| |
| |
| |
De Adria-vraag door G. Smits.
I
't Was nuchtere politiek uit de oude diplomatenschool, nauwkeurig wikkend waar het grootste voordeel te behalen was, die Italië deed besluiten zich in den Europeeschen oorlog aan de zijde der Entente te scharen, trots het verdrag, dat het met Duitschland en de Donau-Monarchie had aangegaan.
Salandra had reeds op 18 October 1914 scherp Italië's toekomstige houding in den oorlog aangegeven met de woorden: ‘wat wij noodig hebben is ons los te maken van elk vooroordeel, van voorkeur voor wien ook, kortom van ieder ander gevoel dan van een heilig egoisme ten voordeele van Italië. Geen voorkeur, geen vooroordeel, geen ‘fraternité latine’ en ook geen trouw aan bestaande overeenkomsten, doch alleen en uitsluitend het eigenbelang, zooals de Italiaansche staatslui dit opvatten, zou het land leiden in zijn toekomstige houding in het Europeesche conflict.
Juist de meest gewone waar heeft een mooi étiquet noodig om aan den man gebracht te worden. En daarom voorzagen de Italiaansche staatslui deze politiek van het grofste egoisme met het fel gekleurde étiquet: Sacro egoismo. Het sloeg in bij het Italiaansche volk, het werd een staatsdoctrina.
Italië werd in het begin van den oorlog geworven èn door Duitschland èn door de Entente. Het koos ten slotte de partij der Entente en liet de neutraliteit, waarom Duitschland het had gevraagd, varen omdat het met de Entente een grooten stap nader kwam tot zijn politiek einddoel: de plaats te heroveren, die eens Rome en Venetië innamen. ‘De Romaansche stam van het Keizerrijk is door de blinde barbaren gebroken. Maar zijn wortels zijn altijd
| |
| |
blijven staan in de noodlottige aarde van Italië. Ze hebben het Pausdom, Venetië en een nieuw Rome doen ontkiemen. De erfenis van Rome zal slechts door de zonen van Rome in ontvangst genomen worden.’ Zoo zegt ons Tomaso Sillani. ‘Het lot zal zich onvermijdelijk voltrekken, het universeele Keizerrijk zal uit het verleden oprijzen, ondanks alles en ondanks allen.’ Zoo vertelt ons Gabriel d'Annunzio.
Waanzinnig imperialisme, zal men opmerken. Dat is het, maar het spookt niet in de hoofden van Italiaansche dichters alleen rond, doch ook in die van Italiaansche staatslui.
Italië vroeg veel voor zijn hulp aan de Entente en de Groote Mogendheden der Entente stemden toe dat Italië in de toekomst een groote overheerschende rol in de Middellandsche Zee zou gaan spelen en van de Adria een Italiaansche binnenzee gaan maken, ofschoon zij, die van de ‘ontleding’ van de Donau-Monarchie hadden gesproken, zeer goed weten konden dat, zoo deze ontleding werkelijk zou plaats hebben, door hare toestemming reeds bij het sluiten van den vrede een conflict moest ontstaan tusschen de overwinnaars onderling.
Tusschen Italië aan de eene en Engeland, Frankrijk en Rusland aan de andere zijde werd te Londen op 26 April 1915 een geheim tractaat gesloten, waarbij Italië zich verplichtte aan den oorlog tegen Duitschland en zijn bondgenooten deel te nemen, waarvoor dan Italië, zoo de Centrale Mogendheden overwonnen zouden zijn, verkrijgen zou:
1o. | de Italiaansche landsdeelen van de Donau-Monarchie; |
2o. | een zeer groot deel van Dalmatië met bijna al de Dalmatische eilanden; |
3o. | Vallona met zijn omgeving en het eiland Saseno; |
4o. | al de eilanden van Dodecanesië; |
5o. | met de andere Groote Mogendheden een gelijk deel van de Turksche bezittingen; |
6o. | de erkenning van alle rechten en privelegies, die bij het verdrag van Lausanne (waar de vrede tusschen Italië en Turkije gesloten werd) voor den Sultan gereserveerd gebleven waren; |
7o. | territoriale uitbreiding zijner bezittingen in de Middellandsche Zee onder aangeduide omstandigheden. |
| |
| |
Terecht kon Tomaso Sillani (in zijn Mare Nostrum) uitroepen: ‘het is voor de Adria, dat Italië zijn oorlog voert, het is voor de Adria, dat het zal overwinnen.’
