| |
| |
| |
Spelen van droom en leven. Door J.A. Simons-Mees.
III. In hooger sferen.
In drie tafereelen: In de feestzaal. - In 't hier-namaals. - Terug in de feestzaal.
PERSONEN:
PETRUS VAN ALTINGEN, Kamerlid. |
Freule JULIE RIXEN. |
Mevrouw DALHOF. |
Mevrouw KLAASSEN. |
SOFIE, een dame. |
MIETJE, een voormalige dienstbode. |
VAN BEVERDE, voormalig journalist. |
BOLTKE, voormalig journalist. |
Rechter FRANSEN. |
Een dandy-journalist. |
Een voormalig apotheker. |
Een voormalig boekhouder. |
Voormalige Engelsche, Fransche en Duitsche soldaten. |
Drie engelen. |
| |
Eerste tafereel.
Een hoek van een feestzaal. Links tot buffetten ingerichte tafels, waarop diverse soorten van flesschen met limonade, champagne, etc., - glazen, koppen, schoteltjes met gebakjes en bonbons, - een paar schalen met kreeften enz. - Eenige in avondtoilet gekleede dames en heeren staan met elkaar te praten. Op den voorgrond de bejaarde, aristocratische heer Altingen, correct gekleed, met stroeve trekken en scherpe manier van spreken: het type van een voorzichtig, deftig, ouderwetsch Hollander; naast hem zijn oude jeugdvriendin, Freule Rixen, dame met grijzend haar en fijn, spottend gezicht.
| |
| |
Wat zeg je nu, Petrus? Geen succes? - Nog nooit zooveel gebruikt aan de buffetten. En wat 'n zaal! Geen kip kon er bij.
Zeker, je hebt er alle eer van. - Ik mag nu wel heengaan, niet? Ik heb dunkt me m'n plicht gedaan door te compareeren en ook, geloof ik, door het noodige te offeren.
(met 'n stroeven glimlach)
De dames verstaan goed de kunst om ons heeren te plukken.
Natuurlijk, daar zijn jullie voor.
Die mevrouw Dalhof vooral heeft daar slag van. 'n Indringerig schepsel, de dochter van m'n vroegere kleermaker, meen ik.
Sst, dat is ze vergeten. Haar man is advokaat en haar vader was in den handel, heet 't. Kom, nu nog dat verfoeilijke geld tellen. Daar moet je mee helpen, Petrus.
Pardon Julie, ik moet nu werkelijk......
(mevrouw Dalhof, opzichtig gekleede vulgaire vrouw, met geverfd haar, sterk gedecolleteerd, komt nu op Van Altingen aan.)
(opdringerig liefjes)
Hè toe, mijnheer Van Altingen, u helpt ons toch, niet? We hebben op u gerekend met tellen; u doet 't stellig vlugger dan wij.
(Mevrouw Klaassen, eveneens opzichtig en druk gekleed, maar goedhartig en minder pretentieus, - zich nu tot freule Rixen wendend.)
Wel, zijn de dames tevreden? - Me dunkt 'n mooie avond, niet?
Uw gebakjes waren delicieus, mevrouw Klaassen, - u hebt er alle eer van.
(Mevr. Dalhof keert onderwijl mevrouw Klaassen den rug toe en blijft bij Van Altingen staan.)
(glunder)
Dat doet me genoegen, freule. En de limonade en sorbets ook naar uw smaak?
(lachend)
Ik heb zelf nog voor m'n porties moeten betalen.... O, maar ik doe 't graag, ik heb 't best over voor de goeie zaak.
Misschien zoudt u wel zitting willen nemen in ons comité tot steun van.... och, wat is 't ook weer....? - ik raak wat verward in al m'n commissies....
| |
| |
(goedig en gretig)
O, dat hindert niet, freule, ik wil graag meedoen, hoor. Dronkaards of zuigelingen, 't is me alles om 't even. Niets liever dan me nuttig maken. Op geld zie ik niet; en m'n man evenmin.
Prachtig. De eerste vergadering is aan huis van mevrouw Dalhof.
O, dat is nog 'n nicht van me.
Och kom, dat treft dan. Vreemd dat zij er u niet voor gevraagd heeft.
(eenvoudig-vertrouwelijk)
Nou, ze is nogal groos, weet u, omdat haar man advokaat is.... Maar wanneer is 't, als ik vragen mag?
Woensdag a.s., om....
(zich tot juffrouw Voorde wendend)
hoe laat is 't Woensdag, Sofie?
Tot steun van gevallen meisjes.
O, wel zeker; die stakkers moeten ook geholpen worden.
Dat is dus afgesproken.
(tot mevrouw Dalhof)
't Zal u genoegen doen te hooren, mevrouw Dalhof, dat uw nicht, mevrouw Klaassen, Woensdagmiddag ook bij u zal verschijnen. Ik heb haar verzocht om zitting te nemen in 't comité.
M'n nicht! Hoe komt u er aan....
O, ik meende 't.... Ze zei, dat u geparenteerd bent.
Nu ja, zoo heel in de verte. Zoo kan men iedereen wel familie noemen.
En nu, dames, stel ik voor, dat we even gaan zitten en wat gebruiken, om ons te versterken voor het tellen.
Toe meneer van Altingen, gaat u nu ook even zitten.
Pardon, ik hoor niet tot 't comité.
Daarom kun je toch wel wat gebruiken.
't Comité trakteert u, wat zegt u, freule?
Best. Als ik zelf allereerst maar wat krijg. Ik ben oud en heb 't verdiend, vind ik.
O freule, laat mìj u dan eens bedienen, en
| |
| |
u ook meneer van Altingen.
(tot van A.)
We hebben n.l. 'n extra versterking voor de dames en heeren van het comité: kreeftensla met 'n glas champagne.
