van zijn liefde, die zij meende dat onvoorwaardelijk en zonder eenig voorbehoud voor haar was, ziet weggeven aan alle vrouwen, vooral aan hare eigen spinsters, die haar kostbaar bruidsgewaad voltooien. Zij ziet haren minnaar, den strijder voor hooge idealen, en tegelijk den man, die geheel de slaaf is van zijn zinne-driften, en weet-niet meer wie eigenlijk haar Warhold is. Dit besef en deze onzekerheid maken Janne krankzinnig. (II. 153.)
* * *
Deze dubbel-natuur van Warhold wordt ons door Van Oordt kenbaar gemaakt, door twee Visioenen, die Warhold ziet - een aan 't begin en een aan het einde van het geheele werk: het gezicht van Maria (I, 11) het gezicht van de lokkende, aardsche vrouw (II, 166). Men houde in 't oog dat ik in de quatrijnen van II Warhold zelven zijn Visioen laat toespreken. - Deze visioenen zijn de andere twee hoofdmomenten.
* * *
De herinnering uit Van Oordt's jeugd is deze.
Van Oordt was in Zwitserland geboren. Na allerlei omzwervingen in zijn kinderjaren, sleet hij zijn jongenstijd op de Veluwe; zijn vader was burgemeester geworden van de gemeente, die zoovele dorpen, o.a. Putten en Ermelo, omvat. Nu werd vaak de burgemeester, ook bij nacht en ontijde, in gunstig en ongunstig saizoen, uitgeroepen om toezicht te houden op het blusschen van branden, zoowel in woningen als in het bosch. En op die dikwijls verre tochten per rijtuig of boerenwagen ondernomen, mocht Adriaan zijn vader vergezellen.
Ik wilde wel dat deze mijne woorden voor velen de aanleiding werden om zich weer te wenden tot dit werk, welks schepper nu reeds ongeveer 10 jaar geleden, na een gruwelijken dood-strijd, moest bezwijken voor de ziekte, die hij zich door zijne bovenmen-schelijke inspanning had op den hals gehaald, werkend, in zijne eenzame woud-woning, aan de uitbeelding in woorden van zijne hem overweldigende en medeslepende fantasieën.