Het tractaat interesseert ons hier slechts voor zoover het betrekking heeft op de Adria. Voor zoover geef ik het hier woordelijk weer:
‘En vertu futur traité de paix, l'Italie recevra:...... la ville de Trieste et ses environs,...... toute l'Istrie jusqu'au Quarnero, y compris Volosca et les îles istriennes de Cherso et de Lussin, ainsi que les îles plus petites de Plavnik, d'Unia, de Canidoli, de Palazzuola, de San-Pietro Nerovio (?), d'Asiniello et de Gruica, avec les îlots du voisinage.’
‘De la même façon l'Italie devra recevoir la province de Dalmatie dans son étendue actuelle, en comprenant de plus vers le nord Lissarinka et Tribanj et vers le sud toutes les localités jusqu à une ligne partant de la mer près du cap Planka et suivant la ligne de partage des eaux vers l'est, de façon à mettre aux mains des Italiens toutes les vallées dont les rivières se jettent dans la mer près de Sebenico, à savoir la Cikola, la Krka et la Butisnjica, avec leurs affluents. A l'Italie aussi reviendront toutes les îles du nord et de l'ouest de la côte de Dalmatie, en commençant par Premuda, Selva, Ulbo, Skarda, Maon, Pago et Puntadura, et au delà vers le nord, en atteignant Meleda vers le sud avec les îles de Saint-Andrea, Busi, Lissa-Lesina, Tercola, Curzola, Cazza et Lagosta et tous les îlots et rochers environnants, ainsi que Pelagosa, mais sans les îles de Grande et Piccolo Zerona, de Buje, de Solta et de Brazza.’
‘Ce qui suit devra être neutralisé: 1o. Toute la côte du cap Planka au nord jusqu'à la pointe méridionale de la péninsule de Sabbioncello au Sud, cette péninsule étant comprise dans la zone neutre. 2o. Une partie de la côte partant d'un point situé à 10 kilomètres au Sud de Ragusa vecchia jusqu'à la rivière Vojussa au sud, de façon à comprendre dans la zone neutralisée tout le golfe de Cattaro avec ses ports, Antivari-Dulcigno, San-Giovanni de Médua et Durazzo....... 3o. Toutes les îles non attribueés à l'Italie.’
‘L'talie devra obtenir en toute propriété Valona, l'île de Saseno
| |
| |
et un territoire assez étendu pour la mettre à l'abri des dangers d'ordre militaire - approximativement entre la rivière Vojussa au nord et à l'est, et le district de Shimar au sud.’
Het tractaat was geheim, zooals ik reeds opmerkte. Geen wonder, want met het nationaliteitsprincipe, dat de Entente in haar oorlogsvaan geschreven had, was het in flagrante tegenspraak. Het was een zuiver imperialistische politiek uit de oude school, die hier in een overeenkomst werd vastgelegd. Zooals men weet, werd deze overeenkomst later door de Russische Bolsjewiki aan de openbaarheid prijsgegeven, met het doel natuurlijk om te toonen, welke waarde het nationaliteitsprincipe bij de Entente had, waarvoor zij heette te strijden.
Het is waar dat het Oostenrijksch grondgebied was, dat hier verkwanseld werd, behalve dan Wallona, dat niet aan Oostenrijk behoorde, maar aan den Albaneeschen Staat, die niet in oorlog met de Entente was. Maar het was niettemin Zuid-Slavisch volk, dat, volgens de oude diplomaten-usantie's, van de eene hand in de andere overging, zonder dat de Entente er zich om bekommerde, of dit volk zelf met dezen handel genoegen nam.
Een treffender tegenstelling tusschen woorden en daden kon niet gedemonstreerd worden. De Entente had gedurende den oorlog verkondigd dat zij een nieuw element voor Statenvorming had ontdekt, namelijk het rechtsbewustzijn, maar kon zich niettemin niet losmaken van het oude, waarop in vroeger eeuwen staten ontstaan waren, namelijk van het machtselement. David Jayne Hill had gelijk toen hij in een zijner acht voorlezingen, die hij in Maart 1911 in de Columbia-universiteit te New-York hield, beweerde dat niets moeilijker is dan de traditie te veranderen en dat onze diplomaten zich nog altijd niet goed voorstellen kunnen, dat de Staat geen rooversgemeenschap is, die het recht heeft zich in de wereld alles toe te eigenen, wat waarde voor haar heeft en daarin slechts verhinderd kan worden door den weerstand, die haar geboden wordt.
