodoksche Kerk wordt ingeblazen. Nauwelijks minder fel dan de haat en de verachting, welke men in Engeland en Frankrijk gevoelde voor den Duitschen keizer, waren er die tegen zijn zwager Konstatijn, omdat hij niet, zooals Venizelos, bereid was zijn volk tot een nieuwen oorlog op te zetten. Daarom moest Konstantijn uit den weg geruimd worden, en hij werd uit den weg geruimd, zooals de koning op een
schaakbord onder de vingers van een gewikst speler. Maar ook in dit opzicht blies de storm der gebeurtenissen het kaartenbouwsel der diplomaten en staatslieden omver. Primo: Het Grieksche volk is uitgeput. Wàt, Konstantinopel hoofdstad? Het vraagt zich nu af of het dat zooveel dichterbijë Smyrna wel kan behouden. Secundo: Het Turksche volk wìl niet ondergaan dan in den ondergang met zijn natuurlijke vijanden: de Grieken, en het vindt daarbij kracht in zijn godsdienst van fanatisme tot er de dood op volgt. Tertio: zijn er de Bolsjewieken, die de Turken in den rug steunen, en van elken vijand der Entente een vriend en bondgenoot maken in den gemeenschappelijken strijd. En dan nog ten slotte de verdeeldheid der belangen van Frankrijk en Engeland. Laatst genoemd land, dat het zoogenaamde vredestractaat van Sèvres liefst gehandhaafd wil zien, en de Franschen, die, om weer bij de Turken in gevlei te komen, er
| |
| |
zooveel verzachtingen in willen aanbrengen, dat Venizelos' eerzuchtige droom, bijna verwerkelijkt op een nog verder uitsteken van de Grieksche hand na, als een fata morgana verdwijnt. Maar de zwager van Wilhelm weer terug in het styllooze paleis te Athene, dit is een gedachte, welke er voorloopig bij de Franschen nog niet in wil. Bij de Engelschen evenmin trouwens. Zij zullen zich er echter mee moeten verzoenen, want de Grieken houden van hun Konstantijn. Nièt, dat zij sinds de dagen van Aristides zoozeer terug schrikken van een schervengericht. Doch wanneer hun groote mannen: koningen of staatslieden, dan toch verjaagd moeten worden, willen zij dit zelf doen. Konstantijn werd verjaagd omdat de Entente en Venizelos het zoo wilden. Daarom roepen zij hem nu terug, bereid om zelf hem den bons te geven, als het moet. Wat zullen Engeland en Frankrijk daartegen doen, waar de Vereenigde Staten reeds hun toestemming geven om te Athene terug te roepen, en Italië er zich slechts theoretisch mee bemoeit? Daar is bovendien nog de veelgeroemde frase van de vrijheid der volken. Er zijn reeds symptomen van 'n kentering in de publieke opinie in Frankrijk. Een boekje met den titel: ‘Aveux sur la question grècque, par un ancien diplomate français. Die oud-diplomaten, hoe weldadig kunnen zij zijn, in tegenstelling met de diplomaten in functie, die meer kwaad doen dan goed. Men moest eigenlijk alle diplomaten tot oud-diplomaten kunnen maken. Zij kunnen zoo slim hun natten vinger op steken om te zeggen uit welken hoek de wind waait. ‘De eisch der Entente, zegt deze oud-diplomaat, is dat zij haar rol voor de toekomst vaststelt’, wat tusschen twee haakjes heel moeilijk is. ‘Zij beweert den oorlog te hebben gevoerd voor vrijheid en democratie....’, ziet ge hem fijntjes glimlachen, dien ouden rot?.... ‘zij behoort alles te vermijden opdat het Grieksche volk haar niet
vereenzelvige met de dictatoriale regeering van Venizelos, en niet denke, dat zij het dezen tegen zijn wil wenscht op te dringen. De Entente moet dat vermijden. Zij moet er de voorkeur aan geven, dat het Grieksche volk tot de slotsom komt, ten slotte ook de waarheid: de Entente heeft zich van Venizelos bediend omdat zij meende, dat hij in haar militaire plannen beter van pas kwam dan koning Konstantijn. Het Grieksche volk zou de Entente dit soort egoïsme tijdens den oorlog eerder vergeven dan haar solidariteit met een regeeringssysteem, dat voor dit volk slechts een importartikel is’.
