De Nieuwe Gids. Jaargang 35(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 246] [p. 246] Zondag door Hélène Swarth. I De kerkklok roept met galmend zware slagen. De vromen komen liefdevol belijden De liefde Gods, Hem bede en lofzang wijden, Zijn woord aanhooren en zijn zegen vragen. Hoe bitter moet die vromen ik benijden, Ik, die alleen mijn aardezijn moet dragen, ie niet, tot loon van donkre lijdensdagen, Een eeuwigheid van hemelheil durf beiden. De stappen klinken als de zomerregen Op blaadren, 't is me of op mijn hart zij vielen - Droef wend ik me af en ga mijn stille wegen. O zweeft nu tot mij neer uit Land der Zielen, Bevrijde geesten! ziet mij nederknielen En troost mij zacht met d'adem van uw zegen. [pagina 247] [p. 247] II Het orgel ruischt en jubelzang van psalmen Ontstroomt de kerk, door 't lichte lenteloof. Ik treed niet binnen, wijl ik God niet loof. Ik bid dat Christus moog mijn leed verkalmen, Dat hij de vlammen van mijn wanhoop doof. En droomend luister ik naar psalmengalmen En wuiven zie ik Palestina's palmen. - O lieve Heiland! sterk mijn zwak geloof! O zie mij aan, die zeventigmaal zeven, Lankmoedig zacht, heb smaad en hoon vergeven En daarom durf te roepen naar uw troon. 'k Vraag niet de glorie van het Eeuwig Leven. Laat liefdevol uw vrede mij omzweven, Alleen uw vrede, o Gode- en Vrouwezoon! [pagina 248] [p. 248] III En liefde en leed en stierf een god voor mij? Vloeide één der droppels van zijn heilig bloed, Brandde één der vonken van zijn liefdegloed Voor mij, verlaatne in werelds woestenij? En ga ik 't Eeuwig Leven tegemoet Zoo 't brood, dat de Englen krachtig maakt en blij, Dat werd uw vlëesch door wondre tooverij, Mijn zwak geloof, mijn wankle hope voedt? Neen, milde Meester, wien ik trouw vereer, Gij waart een Mensch en leedt uw martlaarsmart Om ons te geven Liefde's hemelrijk. O laat mijn lippen kussen warm en teer Uw wonde voeten en uw broederhart, Wijl gij door liefde werd een god gelijk. Vorige Volgende