Italië heeft later, zooals bekend, zijn aanspraken, en wel zonder tractaat, nog wat uitgebreid en Fiume bezet, waarmede de Adria volkomen tot ‘mare nostro’ werd gemaakt. In de Adria is slechts plaats voor één meester, zei de admiraal Thaon di Revel.
| |
| |
| |
II
De Italiaansche regeerders zagen in, dat de alleenheerschappij over de Adria niet goed te verdedigen was met hun ‘sacro egoismo’ alleen, vooral daarom niet omdat het Italiaansche volk sterk onder den invloed van den strijdkreet der Entente geraakt was: het recht der nationaliteiten. Hoe was Salandra niet toegejuicht, toen hij op den 2en Juni op het Kapitool uitriep: ‘ik verklaar dat wij noch de onderwerping van, noch het protectoraat over welk volk ook wenschen. De droom van een algemeene hegemonie kan geen werkelijkheid worden. De wereld is opgestaan. De toekomstige vrede, de beschaving, de humaniteit moet gegrondvest zijn op den volkomen eerbied der nationale autonomie.’ Dit werd gezegd ruim een maand nadat... het tractaat van Londen gesloten was! Wilde de regeering sterk staan, sterk vooral bij haar eigen volk, dan moest er een motief gevonden worden, dat geheel in overeenstemming was met den strijdkreet der Entente, waaronder ook Italië in den oorlog getreden was.
‘Ik begin met te nemen en ik zal daarna wel een pleitbezorger vinden, die mijn goed recht verdedigen zal,’ moet Frederik de Groote eens gezegd hebben. Deze uitspraak schijnt men in Italië ook te kennen en men heeft er naar gehandeld; de vereeniging ‘Pro Dalmazia italiana’, een nationale Italiaansche vereeniging, is sedert 1915 de pleitbezorger der Italiaansche regeering geworden. Zij bepleit het goed recht van Italië op de Adria op velerlei wijs, in vergaderingen, die zij over het geheele land belegt, in boeken, die zij laat uitgeven, in couranten-artikelen, in revues en met geographische kaarten. Zij eischt zoowel Istrië als Dalmatië op verschillende gronden voor Italië op: op geographische, historische, economische, strategische en vooral ook op ethnographische. Om de waarheid is het haar niet te doen, zooals wij ontdekken zullen; het doel is in Italië en ook daarbuiten het goed recht der Italianen te bepleiten, op zulk een intensieve manier en zoo lang tot niemand meer twijfelt aan een recht, dat in waarheid opgebouwd is op een fondament van leugens.
Er zijn sedert 1915 een zestal geleerden opgestaan om te beweren dat Dalmatië geographisch tot Italië behoort.
Professor Giotto Dainello beweert in ‘La Dalmazia’ (Genova
| |
| |
1915) dat Istrië de directe geologische en morphologische voortzetting is van de zone, die zich aan den voet der Oostelijke Alpen van Italië uitstrekt en dat Dalmatië, door zijn Noordelijke eilanden, de geologische en morphologische voortzetting is van het Istrische schiereiland.
Gellio Cassi meent dat Dalmatië niet tot het Balkanschiereiland behoort omdat dit laatste zich naar de Aegeïsche en Zwarte Zee uitstrekt en niet naar de Adria, zooals Dalmatië. De Adria is het natuurlijke bassin van de Oostelijke helling van Italië en daarom behoort Dalmatië eveneens tot Italië. (La Dalmazia.)
De anonieme schrijver van l'Adriatico (Milaan 1915) beweert dat de Adria beschouwd kan worden als een gezonken voortzetting van de Po-vlakte en dat daarom Dalmatië tot Italië moet behooren. Een paar andere schrijvers beschouwen het Noorden van Dalmatië als de vierde muur van het Italiaansche huis.
Ik hecht niet veel waarde aan deze nieuwe ontdekkingen. Want het is een weinig vreemd een conclusie te verkondigen en daarna eerst de ontdekking te maken, waaruit de conclusie getrokken had mogen worden. Ik houd me dan ook aan de Nouvelle géographie universelle van den geleerden Réclus en aan l'Italia sotto l'aspetto fisico, storico, letterario, artisco e statisco, derde deel, (bladz. 397), waarin men lezen kan dat Dalmatië geographisch niet tot Italië behoort.
