Thans willen wij even op de kwestie van den zoogenaamden ongeoorloofden oorlog terugkomen.
Daarmee staat 't anders.
In geval van een geoorloofden oorlog - waarmee wij bedoelen een oorlog, die niet in strijd met de bepalingen van den Volkenbond uitbreekt - kunnen de landen, die niet bij de kwestie betrokken zijn en deel van den Bond uitmaken, met over elkander geslagen armen den loop der zaken blijven aankijken.
Ze behoeven niet te intervenieeren.
Maar breekt nu een oorlog uit in strijd met de voorschriften van den Bond - een ongeoorloofde oorlog dus - dan zal men van die landen, die tot den Volkenbond zijn toegetreden, kunnen eischen, dat zij zullen gedoogen, dat troepen van andere laden, die een der oorlogvoerende Staten tot rede willen gaan brengen, over hun grondgebied trekken. Ja, nòg meer, die landen zijn ook gehouden, om wanneer dit van hun geëischt mocht worden, deel te nemen aan ekonomische dwangmaatregelen tegenover de oorlogvoerenden, dus aan blokkades en meer van die verfijnde pijnigingen.
In zoo'n gval blijft alles bij 't oude, d.w.z. de oorlog zal gevoerd kunnen worden op dezelfde wreede en onmenschelijke wijze als wij bij den wereldoorlog te aanschouwen hebben gekregen.
Het groote, humanitaire idee, dat aan den Volkenbond heet ten grondslag te liggen, wordt in zoo'n geval weer uitgeschakeld.
Maar dit is nog niet alles.
Er is meer, en wel dit, dat de niet bij een ongeoorloofden oorlog betrokken leden van den Bond dan niet meer als neutralen bij den twist kunnen blijven toezien, wat met het doorlaten van vreemde troepen en 't deelnemen aan een blokkade schendt men die neutraliteit.
En Nederland kan, na zijn toetreding tot den Bond, dus ook in de positie komen, dat het zijn neutraliteit zou moeten prijs geven.
Is dit wel noodig? heeft men gevraagd. Kunnen wij daar niet buiten? Zou 't niet mogelijk zijn, dat wij tot den Volkenbond toetraden en in voorkomende gevallen tòch neutraal konden blijven?
Men heeft in verband hiermee gewezen op Zwitserland, dat ook is toegetreden, maar onder voorbehoud, dat het onder alle omstandigheden zijn neutraliteit zou kunnen behouden.
Voor één der leden van de Tweede-Kamer is dit bezwaar van zóó overwegend belang geweest, dat hij er een onoverkoomlijk bezwaar tegen onze toetreding in zag. Het was de Katholieke heer Stuhlemeijer. En laten wij dadelijk tot zijn eer zeggen, dat hij met zijn overtuiging en zijn bezwaren niet getransigeerd heeft en ten slotte tegen de toetreding tot den Volkenbond heeft gestemd.
Wij zouden haast zeggen, dat hij in deze aangelegenheid het éénige Kamerlid is geweest, dat konsekwent heeft gehandeld.
In alle geval konsekwenter dan de heer Dresselhuys. Deze afgevaardigde had ook allerlei bezwaren tegen enkele bepalingen van den Bond, bezwaren van principiëelen aard. Zoo had hij er o.a. bezwaar tegen, dat ons land