De Nieuwe Gids. Jaargang 35
(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 910]
| |
VerzenGa naar voetnoot*) van H. Mulder.In memoriam matris.In 't oude huis, dat nu zoo vérre ligt,
zie 'k haar gebogene gestalte wáren,
in 't koest'rend doen van ál te zware plicht:
mijn zwakke moeder, met vroeg-grijze haren;
oogen, waar heim'lijk de eeuwigheid in licht,
vriéndelijke oogen die vaak konden staren....
Dán deed wel in dat ziels-verstild gezicht
trillend een smartlijn, wie begreep, verváren....
En vloden sinds haar sterven véle jaren,
ik hoor, hóór nóg, hóe bij haar werk zij zong:
't staag neuriën van een vroom en simpel lied.
In haar stem schuchterde 't inwendig klaren
van eeuw'ge vreê, die ziel en zin doordrong,
en niét verwoog bij 't wenkend doodsverschiet.
| |
[pagina 911]
| |
Ben ik het, heer?Het is de Heer....
Zie hoe zijn voeten schromen
moede ten laatsten disch; hoe op 't gelaat,
nu smart'lijk Hij zijn Jong'ren gadeslaat,
blijft traag een wolk van nacht-gedachten loomen.
En aldoor, nu Hij, rustig, spreken gaat
van 't droevig lot dat wacht deemoed'ge vromen,
leest in hun oog Hij.... éigen bánge droomen
van komend leed en duldeloozen smaad.
Maar daar was één in wiens arg'listige oogen
de droesem troebelde van bitt'ren haat.
In fel visioen zág hij reeds diep zijn hoogen
Gastheer verneêrd tot slaven-lagen staat.
En nu 't: ‘Ben ik het, Heer?’ - elks trouw verraadt
rijst judas stóm, het duister hoofd gebogen.
|
|