Maar zelfs al zou Dalmatië de geologische en morphologische voortzetting zijn van Istrië en dit laatste de geologische en morphologische voortzetting van de zone aan den voet der Oostelijke Alpen van Italië, dan bewijst dit nog niet dat Italië recht heeft op Dalmatië. Want men zou ook kunnen gaan beweren, dat daardoor de bezitter van Dalmatië recht heeft op Italië. En welk een revolutie in de Europeesche statenvorming zou er niet ontstaan, wanneer men het opnieuw ging verdeelen naar zulke gezichtspunten!
Als de Italianen u gaan vertellen dat Dalmatië en Istrië ook historisch tot Italië behooren, dan gaan zij daarvoor zelfs terug tot 200 jaar voor Christus geboorte en, wat Dalmatië betreft, is het voor hen een afdoend bewijs, dat Venetië eens in het bezit van bijna geheel Dalmatië was. Ik merk echter op dat hetgeen was voor 200 jaar voor Christus geboorte geen maatstaf is voor hetgeen moet zijn 1900 jaar nà Christus geboorte, dat het tegenwoordige Dal- | |
| |
matië eerst van 1815 dagteekent en dat Venetië na langdurige oorlogen, waarin het ook wel eens uit het land geworpen werd, er eerst in 1719, bij het verdrag van Passarowitch, in slaagde geheel Dalmatië, met uitzondering van Ragusa, te bezetten.
Doch ook deze historische feiten kunnen het recht van Italië op Dalmatië niet bewijzen. Want het tegenwoordige Italië is het vroegere Venetië niet en als wij het betoog der Italianen als juist erkenden, zouden wij Nederlanders ook moeten erkennen dat...... de koning van Spanje recht heeft ons vaderland voor zich op te eischen.
Mario Alberti, (Trieste e la sua funzione economica, Rome 1916) die erkent dat Dalmatië geographisch niet tot Italië behoort, eischt nochtans Triest en Dalmatië op economische gronden voor Italië op. Als motieven voor dien eisch voert hij aan: 1o. Zoo de verschillende havens aan de Adria in verschillende handen komen, zullen ze met elkander gaan concurreeren; 2o. slechts voor hem, die langs de Dalmatische kust kan varen, is de Adria vrij; 3o. als de bezitter van Dalmatië niet toelaat dat men de Adria bevaart, kan niemand zich daartegen verzetten; 4o. een groot aantal industrieën in Dalmatië worden met Italiaansch kapitaal gedreven; 5o. Triëst is de zetel van verscheidene Dalmatische industrieën; 6o. Italië moet alle schepen, die de Adria bevaren, bezitten, om er de absolute heerschappij te kunnen voeren en 7o. slechts indien Italië de absolute heerscher van de Adria is, kan het met goed gevolg zijn belangen in de Middellandsche Zee beschermen.
Het is de natuurlijkste zaak der wereld dat, als verschillende havens aan dezelfde zee gelegen zijn, zij met elkander zullen gaan concurreeren, zoo de omstandigheden dit overigens toelaten. En het is daarom zeer goed mogelijk dat, als Italië Triëst bezit en Fiume in handen van een ander komt, deze twee havens elkander concurrentie zullen gaan aandoen, wat den handel ten goede komt. Maar mag dit een reden zijn voor den bezitter van Triëst om ook Fiume te nemen? Waarom neemt Italië ook Marseille niet, dat met Genua concurreert? Omdat Frankrijk sterk genoeg is om het Italië te beletten, zal men mij antwoorden. Juist, maar dan is het concurrentiemotief van Mario Alberti een rooversmotief, dat voor hen, die den oorlog heeten gevoerd te hebben in het belang der nationaliteiten, waardeloos is. En zou Italië in de naaste toekomst zoo heel
| |
| |
veel hebben te vreezen van de overige Adria-haventjes aan de Dalmatische kust? Havens maakt men niet zooals men kaas maakt, zegt Alberti zelf.
Alberti beweert dat men in de Adria slechts langs de Dalmatische kust kan varen. Zoo was het vroeger, in den tijd van de zeilschepen, toen men in de Adria alleen bij daglicht voer en des nachts in een of andere Dalmatische haven ankerde. Thans varen de stoomschepen niet meer langs de kust. En zelfs al ware het zoo, dan is dit nog geen gegronde reden om te verklaren dat Italië Dalmatië bezitten moet.
