een gedwongen leening van 450 millioen rentende 5% een vrijwillige leening van 200 millioen te sluiten tegen 5½%.
De heer v.d. Tempel stelde namens de sociaal-demokraten iets anders voor. Ook hij wilde het te leenen bedrag verminderen en het bepalen op slechts 225 millioen. Maar dit bedrag zou, evenals de Minister dat wilde, uit een gedwongen leening gevonden worden; alleen week hij in zooverre van het voorstel der regeering af, dat de aflossing niet over 15 maar over 40 jaar verdeeld zou worden.
Geen dezer amendementen vond echter genade in de appreciatie van de Kamer; beiden werden verworpen.
En als het leeningsontwerp nu ook de Eerste Kamer heeft gepasseerd, dan zal binnenkort ieder, die in de Vermogens- en Inkomstenbelasting voor een in de wet bepaald bedrag is aangeslagen, van den fiscus een kennisgeving ontvangen, dat hij voor een zeker bedrag aan de leening moet deelnemen. Hij heeft verder niets anders te doen dan dit bedrag weg te brengen.
Kort nadat door de Tweede Kamer deze belasting-ontwerpen waren afgehandeld, bereikte haar leden een wetsontwerp van veel beteekenis.
Wij bedoelen het voorstel om ons land te doen toetreden tot den Volkenbond.
Het was bekend, dat Nederland een uitnoodiging zou ontvangen, om zich naast de groote mogendheden in dien bond te komen scharen, en 't werd ook wel verwacht, dat de regeering bereid gevonden zou worden om aan het parlement voor te stellen op die uitnoodiging in te gaan.
Toch heeft de groote spoed, waarmee alles in zijn werk is gegaan, velen nog overvallen, maar aangezien de termijn binnen welken de uitgenoodigden moeten kennis geven, of zij gebruik willen maken van de gelegenheid om toe te treden, vrij krap is gesteld, moest onze regeering de Kamers ook wel den tijd zuinig toemeten en tot spoed aanzetten.
De Memorie van Toelichting, die dit voorstel vergezelt, is een weinig verheffend regeeringsstuk.
De toon er van is mat; eenig enthousiasme, dat die zooveel opgehemelde Volkenbond er nu eindelijk gelukkig is, spreekt er niet uit; van blijdschap, dat ons land ook in de gelegenheid wordt gesteld de zegeningen van dien Bond deelachtig te worden, merkt men geen spoor.
Het stuk lijkt wel geschreven met een effen gezicht in een toon van berusting.
't Maakt den indruk, alsof de regeering bij de samenstelling van de Memorie van Toelichting gehandeld heeft onder den indruk van een gevoel, dat 't best is uit te drukken in deze woorden: ‘Veel heil zien wij voor Nederland niet in dien Volkenbond, maar, enfin, wij moeten wel, want er buiten blijven, kunnen wij toch ook niet’. En met lange tanden, wordt er dan in den internationalen koek gehapt
De nadeelen van een toetreding worden door de regeering ook niet over 't hoofd gezien, ja deze worden zelfs duidelijk in 't licht gesteld - want dat er ook nadeelen voor ons land aan verbonden zijn, erkent zij ruiterlijk. Zij doet uitkomen, dat wij een deel onzer soevereiniteit zullen moeten prijsgeven. Bovendien zullen wij in de toekomst bij 't uitbreken van een oorlog