Kamer is behandeld, maar wèl in de plannen van den heer Treub om tot een fusie of nauwere samenwerking van de partijen van links te komen.
Is die fusie noodig? Is die samenwerking in de huidige omstandigheden gewenscht? En wordt zij door de partijen van links gevraagd?
De courant ‘Het Vaderland’, een der organen van de Liberale Unie, die bij de laatste Kamerverkiezingen er heel slecht is afgekomen, heeft reeds een beschouwing aan de zaak gewijd en er op gewezen, hoe verdeeld men links is en hoe zwak de vier partijen der vrijzinnigen zijn. Aan de hand der cijfers der laatste Kamerverkiezingen heeft dit blad een berekening gemaakt, dat ¼ van het kiezerscorps rood stemt; het is bewezen, dat de Roomsch-Katholieke Partij op bijna 1/3 van alle stemmen beslag legt; het is eindelijk óók gebleken, dat alles wat tusschen rood en zwart begrepen is, niets uitgezonderd, alle stemmen bij elkaar geteld, te samen nog niet ¼, zegge één vierde part van het kiezerscorps omvat.
En hoe is het plan van den heer Treub nu ter linkerzijde ontvangen?
De heer Rink, de leider der Unie-Liberale Kamerfraktie, heeft 't eerst zijn stem doen hooren en hij verklaarde er sympathiek tegenover te staan; hij voelde er veel voor. Maar er waren z.i. ook bezwaren.
‘Het denkbeeld van verbroedering met sommige bestanddeelen van de rechtsche partijen, een voorloopig geheel onuitvoerbaar denkbeeld, gelijk honderdmaal tevergeefs betoogd is, - zoo schreef hij in zijn orgaan - wordt nu toch eindelijk ook door de meeste aanhangers er van prijs gegeven. Wil men zich versterken, wil men den geoorloofden wensch bevredigd zien, om niet alleen invloed zijner beginselen in wetgeving en staatsbestuur te verspelen, dan is men aangewezen op de naaste geestverwanten van vrij-zinnigen huize.
Dat het hier, om redenen die niet uiteen gezet behoeven te worden, een uiterst moeilijke, bizonder delicate zaak geldt, waarbij offers van verschillenden aard gevraagd zullen worden, waarbij de eischen, die men tot dusver aan samenwerking stelde, misschien zullen moeten worden herzien en waarbij wellicht ten deele afstand zal moeten gedaan worden van gedurende langen tijd geliefkoosde inzichten, schijnt ons niet twijfelachtig.’
De opinie van dezen leider van de Liberale Unie komt dus eigenlijk hier op neer: ‘Er zijn wel bezwaren, maar, enfin, laten wij 't er maar op wagen’.
De ‘N.R.Ct.’, een orgaan der Oud-Liberalen, werd blijkbaar door het plan van den heer Treub overvallen en wist zoo gauw niet wat het zeggen zou. Daar zij de zaak toch niet kon doodzwijgen en haar lezers verwachtten, dat zij ze eenige voorlichting zou geven, liet zij zich, als altijd haar gewoonte is, zeer voorzichtig uit en hield zij een slag om den arm.
Voor een amalgama van de vrijzinnigen, gelijk de Liberale Unie sinds jaar en dag nagestreefd heeft, lijkt haar de tijd nog niet rijp.
Toch meent zij, dat de heer Treub er goed aan heeft gedaan zijn gedachten op het oogenblik uit te spreken. Want, zegt zij, zoo er iets van zal komen, is het nu de tijd, nu nog een voldoend lang tijdperk ons van de nieuwe verkiezingen scheidt, en dus de gelegenheid tot overleg en publieke beraadsla-