De bezitter van Dalmatië kan de vaart in de Adria onmogelijk maken. Arme volkenbond! Men spreekt van eeuwigen vrede en denkt slechts aan oorlog! Het is juist dat hij, die Dalmatië bezit, er oorlogshavens gaat maken, er onderzeeërs gaat bouwen en kruisers of hoe dit oorlogstuig anders mag heeten, in tijden van oorlog en als hij van de partij is, het gebruik van de Adria voor zijn tegenstander onmogelijk kan maken. Doch dit kan niet alleen de bezitter van Dalmatië, maar ook die van Triëst, Fiume, Pola en Wallona. En als nu de bezitter van Wallona ook die van Otranto en Brindisi is, zooals hier het geval is, dan kan hij zelfs de geheele Adria afsluiten door een dubbele ketting over de Adria te spannen, die daar slechts 90 K.M. breed is, zoodat er niemand uit of in kan, als hij niet onder water door aan de waakzaamheid van de Italianen ontsnappen kan.
Werkelijk, Alberti is al te verziend. Want ten eerste hecht hij geen beteekenis aan den volkenbond en ten tweede ziet hij Yougo-Slavië al in het bezit van een slagvloot en onderzeeërs in de Adria, die Pola, Triëst, Wallona en Brindisi komen bombardeeren, natuurlijk nadat zij eerst de Italiaansche marine in den grond hebben geboord. Ach kom! Als er ooit een oorlog tusschen. Italië en Yougo-Slavië uitbreekt, dan zal hij niet ter zee, maar te land worden uitgevochten, zooals de oorlogen tusschen Oostenrijk en Italië.
Het vierde en vijfde argument van Alberti, namelijk dat een groot aantal der Dalmatische industrieën, die, het zij terloops opgemerkt, niet zoo heel veel beteekenen, met Italiaansch kapitaal gedreven wordt en dat Triëst de zetel is van verscheidene dezer industrieën, zijn toch werkelijk geen argumenten om er mede te verdedigen, dat Dalmatië Italiaansch moet zijn. Daarenboven is het
| |
| |
eerste dezer twee argumenten niet eens juist. Zeker, er zijn in Dalmatië industrieën te vinden, gedreven met Italiaansch kapitaal, doch van de ondernemingen tot voortbrenging van cement, - en juist deze beteekenen het meest - is er slechts één aan te wijzen die gedeeltelijk met Italiaansch kapitaal gedreven wordt, terwijl de andere met Oostenrijksch, Fransch, Belgisch en Dalmatisch kapitaal werken.
Italië moet de geheele handelsvloot, die de Adria bevaart, bezitten om er absolute heerscher te kunnen zijn, waardoor het ten volle zijn belangen in de Middellandsche Zee behartigen kan. Wat zou de lezer er van zeggen, wanneer ik eens ging verkondigen, dat Engeland de geheele handelsvloot, die de Noord-Zee bevaart, in zijn bezit moet hebben om er absolute heerscher te zijn, waardoor het ten volle zijn belangen in de Atlantische Oceaan behartigen kan? Men zou mij toch gewis en zeker voor krankzinnig verklaren. En wat nu Italië beoogt met de behartiging van zijn belangen in de Middellandsche Zee, kunnen wij lezen in Alberti's Adriatico e Mediterraneo (Milaan 1915), waar hij den eisch stelt dat de positie van Italië en de Middellandsche Zee niet ondergeschikt mag zijn aan die van Engeland en Frankrijk. Italië moet er den voorrang bezitten. Een loffelijk voornemen, als deze voorrang slechts van economischen aard is. Doch dat daarvoor Italië ook Dalmatië bezitten moet, ontgaat mijn combinatie-vermogen.
Italië moet dus volgens Alberti Dalmatië bezitten om economische redenen, ten voordeele van Italië wel te verstaan en niet ten voordeele van het volk, dat met het land in het bezit van een vreemdeling zou overgaan. Aan de belangen van het Dalmatische volk denken de mannen van Pro Dalmazia italiana niet. Dalmatië, dat een rijk achterland bezit (Bosnië) en met dit achterland de beste voorwaarden aanbiedt, waarop handel en industrie bloeien kunnen, is altijd verwaarloosd, zoowel door de Venetianen als door de Oostenrijkers. Zou men meenen dat het onder de Italianen anders zou worden? Dan, als het in het bezit der Italianen komt, wordt het van zijn achterland beroofd, terwijl de producten, die het zelf voortbrengt, zooals wijn en olie, door de Italianen goedkooper kunnen worden voortgebracht dan door Dalmatië en dus geen aftrek zouden vinden. Neen, ook onder de Italianen zou Dalmatië blijven kwijnen en ‘honger lijden te midden van overvloed.’
| |
| |
Wat het onder de Oostenrijkers geweest is, zou het ook zijn onder de Italianen: ‘een archeologisch kerkhof’.