Ja, dat is een goed idee geweest; 't kan er best af. Jij ook, Fie, eet en drink nu maar 'ns flink: je ziet er uit of je 't noodig hebt.
(zachtjes tot mevr. D.)
zoo geestelijk afgekloven, vindt u niet?
(mevr. D. lacht zachtjes, van A. schudt afkeurend 't hoofd.)
Natuurlijk weer 'n hatelijkheidje, Julie. Je weet heel goed dat ik vegetariër en afschafster ben.
't Is waar ook, hoe kon ik 't vergeten! Kom Petrus, doe je te goed.
(bedient van A. en brengt hem ook 'n glas champagne.)
(tot Julie.)
Heb je 't boek nog gelezen, dat ik je geleend had?
Welk? Je strooit je stichtelijke werken altijd zoo zegenend over je vrienden uit....
‘Letters from a living dead man.’
O, zeker, 't heeft me dol geamuseerd.
(gechoqueerd)
Geamuseerd?
(tot mevr. Dalhof)
Hebt ù 't gelezen?
Ja.... nog niet heelemaal.
En vond u 't niet treffend?
(die zich graag iedereen te vriend houdt)
O zeker, er zijn veel mooie gedachten in.
Wat is dat voor 'n boek? Zeker van 'n spiritist, niet?
't Zijn brieven, geïnspireerd door 'n ouden gestorven professor aan 'n levende, geestelijke vriendin, die ze op heeft geschreven. Je moet 't noodig lezen, Petrus. Aangezien je vast in den geloove staat en je nooit ergert, kun je 't in volle gemoedsrust genieten. 't Geeft 'n heel duidelijke beschrijving van 't hiernamaals, - 'n soort reisgids, zou je 't kunnen noemen. - 't Leven dààr is 'n eenvoudige voortzetting van 't onze, in alles tont comme chez nous. Alleen heb je er ook de traditioneele hemel, met in passend costuum gekleede engelen,
(tot van A)
waar jij natuurlijk subiet op af zou stevenen.
(drinkt onderwijl)
A propos, 't costuum
| |
| |
zou je uitstekend kleeden, Petrus; je zoudt 't type van den knappen, indrukwekkenden engel zijn. Luister alleen niet naar z'n zingen, dames, dat is z'n fort niet. 'n Genot ook om je dan eens eindelijk zonder je eeuwige pandjesjas en je zwarte strikje te zien, waar je je in 't gewone leven steeds mee tooit, want natuurlijk zul je je dààr dan van moeten ontdoen.
(tot de dames)
Nog 'n heel ding voor hem....
Je spot wordt werkelijk onbehoorlijk, Julie..... Ik vrees dat de champagne daar schuld aan heeft.
Gekheid. - Ik begin pas. - Zie je, Petrus, je zoudt daar direct een baantje krijgen, - in 't hiernamaals, meen ik.
Wacht nu even.... Er zijn daar n.l. commissies van ontvangst om de pas-gearriveerde zielen terecht te wijzen, - practisch, niet? En natuurlijk zal men jou daar subiet voor inviteeren. Heerlijk voor ons vrouwen om door 'n man van jouw karakter en uiterlijk ontvangen te worden. Ik ziè je er al staan, met 'n gekleurden band om je arm. We zullen op hem afvliegen, niet dames? Net als men doet op de politieagenten in Londen.
(lachend)
Foei freule, u wordt al te ondeugend.....
Schandelijk van je.... zoo over dat heerlijke boek te spreken, - eenvoudig heiligschennis. 'n Duidelijk bewijs hoe je er niets van begrepen hebt.
(schenkt van Altingen intusschen champagne in.)
Nee, ik dank u.
(ze schenkt toch door)
Pardon, ik zei u immers....
Welnu, u hoeft 't niet uit te drinken...
(geïrriteerd tot Julie)
Ze is onuitstaanbaar.
Kom, drink maar op. 't Is goed voor de ergernis en 'n rijksdaalder meer voor 't goeie doel.
(komt nu op Julie af)
Pardon, freule, ik hoorde u daar over 't hiernamaals spreken. Geeft u daar 'n kleine verhandeling over?
Volstrekt niet, meneer Fransen, ik spreek niet over dingen waar ik niet van afweet. Dat laat ik aan de heeren.... journalisten over. O pardon, ik vergeet waarlijk dat u ook behoort
| |
| |
tot het gilde. Ik vertelde alleen iets uit 'n boek dat er over handelt: ‘Letters from a living dead man.’
Ach ja, daar heb ik van gehoord.
Dan weet u natuurlijk ook van de commissie van ontvangst om de pas overleden zielen terecht te wijzen. Zoo'n ijverig mensch als u, zal daar stellig dadelijk zitting in nemen. In dezen oorlogstijd kan dat werk genoeg geven.
Zult u er de Duitsche soldaten dan ook terecht wijzen, meneer Fransen?
Ik denk haast dat ik dat aan anderen, aan mijnheer van Altingen b.v., over zal laten.
(scherp)
Natuurlijk. U en uw vriend Boltke zullen die er wel uit zien te gooien en anderen er toe aanzetten..... oprùien kan ik gerust zeggen, om u daarin te helpen.
Pardon, is 't niet uw eigen verlangen dat u hierbij inspireert, om de Franschen en Engelschen er uit te gooien?
Volstrekt niet, meneer Fransen. We zijn helaas door freule Rixen op 'n onderwerp gekomen, dat nooit besproken had mogen worden, maar nu dit eenmaal gebeurd is, wil ik toch even verklaren, dat, welke m'n opinies op deze aarde ook mogen zijn, ik later zeker....è.....
(invallend)
Totaal om zal draaien, selbstverständlich.
