Buiten twijfel is het een produkt van angst.
Van angst voor revolutie.
Maar, 't is bekend, dat angst een slechte raadgeefster is.
En angst is op haar beurt menigmaal een gevolg van een slecht geweten.
Om nu tot den oorsprong van dit alles door te dringen, zou men goed doen deze vraag te stellen: is er wellicht reden, dat deze regeering een slecht geweten heeft?
Wij leven in een geheel nieuwen tijd, met nieuwe behoeften, nieuwe eischen. Hieraan moet van de regeeringsorganen gepaard gaan het inzicht, de wil om zich aan te passen aan dien nieuwe tijd, te voorzien in die nieuwe behoeften. Er wordt van de regeering een nieuwe oriënteering geëischt en zij dient dus te zorgen, dat de wetgeving gelijken tred houdt met die nieuwe behoeften van het volk. Doet zij dit dan houdt zij de veiligheidsklep open en dan kan zij gerust zijn. Doet zij dit echter niet dan overbelast zij den heksenketel; de gevaarlijke gassen komen onder te sterke spanning en er ontstaat gevaar voor ontploffing. De revolutie is niet meer te houden.
En wat heeft deze regeering nu gedaan toen de oorlog was afgeloopen en er een nieuwe oriënteering gevraagd werd?
Heeft zij voldaan aan de nieuwe eischen, die door den nieuwen tijd werden gesteld?
Neen.
Zij werd door angst bevangen.
En zelfs in die mate, dat toen de bekende Novemberdagen van 1918 kwamen, zij onder den indruk van dien angst, dadelijk allerlei beloften deed, die niet eens in de lijn van haar politiek verlede lagen.
Ineens was zij door een demokratische bui bevangen; zij holde van stal; plotseling scheen er geen demokratischer regeering dan het Kabinet-Ruys te bestaan.
Dit was geen bewijs van haar kracht, noch van haar zelfvertrouwen, maar juist van haar zwakte en gebrek aan ruggegraat, wat uitkwam toen het gevaar over scheen en zij al haar beloften niet nakwam, en tot heden nog niet gedaan heeft.
En dit nieuwe wetsontwerp tot bestrijding van revolutionnaire woelingen is een nieuw bewijs van die zwakte.
Een regeering, die met haar beleid en wetgeving op de hoogte van haar tijd blijft, meeleeft met de behoeften die om vervulling roepen, en die niet met haar voorzieningen achteraan komt, behoeft niet in angst te leven, maar kan met een gerust geweten de komende dingen afwachten, want zij zal in moeilijke oogenblikken het grootste en beste deel van het volk achter zich vinden.
En hiermede nemen wij afscheid van de noodwetten.
Thans nog iets over een ander onderwerp, dat deze maand de aandacht van de Tweede Kamer is komen vragen.
Wij bedoelen de behandeling van de wijziging der wet op het Lager Onderwijs.
Nadat men er zich een paar dagen mee had bezig gehouden, werd die