Doch al de redenen, hierboven opgesomd en waarmede bewezen zou worden dat de Adria den Italianen toebehoort, zijn slechts van secondair belang na dezen oorlog. De oorlog is gestreden voor het recht der nationaliteiten. Welnu, trots hetgeen de vereeniging Pro Dalmazia italiana beweert, op grond van het nationaliteitsprincipe heeft Italië niet het minste recht op de landstreken aan de Adria, die het bij het tractaat van Londen werden toegewezen.
In Triëst spreken van 230.000 inwoners 62,31 pCt. Italiaansch, 29.81 pCt. spreekt het Sloweensch en 6,21 pCt. het Duitsch. Het Italiaansch bezit er dus de meerderheid, doch bijna een derde deel der bevolking spreekt er Sloweensch. Daarenboven is Triëst geheel omsloten door Sloweensch land en het behoeft daarom niet te verwonderen, dat voor den oorlog in Triëst het Sloweensche element er gestadig toenam, het Italiaansche daarentegen afnam. Zie daarvoor onderstaande tabel:
|
1890 |
1900 |
1910 |
Italiaansch |
73.89% |
77.36% |
62.31% |
Sloweensch |
20.47% |
16.34% |
29.81% |
Duitsch |
5.25% |
5.88% |
4.21% |
Servisch-Kroatisch |
0.29% |
0.30% |
1.26% |
Tusschen 1900 en 1910 nam het Italiaansch dus met 15 pCt. af, terwijl de Slowenen 13 pCt. wonnen. ‘De bevolking is gemengd, zooals die op alle onzer Oostelijke grenzen. Triëst op te eischen als een recht zou een overdrijving van het principe der nationaliteiten zijn.’ Zoo zei op 29 Mei 1881 (in de Rassegna Settimanale) Sonnino, een uitspraak, die naar mijn inzicht juist is.
Wat Istrië betreft, er wordt daar het Italiaansch gesproken door 38.15 pCt. van de bevolking, de Yougo-Slavische talen door bijna 60 pCt. De arrondissementen van Istrië, waar het Italiaansch de overhand bezit, liggen in de golf van Triëst, terwijl die, waar de Yougo-Slavische talen overheerschen, te vinden zijn in het centrum van Istrië of in de buurt van de golf van Quarnaro.
Fiume, dat bij het tractaat van Londen niet aan Italië werd toegewezen, maar waarop het niettemin aanspraak maakt, is volgens
| |
| |
de Italianen Italiaansch. Hoe het met deze bewering gesteld is, zullen we hieronder ontdekken.
Fiume bestaat eigenlijk uit twee gemeenten, namelijk Fiume en Susak. Ze waren onder de Magyaren administratief gescheiden, doch vormen in waarheid één gemeente. Ik althans heb, bij mijn bezoek aan Fiume in de maand April van het vorige jaar, niet kunnen ontdekken waar Fiume ophoudt en Susak begint. De straten van de eene gemeente zijn een voortzetting van de straten der andere. Susak nu telt 11700 Serbo-Kroaten en 700 Italianen, terwijl Fiume volgens een Italiaansche statistiek 24000 Italianen en 15.500 Yougo-Slaven telt, benevens 6500 Magyaren en 2000 Duitschers. Fiume en Susak te zamen tellen dus 24700 Italianen, 27200 Yougo Slaven, 6500 Magyaren en 2000 Duitschers. De bevolking is er dus gemengd met een Yougo-Slavische meerderheid; ze is echter in geen geval Italiaansch.
Dalmatië is zuiver Yougo-Slavisch. Er wonen daar 610.000 Serbo-Kroaten en slechts 18000 Italianen. Het volgende staatje geeft een overzicht van de verhouding in de bevolking in de verschillende districten van Dalmatië.