Ik verzoek om 'n oogenblik stilte, Julie..... ik overtuigd ben dat die zich later....è.... geheel zullen wijzigen. Daar ginder zal alle vijandschap natuurlijk verdwenen zijn en zullen Franschen, Duitschers en Engelschen eindelijk broeders wezen.
(zacht)
Zooals de heeren Fransen en Boltke er je broeders en mevrouw Dalhof er je zuster zal wezen.
(met 'n stroef lachje)
Nu, dat laatste....
En zooals Kees je koetsier en al je vroegere dienstboden je broeders en zusters zullen worden. O Petrus, wat 'n zaligheid!
Freule, zouden we nu nog niet even nader afspreken over de vergadering van a.s. Woensdag?
't Is waar. Hoor 'ns Petrus, jij moet zitting nemen in dat comité.
Daar denk ik niet aan. Ik heb er geen tijd
| |
| |
voor, nog daargelaten dat ik niet eens weet, voor welk doel 't is.
Juist voor 'n doel, dat jou ter harte zal gaan: de zending op Java en Sumatra.
(zachtjes)
Maar freule....
Stil, ik zeg later wel, dat ik me vergist had.
(tot van Altingen)
Zie je, we zijn nog twijfelend tusschen 'n soort feestavond ervoor - hetzij concert of comedie - of 'n collecte. Ik voel meer voor 't laatste. O Petrus, als je dààr aan mee zoudt willen doen....! Ik ziè ons samen al, zij aan zij, met onze offerbussen in de Veenestraat of Vijverberg; ieder getooid met 'n cocarde: geel en blauw: de kleuren van het comité en jij met zoo'n das.... Ik verzeker je, 't geld zou stroomen! Wat denken jullie daar van, dames, van die das en cocardes?
(ontzet)
Nooit Julie! - Wàt ik ook doen zal, je zult er me nooit toe krijgen om me met zoo'n verfoeilijke das in het openbaar te vertoonen.
Hè, waarom niet, meneer van Altingen? - 'k wed, m'n man doet 't zeker.
Zeer wel mogelijk, mevrouw. Mijnheer uw man houdt er ook, meen ik, nogal van, evenals mijnheer Fransen, om de algemeene aandacht op zich te vestigen. Angst voor publiciteit is die beiden zeker vreemd.
(sussend tot rechter Fransen)
Sst.... laat u hem maar met vrede. Hij is wat geprikkeld. Ik beken dat ik hem vanavond nog al getaquineerd heb. En daarbij nog de champagne.... Ja mevrouw Dalhof, ù hebt hem die opgedrongen.... En hij kan er heusch niet tegen; de goeie man drinkt anders haast nooit iets. 't Lijkt me toe, als we hem nu even met rust laten, dat hij misschien wel 'n dutje gaat doen.... Dan gaan wij 't geld vast eens tellen....
(tot rechter)
En u doet mee, meneer Fransen. Licht, dat u voor 'n ènkele keer 'ns iets nuttigs uitvoert. Denkt u maar dat 't geld bestemd is om versnaperingen te koopen voor uw geliefde Duitschers... Pardon, Franschen, dan doet u 't stellig met tooverachtige snelheid en ijver..... Allons dames, aan 't werk..
(op van A. wijzend)
Kijk, wat zei ik u? Onze goeie vriend is waarlijk al onder zeil gegaan.
| |
| |
| |
Tweede tafereel.
Een uiterst vaag landschap. Van rechts, van uit een nevel, komt van Altingen op, gekleed in avondtoilet zooals in het eerste tafereel; alleen is zijn wit strikje nu vervangen door een blauw en geel gestreepte das. Hij kijkt verwezen, zoekend om zich heen en wendt zich na eenige oogenblikken tot een vreemden heer die hem tegemoet treedt.
Pardon, mag ik u vragen.... zoudt u me misschien even terecht willen wijzen? - 't Is allerwonderlijkst, maar.... ik ben waarlijk den weg kwijt. Ik woon in de Amaliastraat.
(met een ernstigen glimlach)
U bent zeker pas hier aangekomen?
....Aàngekomen?.... Ik zei u immers, ik wóón in Den Haag.
Ik begrijp zeer goed uw gevoel van bevreemding.
(lichtelijk ongeduldig)
Nee, dat begrijp ik juist niet. Als u me maar even wilt zeggen waar ik ben....
(ernstig, met nadruk)
Niet meer in de wereld, mijnheer.
(met opkomende drift)
Pardon, ik ben niet in de stemming om voor de mal te worden....
U begrijpt me verkeerd, mijnheer van Altingen, dat zou hoogst ongepast zijn. 't Is mijn taak eenmaal om hen, die pas gestorven zijn, hier terecht te wijzen.
(perplext)
Wat?! Wilt u zeggen, dat ik.... overleden ben?!
Juist. Uw verbazing is zeer natuurlijk: zoo voelen de meeste gestorvenen in 't eerst.
Overleden?!.... In dit costuum?! Maar m'n hemel,.... men sterft toch gewoonlijk in z'n bed..... tenminste.... in onzen kring.... En dan de omgeving hier.. ...
(stellig)
Ik ben natuurlijk in den hemel?
(Een heer van middelbaren leeftijd, nonchalant gekleed, met grof, cynisch uiterlijk, komt nu niet de handen in z'n zakken aangeslenterd. Hij heeft van Altingen's laatste woorden gehoord en zegt spottend:)
| |
| |
Waar zou meneer van Altingen nu anders thuis kunnen hooren! Wees gerust, de hemel kunnen we u ook leveren: de echte traditioneele met engelen, muziek enz. Met genoegen zal ik u er heenwijzen. Overigens zult u 't hier al zoo eender vinden als beneden in de wereld. Dit leven is eenvoudig een voortzetting van het aardsche.