Geen idealist, die oud-diplomaat, geen bewonderaar van Venizelos. Maar de Grieken weten op hun tijd hun idealisme aan kant te doen, en hun bewondering voor hun groote mannen tevens. Zonder Konstantinos te willen vergelijken met Themistokles en Venizelos met Aristides, immers ‘de rechtvaardige’ genoemd.... de volken veranderen en de menschen met hen. Niettemin brengt het avontuur Venizelos overkomen, de oude, aardige anecdote in herinnering van den Atheenschen politieken tinnegieter uit dien tijd, die òok zijn potscherf Aristides ‘den rechtvaardige’ nawierp. ‘Waarom doe jij dat?’ vroeg hem een van zijn vrienden, ‘jij die niks van de politiek af weet?’ Wat wéét je van
| |
| |
Aristides, den ‘rechtvaardige’? - ‘Dat is 't hem juist, wat mij zoo in hem tegenstond’, gaf de brave proletariër van het jaar nul te kennen. ‘Ze noemden 'em altijd “de rechtvaardige”. 't Begon me de keel uit te hangen’. Venizelos beweert, dat de Grieken van heden nog veel hebben van het karakter der Grieken uit het groote tijdperk. Ik heb oòk altijd den indruk gekregen, dat men dier goede reputatie schromelijk overdreef.
Over de bijeenkomst van den Volkenbond te Genève zal hier elders gesproken worden, maar het zal moeilijk zijn den lezers te verstaan te geven, dat zij er maar het beste van moeten hopen. De kapitalistische belangen der volken hebben dit instituut met machteloosheid geslagen, en slechts naarmate hun kracht verzwakt, kan de invloed der idée, welke haar ten grondslag ligt, groeien. Het is echter reeds een verheugende gebeurtenis, dat er, zij 't ook buiten den Volkenbond om, een vergelijk is gekomen tusschen Italië en Zuid-Slavië, waartegen slechts de réactionaire extremisten van beide natiën protesteeren. Zooals in Parijs Hervé is in Milaan Benito Mussolino, eertijds rood als der Geist der stets verneint zelf, en hoofdredatceur van de Avanti, bekeerd tot schreeuw-patriot, maar gelukkig anti-militairist gebleven. In zijn Popolo d'Italia zegt hij van de overeenkomst met Zuid-Slavië: ‘alleen een krankzinnige of een misdadiger kan er aan denken nieuwe avonturen te ondernemen en nieuwe oorlogen te ontketenen, wanneer die niet worden opgelegd door een aanval op ons grondgebied. Al wat ons tot den vrede naderbrengt, wanneer het niet vernederend is of inbreuk maakt op onze hoogste belangen, wordt door iedere burgerklasse met voldoening begroet.... De Italianen doen verkeerd zich door de Adriatische Zee te laten hypnotiseeren. Er is een grootere zee, waarvan de Adriatische maar een bescheiden golf is, en waarin Italië de beste mogelijkheden heeft van een levendige en voorspoedige expansie’. Doch Gabriele d'Annunzio stelt zich niet tevreden met de gevonden regeling. Deze dichter, nog eêr een groot ‘durver’ - ‘Ardito’ - dan een groot dichter, althans in de laatste tijden, heeft door zijn bezetting van Fiume inderdaad den Adriatischen knoop doorgehakt tegen het drijven van Wilson in, die alles, waarvoor hij naar
Europa was gekomen, liet schieten, maar op het Adriatische touw den voet zette. D'Annunzio stelt zich niet tevreden met de gevonden regeling, en doet of hij zeer ontevreden is. Hij wil Fiume direct bij Italië voegen, en in zekeren zin zal dit ook geschieden, maar de door hem zelf gestichte republiek van den Quarnaro behoudt haar autonomie. Servië heeft in deze aangelegenheid toegeven omdat het zich tegen Italië te zwak gevoelde. Het is met zijn eenheid nog niet dàt: Montenegro bijvoorbeeld wil onafhankelijk blijven, ofschoon het al heel weinig geestelijk gezag kan doen gelden tegenover Belgrado. Er zal nog heel wat moeten gebeuren eér deze driekwart nog middeleeuwsche landen het brengen tot wat men dan in West-Europa onder beschaving verstaat. Belangwekkend in hooge mate zijn ten opzichte van de toestanden in die streken, de
| |
| |
brieven door een Hollandsch geneesheer, die daar toeft, in het Handelsblad geschreven. Trouwens ieder, die in deze landen zich heeft opgehouden, vraagt zich af of zij ooit in dien zin beschaafde toestanden zullen kennen? Stel daartegenover het cultuur-verleden van Italië, en verwonder U dan niet, dat Zuid-Slavië eindelijk maar heeft toegegeven. Materieel en moreel is het de mindere, althans op dit oogenblik nog. Want men zou verkeerd doen de toekomst der Slavische volken geheel zonder geestelijke ontwikkelingsmogelijkheden te achten. Alleen zal dit, dunkt mij, uitzicht geven op een ander cultuur, als wat wij geleerd hebben onder dit woord te verstaan.
|
|