|
Aantal inwoners |
Serbo-Kroaten |
Italianen |
Verhouding der Serbo-Kroaten |
Zadar (Zara) |
84.113 |
70.838 |
11.768 |
84.98 % |
Kotor (Cattaro) |
40.282 |
32.475 |
538 |
90.17 % |
Doubrovnik (Ragusa) |
41.231 |
27.252 |
526 |
96.43 % |
Spljet (Spalato) |
99.590 |
95.869 |
2.357 |
97.32 % |
Hvar (Lesina) |
27.050 |
26.279 |
586 |
97.69 % |
Korcula (Curzola) |
29.908 |
29.244 |
444 |
98.48 % |
S. Pietro (eil. Brac) |
22.969 |
22.564 |
265 |
98.69 % |
Sinj |
57.164 |
56.704 |
111 |
99.45 % |
Macarsca |
27.738 |
27.503 |
117 |
99.47 % |
Knin |
55.984 |
54.633 |
186 |
99.49 % |
Metcovitch |
15.736 |
15.513 |
32 |
99.60 % |
Sibenik (Sebenico) |
58.377 |
55.912 |
968 |
99.61 % |
Benkowak |
44.097 |
43.945 |
84 |
99.75 % |
Imoski |
42.127 |
42.018 |
46 |
99.84 % |
In Zadar woont dus het grootste aantal Italianen, doch ook daar maken ze slechts 14 pCt. der totale bevolking uit.
| |
| |
Italië vestigde zich op het einde van 1914 te Wallona, namelijk als Sanitaire Commissie, om het nooit meer te verlaten. Dat daar de bevolking niet uit Italianen bestaat, doch uit Albaneezen, behoef ik niet te betoogen. Trouwens, Italië heeft ook nooit beweerd dat de bevolking Italiaansch zou zijn en erkende door middel der pers, dat het het land slechts in bezit nam op grond van het ‘Sacro egoismo.’
| |
III.
Wilson heeft het tractaat van Londen nooit erkend. Terecht! Hij nam geen deel aan den oorlog, toen het gesloten werd en toen hij er aan ging deelnemen, deed hij het op gronden, die met de gesloten overeenkomst in flagranten strijd waren. Volken en landen kunnen niet door den eenen heerscher aan den anderen verschacherd worden, alsof ze goederen waren of een pand in een spel, zelfs niet in het groote spel, dat in het vervolg door de Mogendheden gespeeld zal worden, zei hij in een aanspraak tot het Congres op 11 Februari 1918. En met betrekking tot de overeenkomst van Londen had hij op 8 Februari van hetzelfde jaar in het Congres gezegd: Een nieuwe regeling van Italië's grenzen naar duidelijk te erkennen nationale grenzen moet plaats hebben. Italië kon het zich voor gezegd houden en wist dat het verdrag van Londen bij den komenden vrede niet erkend zou worden.
De Italiaansche staatslui zullen in Parijs wel hemel en aarde bewogen hebben om het tractaat van Londen er in zijn geheel te doen erkennen. Het is hun niet gelukt. Wilson heeft, verkeerd ingelicht zooals hij was, (wat hijzelf erkend heeft) toegegeven met betrekking tot de Noordelijke grenzen van Italië, doch ten opzichte van de Adria wist hij van geen wijken. Hier schijnt hij ook de andere partij gehoord te hebben en, om op het publiek te werken, heeft hij het openlijk uitgesproken, dat hij van meening was dat het tractaat van Londen voor de regeling der Oostelijke grenzen van Italië niet meer toepasselijk was. Tegenover het sacro egoismo der Italianen schijnt hij zich herinnerd te hebben, dat Washington eens gezegd heeft dat hij nooit wenschen zou, dat het wel van zijn land op de ruïne van den welstand van andere naties opgebouwd zou worden.
| |
| |
Orlando heeft zich bitter over Wilson beklaagd en hem verweten dat hij zich direct tot de volken wendde tegen hun regeeringen in. Waarin Wilson gelijk had. Want het zijn alleen de volken, die zijn eenvoudige ideeën begrijpen, van de toepassing ervan hun heil verwachten en hem daarin steunen willen en niet de diplomaten der Groote Mogendheden, voor wie de grootheid van den een de ruïne van den ander beteekent.
Te Parijs werden de vredesvoorwaarden en daarin het statuut van den volkenbond opgesteld. Maar Parijs was niet alleen een raadzaal, 't was ook een kampplaats. Daar stonden twee tegenstanders tegenover elkaar: de fanatieke Clemenceau, die, gedreven door angst voor den geslagen Duitscher, Duitschland ruïneeren wilde tegenover den idealen Wilson die, zooals hij zelf had gezegd in een toespraak tot het Congres op 12 November 1918, een vrede wilde maken, die het verlangen der geheele wereld naar belangelooze gerechtigheid bevredigde.