Op een hooger plan alleen.
't Is ontzaglijk vreemd.
(tot van Beverde)
Als ù 't me niet verzekerde.... Mag ik u vragen.... bent u reeds lang overleden?
Ruim twee jaar. Mag ik me even aan u voorstellen? - van Beverde, oud-journalist.
Ah, welbekend. Sta me toe u de hand te drukken en u te zeggen, hóezeer ik u altijd gerespecteerd heb. U bent een van de zeer weinige volmaakt eerlijke journalisten die ik ooit gekend heb.
(tot van Beverde)
Daar kun je 't mee doen, met die veer op je hoed. Ik ben Boltke, van hetzelfde métier, u ook zeker niet onbekend.
Wat! de radicaal?! De redacteur van dat.. dat verfoeilijk-opruiende, anti-nationale blad ‘De Lantaarn’, dat tijdens den oorlog alles gedaan heeft om ons land in discrediet te brengen door zijn valsche, leugenachtige berich.....
(kalmeerend)
Kom, mijnheer van Altingen..
Nou, ik kan wel merken, dat u pas gestorven bent. Ik meende nogal dat u op weg was naar den hemel er wou net voorstellen u daar heen te brengen.
(getroffen en berouwvol)
't Is waar ook..
(plotseling neer geïrriteerd als hij Boltke ziet grijnslachen)
Intusschen, ik dank u voor uw geleide; u zoudt me wel eens verkeerd terecht kunnen wijzen.... naar de hel toe, waar u zèlf.... H'm.... Ik zal m'n weg alleen wel vinden....
(tot van Beverde)
Pardon, mijnheer van Beverde, geef u geen moeite; tot genoegen. Ik heb behoefte me even te....
(Boltke en van Beverde naar links) (v. A. brengt de hand naar zijn hoofd, nog verbijsterd)
't Is ongeloofelijk.
(Op dit oogenblik komt freule Rixen, in avondtoilet, naar hem toe. Zoodra hij haar ziet, gaat hij haar haastig
| |
| |
tegemoet)
Ah Julie, jij ook hier! Wat doèt het me 'n genoegen je te zien!
Je hebt me nog nooit zoo hartelijk verwelkomd, Petrus. - Je maakte je toch weer niet driftig, hoop ik?
Wat weerga, die vervloekte kerel ook!.... O pardon, pardon, ik vergis me! 't Is ook zoo moeilijk.... 't is alles nog zoo wonderlijk......
Ja, je ziet ontzettend gebouleverseerd, arme vriend.
(zijn hand op haar arm leggend)
Zeg me eens, in waarachtige ernst: is 't wààr dat ik.... dat we gestorven zijn?....
(met 'n zucht)
Zoo, zoo,
(prevelend)
't is allemachtig jammer.....
Je hebt me dikwijls genoeg gezegd dat je volkomen bereid was om....
(ongeduldig)
Ja, ja, dat hèb ik ook...
(plotseling)
Intusschen, wat heb ik je altijd gezegd?
(nu plechtig)
Julie, er is 'n hiernamaals!
(haastig)
O nee, asjeblieft niet. Dat is nu al de derde maal dat ik 't hooren moet. Als dat zoo door gaat, is 't gewoon om dol te worden. En één ding weet ik wel: ìk ga niet naar den hemel.
Julie, Julie, bezondig je niet!
O, in Godsnaam niet die zalvende toon, die kon ik nooit van je uitstaan.
Maar zeg me nu eens, hoe kom ik hier? - Ik ben me werkelijk niet bewust dat ik.... Als ik me wel herinner.... hebben we elkaar pas nog op dat weldadigheidsfeest ontmoet....
Waar jij je tegoed hebt gedaan aan kreeftensla en champagne....
Me opgedrongen door dat vreeselijk vulgaire mensch, mevrouw Dalhof.
Die je straks zal begroeten.
(verschrikt)
M'n hemel, zij ook al! Dat wordt hier 'n vergaderplaats van.... Maar jij, hoe kom jij hier?
| |
| |
(schouderophalend)
M'n paarden zijn er van doorgegaan; verschrikt van 'n motorfiets en in de Mauritska gesprongen.
Heb ik je niet hondermaal gewaarschuwd voor die wilde paarden van je? Of ik blij ben dat ik niet met je mee ben gereden.
Waarom blij? Mijn dood is waarlijk nog behoorlijker, en zèker romantischer geweest dan de jouwe. 'n Ongeluk alleen dat mevrouw Dalhof met me mee is gereden. Dat mensch klampt zich nu als 'n klit aan me vast.
Ja, dat is onaangenaam. - Maar zeg eens: waar in 's hemelsnaam ben ìk dan aan gestorven?
'n Beroerte, beste Petrus. Die kreeftensla mèt de champagne is te veel voor je geweest.
Wel, wel,.... 'n beroerte!
(opeens haastig, met bevende stem)
't Heeft toch niet in de kranten gestaan?....
(Julie antwoordt niet)
Julie, ik bid je, laat me niet in onzekerheid...
Van de kreeftensla? Nee, zoo ondelicaat is men gewoonlijk niet. Er stond alleen in de advertentie van je zuster: ‘Heden stierf in zijn Heer en Hei.......
Hou op, dat is heiligschennis, die dùld ik niet. -
(op anderen toon)
Ik dacht niet aan de advertentie; ik bedoel m'n levensbericht, dat natuurlijk in al de kranten verschenen zal zijn. 't Zou zoo onplezierig wezen als daar iets in stond van m'n.... ongesteldheid op dat feest, - 't zou zoo licht aanleiding geven tot onwelwillende praatjes van de menschen...... Ik ben waarlijk benieuwd... Heb je ze toevallig soms gelezen?
M'n beste Petrus, je vergeet dat we op denzelfden avond, bijna op hetzelfde uur....
(invallend)
Het tijdige met het eeuwige hebben verwisseld.... juist, juist. Ik hoop dat er in het bericht geen onjuistheden voorkomen. Vooral de Standaard en de Nieuwe Rotterdammer zou ik er wel eens even voor in willen zien. - 't Is altijd niet onaardig en oninteressant om te bespeuren welken indruk men nalaat.... Zou ik hier ook misschien 'n courant kunnen....?
Maar beste vriend, we zijn hier in 't hiernàmaals....!
(beschaamd)
Ja, ja, 't is waar ook.
| |
| |
't Is haast sacrilège van je.... Je bent immers op weg naar den hemel?
(a.v.)
Ja, ja, spreek er niet meer van, - 'n kleine vergissing. Die dingen kunnen me natuurlijk in 't minst niet meer schelen.
Natuurlijk. Daarom zal 't je ook volmaakt koud laten te hooren dat ‘De Lantaarn’ van je gezegd heeft, dat je altijd niet alleen 'n slecht, unfair debater, maar vooral ook 'n slecht spreker was, die....
(driftig)
Wat?! Heeft-ie dàt durven!! Ik unfair? Dat is 'n pertinente leugen.... juist iets voor dat allergemeenste....
(grinnikend)
Petrus, beste vriend, bedenk, je bent op weg naar den hémel....
O, hou op met je hem...
(zich verbeterend)
Ik verzoek je niet te lachen, Julie. Ik begrijp best, je zei dat alleen om me te ergeren en uit te lokken. Je hebt altijd 'n niets ontzienden spotlust gehad. In deze omgeving lijkt me die intusschen al zeer ongepast.
Zeker Petrus, even zeer als jouw hoogst onhemelsche drift en toorn.
M'n God, daar is ze weer.... 'n Allervulgairste verschijning.
(Mevrouw Dalhof, in avondtoilet, komt nu haastig aanloopen. Met overstroomende, familjare hartelijkheid zegt ze tot van Altingen.)
O, mijnheer van Altingen, wat doet het me 'n genoegen u te zien! Freule Rixen zal u zeker wel verteld hebben, wat er met ons gebeurd is, met 't rijtuig? 't Was vreeselijk die schrik in 't eerst!
(koel)
Ja, dat begrijp ik.
Uw overlijden zal 'n ontzettende consternatie veroorzaakt hebben. Zoo'n verlies voor 't heele land.... En voor de Kamer! Ik ben zeker dat m'n man 'n hoogst waardeerend artikel over u in de Nieuwe Rotterdammer zal schrijven. Hij bewondert u zoo.
(a.v.)
Pardon, ik hoop dat m'n vriend baron van Voorne dat gedaan zal hebben; die kende me
persoonlijk. - (haastig)
Hoewel dit alles nu niet meer van het geringste
| |
| |
belang is. - U zult nu zeker uw familie, uw vader wel eens op gaan zoeken. Ik herinner me dien nog zeer goed. Hij heeft me menig pak aangemeten.
Ja, hij had een excellente coupe.
(venijnig)
Aangenaam dat u hem apprecieerde. - Maar wat is het plezierig te weten, dat er hier nu geen verschil van rang en stand meer bestaat en dat alle kleinzielige, bekrompen trots hier eenvoudig niet meer getolereerd zou worden.
(freule Julie en v. A. wisselen een blik)
Werkelijk bespottelijk zooals sommige menschen zich hier beneden opbliezen en aanstelden. Ze begrepen zèlf blijkbaar niet hoè ridicuul ze zich erdoor maakten.
(met nadruk)
Daar hebt u gelijk in;
(haar meewarig aanziende)
Dat begrépen ze zelf niet.... Kijk eens, zie ik daar uw nicht niet?
(liefjes)
De confiseuse uit de Veenestraat; ze zoekt naar u, geloof ik.
(haastig)
U vergist u, dat is geen.......è.... Ah, daar zie ik freule van Reede, hè, die ook al hier? Die ken ik heel goed....
(loopt haastig weg)
(uitblazend)
Phoe.... dat lucht....
(hoofdschuddend)
Je bent schrikkelijk malicieus, Julie.... Maar.... hoor eens even....
(ziet voorzichtig rond en laat dan zijn stem zinken)
geheel onder ons.... Zou 't waarachtig waar zijn, dat alle standsverschil hier wegvalt?
(hem ondeugend aanziend)
Zonder eenigen twijfel.
(geagiteerd.)
Maar dat.... dat kan alleronaangenaamst worden.... Daar zijn de gevolgen eenvoudig niet van te overzien....! Ik geloof zoowaar.... ja waarachtig, daar heb je onze oude keukenmeid, ik meen die van m'n moeder.... Geen kwade vrouw, maar ze had altijd neiging tot familiariteit, - ze moest zeer op 'n afstand worden gehouden.... m'n moeder had daar uitstekend slag van.... En daar ginder, is dat niet....? ja zeker, 't is de apotheker die vroeger in onze buurt, woonde... En de boekhouder van.... M'n hemel, als die allemaal.... De angst slaat me om 't hart.... Zou jij ze niet?.... je bent nogal handig,
| |
| |
Julie. hun kunnen beduiden om....è.... me niet lastig te.....
Is dat chrìstelijk, Petrus?
(losbarstend)
O, de drommel haal je! Is dit 'n tijd voor spotten!....
(Intusschen zijn drie figuren, een ouderwetsche keukenmeid met neepjesmuts, een apotheker en een boekhouder naderbij gekomen, de keukenmeid vooraan.)