Clemenceau heeft gezegevierd en uit de nederlaag van Wilson en den angst van den Tijger voor Duitschland ontstonden de onmogelijke vredesverdragen van Versailles en Saint-Germain, die de kiemen van een volgenden oorlog in zich dragen en een regeling van den Volkenbond, die in waarheid niets anders is dan een verlenging van de Entente.
De vrede van Europa was dus hersteld. Voor hoe lang echter? Er zijn er niet zooveel meer die gelooven in de duurzaamheid van de verdragen, die te Parijs gesloten werden en er nog gesloten zullen worden. En waarlijk, als men uit het tegenwoordige politieke wereld-gebeuren logisch zijne conclusiën trekt, dan zeggen deze ons dat Parijs het meest onvolmaakte, ja waardelooze werk heeft afgeleverd als elk ander vroeger Congres van hooge diplomaten. De weg naar de onsterfelijkheid heeft er in Parijs niet een gevonden.
Ook Wilson niet. Het bleek maar al te zeer toen hij Frankrijk verliet om naar de Vereenigde Staten terug te keeren. ‘Toen Wilson naar Europa kwam, geloofden alle volken, dat hij de hooge ideeën, die hij verkondigde, ook verwezenlijken zou. Maar de ontnuchtering is volkomen’, schreef l'Humanité.
Wilson heeft zich te Parijs tot het aangaan van een compromis laten verleiden, heeft toegegeven en is daardoor het slachtoffer van Clemenceau geworden. Het doet daarom zooveel te vreemder aan
| |
| |
dat Wilson op zijn stuk is blijven staan tegenover Italië, wat de Adria betreft. En er nog op staat, zooals hij den vertegenwoordigers van Frankrijk en Engeland liet weten, toen zij zonder hem met Italië een vergelijk hadden getroffen, waaraan Yougo-Slavië zich te onderwerpen had.
Wat nu? Yougo-Slavië zal niet toegeven, vooral niet na Wilson's allerlaatste optreden. Het zal van geen accoord willen weten, waarbij zijn volk opgeofferd zou worden aan het imperialisme der Italianen. En Italië heeft zich zoo vast gewerkt in zijn politiek van het ‘Mare nostro’ en van zijn ‘Sacro egoismo’, dat het moeilijk terug kan gaan.
Waarheen moet dit leiden?
Italië zal Istrië met Triëst wel kunnen verkrijgen, eveneens Wallona. Maar met Triëst alleen en zijn omgeving zal het reeds genoeg te doen hebben. De 120.000 Italianen, die er wonen, zijn aan alle zijden omringd door 1.200.000 Slowenen, wat in de toekomst tot talrijke conflicten moet leiden.
Wallona is bewoond odor Albaneezen en ligt in Albanisch land. Tot heden heeft nog niemand dit wilde volk kunnen bedwingen. Zou Italië deze kunst verstaan? Dat gelooft niemand van den Italiaan.
Italië zal Dalmatië en Fiume nooit behouden kunnen, al bekomt het deze landen van de Entente. De Yougo-Slaaf zou het hem op een goeden dag ontrukken, trots Volkenbond, waarover hij de schouders ophaalt.
De imperialistische politiek van Italië moet tot een débâcle voeren. Het mare nostro maakt den Yougo-Slaaf tot zijn onverzoenlijken vijand; het overwicht in de Middellandsche Zee, dat het wil uitoefenen, Frankrijk en Engeland. In de Adria kan noch een haven, noch een onderzeeër zijn, die niet aan Italië behoort, schreef indertijd de Giornale d'Italia. Men zou Italië kunnen toeroepen: past op, dat ge er geen Fransche of Engelsche onderzeeër zult ontmoeten!
Italië vreest! Want het tracht reeds thans Duitschland en Oostenrijk de hand te reiken, en steunt Hongarije tegen de Entente. Yougo-Slavië sloot een verbond met Tschecho-Slowakië, niet uit panslavische neigingen, doch om zoo noodig te verdedigen wat het reeds bekomen heeft. Op den duur zal men in het Zuid-Oosten van
| |
| |
Europa meer dergelijke bondgenootschappen zien ontstaan. Dan loopt de zaak weer als van ouds en is het met de rust in Europa gedaan.
De Adria-vraag is niet alleen een vraag tusschen Italië en Yougo-Slavië, ze is een Europeesche vraag. Wordt er geen goede oplossing gevonden - en ze kan alleen gevonden worden zoo daarin het nationaliteitsprincipe recht wedervaart - dan zal er geen rust in Europa gaan heerschen. En ‘only a tranquil Europe can be a stable Europe’, zegt Wilson.
|
|