(met verzekerde familiariteit)
Wel meheer, u ook al hier? Hoe gaat 't er mee? Wat doet me dat 'n plezier u te zien! Ik herinner me u nog zoo goed as kleine jongen.
(tot Julie)
'n Driftkop as-ie was! U zou 't niet gelooven.
(tot v. A.)
Weet u nog hoe u ééns al de ruiten van de ser....
(met driftige haast)
Nee, volstrekt niet.
Dat moet 'n ander, mijnheer z'n broer geweest zijn.
Nee, werendig niet, hìj was 't, hoor.
(tot v. A.)
Kom, ù weet 't nog wel, hè?
Niets ervan.... dat is te zeggen....
't Is immers al zoo lang geleden; ik kan me mijnheer van Altingen niet driftig voorstellen; hij heeft z'n drift zoo volkomen leeren overwinnen....
(schalksch)
Nou, daar ben ìk nog zoo zeker niet van.... As ik meheer 'ns goed aanzie, - wat u, meheer?
(waardig)
Ik verzoek je nu Mietje, om te bedenken wie ik....
O wel zeker, wel zeker, maak je niet druk. Dat is hièr niet meer van pas, hoor.... We zijne nou broers en zusters. U hebt 't vroeger dikwijls genoeg in de kerk gezongen.
(De apotheker komt nu naar voren. Met gemakkelijke vrijmoedigheid als van gelijken, steekt hij van Altingen de hand toe.)
Zoo meneer van Altingen, u ook hier aangekomen? Bizonder aangenaam u wéér te zien... Heel wat jaren geleden, hè? Weet u nog den tijd toen u met uw broertje zoo een paar keer in de week bij me aankwam om witte drop te koopen?
(die haar beleedigd air heeft afgelegd, nu glunder)
O, snoepen as-t-ie kon! Eéns had-ie de sleutel van de provisiekast weggekaapt en was er in gekropen.
(tot Julie)
Zou u 't gelooven?
| |
| |
(grinnikend)
Nou, kinderen zijn kinderen, schaam er u niet voor, mijnheer van Altingen, 't is de beste van ons overkomen....
(ten einde raad)
Julie, zou je nu niet....
Uw belangstelling meneer....è .... de apotheker... is ongetwijfeld allervriendelijkst, maar op 't oogenblik haast te veel voor mijnheer van Altingen. Mijnheer is pas overleden en natuurlijk....
(goedhartig)
Welzeker, hij voelt zich nog wat vreemd hier,
(tot v. A.)
maar dat went wel, hoor,
(met een familiaar knikje tot apotheker, wat dien maar half bevalt)
we weten er alles van, niet?
(tot v. A.)
We komen later nog eens gauw bij u. Vergeten doen we u niet.
(v. A. de hand schuddend)
Ik kom stellig 'ns gauw terug, tot ziens dus, meneer van Altingen.
Ik kom straks wel even bij u; zeker onnoodig u m'n naam nog te herinneren....?
(alle drie verwijderen zich. Mietje probeert den apotheker aan te klampen, die zich echter haastig uit de voeten maakt, waarop ze zich tot den boekhouder wendt) (van Altingen valt uitgeput neer.)
(kreunend)
O Julie, dit is verschrikkelijk! Als dit zoo door moet gaan....!
Ja, beste Petrus, Mietje had gelijk, we zijn nu broers en zusters. We hebben 't vroeger allemaal gezongen in de kerk en.... gehoopt, niet waar?
(a.v.)
Mietje m'n zuster, nee, 't is niet mogelijk, - 't is 'n cauchemar, maar.... Hé, wat zie ik daar!
(vagelijk ziet men nu op den achtergrond verschijnen een groep soldaten: eerst Franschen en Duitschers, en daarna Engelschen en Duitschers arm-in-arm, verbroederd. Zij blijven zich, schimmig verlicht, op den achtergrond houden.)
Een verbroedering van Duitschers en Franschen, dat is mooi, dat doet goed om te zien.... Maar.... Wàt?!.... Duitschers met Engelschen ook arm in arm?!
(langzamerhand in drift rakend)
.... Na alles wat ze van de Engelschen geleden hebben: zij, die de heele wereld tegen hen opgezet hebben, - en dat enkel uit nijd, jaloezie om hun economischen vooruitgang, die dreigde de hunne te overvleugelen;
| |
| |
- uit angst, dat hun wereldheerschappij zou aangetast worden....
dàt is.... nee, dat is onbegrijpelijk, zóó trots! Ze hoefden hen niet vijandig te bejegenen, maar toch.... hen op 'n afstand houden, hen....
(Eenige journalisten komen nu van links naar voren: Boltke, en een eenigszins languissant dandy-journalist en een met lokkige haren, losgestrikte das en drukke gebaren, type van den fraseur.)
(enthousiast)
Ah, onze Engelsche en Fransche heroën! Welkom hier, vrienden!
(opeens de Duitschers opmerkend)
Wat? Die smerige moffen hier ook? En daar loopen jullie gearmd mee?!
't Is eenvoudig een schande, dat die zich hier indringen... We moeten ze er uit gooien, de beesten. Die hóóren niet bij beschaafde menschen....
Ja, er uittrappen!... Ze besmetten hier de reine atmosfeer; we dulden hier geen barbaren!
(heftig)
Daar kom ik tegen op! U zèlf bent de barbaren! Hoe dùrft u u vermeten op deze manier op te treden. - Hier is volslagen vrijheid!
Kom oude heer, hou je bedaard, 't zou anders op je leeftijd gevaarlijk kunnen worden.....
U heeft afgedaan, meneer van Altingen, u hoort tot 't oude régime....
(plotseling weer enthousiast)
Hoera, ik geloof dat ik in de verte onze Amerikanen aan zie komen: die strijders voor de hoogste goederen der menschheid; die heilige kruisvaarders die onze wereld gered hebben van barbarisme en bruut geweld! Laten we hun 'n ovatie brengen!
Ja, 'n ovatie aan àl onze helden.
Maar vergeten jullie alsjeblieft de bolsjewikie niet; zij hebben het grootste en het moeilijkste werk gedaan; ze hebben hun bloed gegeven, niet alleen voor de kleine naties, maar voor de heele menschheid! Alleen die kerels met hun arrogantie moeten eerst verwijderd worden. Ze hebben hier waarlijk een onaangename odeur verspreid.
Ja, ze zouden anders waarachtig nog in staat zijn te denken, dat de ovatie hùn gold.... Eruit met jullie, er uit!
Ik dùld 't niet! Ze blijven hièr!
| |
| |
(tot Fransche soldaten)
Comment est-ce possible, chers amis, que vous les souffrez ici, ces Boches!
(naar voren springend)
Ah, fichez nous la paix à la fin.... Nous en avons assez de vous et de vos confrères. C'est vous qui êtes la cause de cette guerre maudite, vous et vos sales diplomates!
You are a rotten lot, you journalists, all the world over!
Vous autres qui nous avez ameutés, l'un contre l'autre, avec vos canards, vos insinuations, vos mensonges.... Allez dans les tranchées vous-mêmes et souffrez ce que nous avons soufferts.
O, wie ich euch hasse, euch Journalisten!
You have been preaching us hatred and teaching mendacity during all these years, even to such an extent that you got to believe in your own lies.
Vous êtes des hypocrites! Vous prétendiez combattre pour la liberté et la vérité et vous les avez massacrées, - comme vous avez etouffé et massacré de plein gré tous les germes et les idées de la paix! Vous mêmes devez en sortir. A bas les journalistes!
Get out, you dirty scoundrels!
(Boltke, rechter Fransen en de dandy loopen verschrikt heen.)
(zich 't voorhoofd afwisschend
M'n God, 't is vreeslijk! Goddank, dat ik nooit journalist ben geweest.... Maar 't is waar, geheel zonder blaam voel ik me toch niet. Ik ben ook wel te heftig geweest.
Kom, Petrus, dat meen je niet.
En te eenzijdig, ja zeker.
Dan begin je nu blijkbaar in de hemelsche stemming te komen.
Ja, ik voel nu 't verlangen in me opkomen naar die reine, hoogere atmosfeer.... Ik zie daar ginder 'n licht...
(luisterend)
En.... ja waarlijk, ik hoor muziek....
(veelbeteekenend)
Er wordt gezóngen, Petrus.
Asjeblieft niet sarcastisch, Julie.
Je bent zoo verbazend sensitief. Ik meen me alleen
| |
| |
maar te herinneren dat zingen nooit je fort was. Maar misschien krijg je daarginder opeens 'n ander orgaan.
(geprikkeld)
Je hoeft in ieder geval niet bang te zijn dat ik 't gezang zal bederven. Dat deed ik in de kerk evenmin. - Ik ben niet gewoon me zelf belachelijk te maken.
(met nadruk)
Nee, dàt weten we! - 't Komt me alleen voor dat dit costuum van je in den hemel 'n beetje detoneeren zal.
't Is waar, dat.... zal daar niet op z'n plaats zijn.
't Zou daar zeer de attentie trekken, - zooiets of je op 't Voorhout met vleugels ging rondwandelen.
(Van Altingen kucht geïrriteerd)
Je zal je stellig dienen te verkleeden, Petrus en, om te beginnen.... te òntkleeden.
Ik geloof heusch.... ja, daar komen 'n paar engelen aanzweven....
(getroffen, hoewel tegelijkertijd niet op z'n gemak)
Waar?.... Ah ja, dat is treffend....! Zou jij je nu misschien....?
Dat zou me wel aangenaam zijn....
(nu geprikkeld door z'n verlegenheid)
Kom Julie, 'n beetje vlug hè?
Ik mag je dan straks toch wel even komen bewonderen?
Geen kwestie van.... Ga nu wat ik je bidden mag....
(losbarstend)
Gà dan toch, mensch!
Hm.... die hemelsche stemming is er nog niet. - Denk er aan, beheersch je, Petrus!
(gaat 'n weinig naar den achtergrond, vanwaar ze Petrus blijft observeeren)
(voor zich)
God allemachtig, wat is ze agaçant!
(plotseling verschrikt en berouwvol)
O, pardon, pardon, ik vergeet mezelf....
(twee in traditioneel costuum gekleede engelen zijn intusschen naderbij gekomen; van Altingen buigt verlegen nog op aardsche manier)
Dames....
(verbeterend)
hemelsche wezens.... zeer vereerd.... ik meen.... Hoewel geheel onwaardig.... zou ik toch gaarne.... Als u me wellicht even naar uw domein zoudt willen geleiden....
| |
| |
Gaarne, meneer van Altingen, - alleen in dit costuum....
(van uit de verte)
Zei ik 't je niet, Petrus?
(driftig)
Hou je mond....
(hevig verschrikt)
O pardon, vergeef me, dames.... Als u me dan van het passende costuum zoudt willen voorzien....
Wij hebben 't al voor u meegebracht. Alleen moet u beginnen met dit aardsche uit te trekken.... Zou ik u even mogen bijstaan?.....
(hopeloos verlegen)
O pardon freules, ik voel me waarlijk.... Is er hier geen.... toiletkamer?
(van uit de verte)
‘Honi soit qui mal y pense’,
O, dat mensen! Ze zou je duivelsch maken!
(gechoqueerd)
Mijnheer van Altingen! - Den reine is immers alles rein....
O zeker, zeker....
(trekt nu z'n jas uit)
....Wacht, nu kan ik zeker wel....?
(giechelend)
Stel je voor 'n engelengewaad over 'n zwarte pantalon!
Nee dames, waarachtig, dat is te veel. 't Zal heel goed over m'n kleeren heengaan. Julie, in Gods naam, kijk niet, -
(Beide engelen werpen nu het kleed over hem heen.)
Jonge, 't voelt ontzettend vreemd....... Zoudt u de vleugels misschien ook iets....è.... neer kunnen halen. Ze staan zoo uit, vrees ik.... 't Zou wat opzichtig kunnen.....
(nu naderbij komend)
Ze kleeden je uitstekend, Petrus; je bent heusch 'n statige, waardige engel.... Je moet alleen noodig je lakschoenen en je geel-en-blauwe das uittrekken.
(wild)
Ik hèb geen geel-en-blauwe das aan!
Welzeker, de kleuren van ons comité.
(a.v.)
Die heb ik nièt aangedaan!
(trekt woedend aan z'n das)
Alle duivels! Wat 'n allemachtig gemeene streek! Dan heb ik al dien tijd voor gek geloopen.
Petrus, Petrus, matig je! en denk aan je kousen.
Die trek ik niet uit, nooit!.... Pardon
| |
| |
dames, m'n laarzen trek ik zelf wel uit.
(tot Julie)
En maak jij nu dat je weg komt. Waarachtig, ik gooi je anders met een van m'n laarzen... Ik waarschuw je Julie....
(als zij zachtjes begint te lachen, trekt hij haastig een van z'n laarzen uit en maakt een beweging om haar die naar 't hoofd te gooien....) (Op dit moment valt het doek).
| |
Derde tafreel.
Hetzelfde Tooneel van het eerste tafreel. Van Altingen zit in denzelfden stoel te slapen: een onrustige slaap. De dames staan op eenigen afstand van hem te praten en te lachen.
(tot Julie, giechelend)
Kijk mijnheer Van Altingen 'ns slapen....
De slaap der onschuld... Kom dames, laten we straks doen of we niets gezien hebben. Als de arme man wist dat we hem bespied hadden, zou hij de schande nooit te boven komen.
Hij schijnt te droomen.
Mevr. Klaassen: En benauwd te droomen ook.
'n Soort cauchemar lijkt 't wel.... Poveretto, misschien is 't humaner hem wakker te maken. - Gaat u allen zoolang even op 'n afstand,
(stapt op Van Altingen toe en zegt luid, zonder hem aan te zien, onderwijl kwasi bezig iets uit haar reticule te halen)
Wat ik zeggen wou, Petrus.... zoo'n das, je weet wel, zoo'n blauw en gele, die hoef je niet te dragen; - daar hebben we van afgezien.
(schrikt op en kijkt verwezen om zich heen)
Hè?!.... Wat is 't? Ben je daar nog, Julie?
Nee, nee niets.... (Ziet haar angstigvorschend aan)
Ik geloof waarlijk dat ik even weg ben geweest.
(wantrouwig)
Hadden jullie.... had je niets gemerkt?
Absoluut niets. Ik dacht dat je moe was en zat te mediteeren.
| |
| |
Mediteeren?!.... Wil je gelooven dat ik gedroomd heb?
Och kom.... Van mij soms?
Hoe aardig. Aangenaam, hoop ik?
(hartgrondig)
Alleronaangenaamst.
Foei Petrus, hoe is 't mogelijk!.... Vertel me je droom eens....
Dank je wel. Als je wist wat ik door heb gemaakt....!
(plotseling, met hevigen schrik)
Ik heb die das toch niet aan? Dat monsterding?
(voelt naar z'n strikje; - dan verlicht)
Nee Goddank!
(lachend)
Droomde je dat?
(nijdig)
Ja, dat jij hem me stilletjes aan hadt getrokken, - net iets voor jou.
Toch aardig van je om van me te droomen.
Je heeft er je niet door gevleid te voelen. Je was 'n chauchemar, - 'n duivelsche spotgeest.
(wischt zijn voorhoofd af) (angstig)
Ik heb toch niets gezegd?
Geen wonder. Je keek alleen ijselijk bezorgd en geagiteerd. We meenden dat je 'n felle speech voor de kamer zat te memoriseeren.
(voor zich)
't Was ontzettend!
Wat! Worden de rijtuigen al afgeroepen? Ja, je hebt 'n flinke dut gedaan.
(stem achter de schermen)
Drie-en-vijftig!
Dat is mijn rijtuig! Adieu Petrus. Ik haast me, anders krijg ik mevrouw Dalhof nog mee. Daar legt ze 't altijd op aan.
(wil wegsnellen.)
(haar tegenhoudend)
Julie, wees in 's hemelsnaam voorzichtig..... Zeg den koetsier, dat hij niet te hard rijdt en vooral niet langs 't water.
Vriendlief, wat bezielt je? Allervleiendst je bezorgdheid. - Ik hoop toch niet dat ze voortkomt uit 'n plotseling opgekomen warmer gevoel voor me? - In dat geval zou ik je heusch moeten waarschuwen....
(hevig verontwaardigd.)
Julie, hoe durf je dergelijke aardigheden?....
| |
| |
Nu, nu, kalmte... 't Komt meer voor bij groote mannen op rijperen leeftijd, - denk maar aan Goethe....
Je bent onverbeterlijk! -
(Julie lacht zachtjes) (Mevrouw Dalhof komt nu haastig aangeloopen, achter haar mevrouw Klaassen)
M'n hemel, daar is ze waarlijk al. Toe Petrus, hou jij....
Denk je zeer. Ik vind je houding tegenover mevrouw Dalhof werkelijk aller....è.... alleronchristelijkst!
Wat blieft?.... En de jouwe tegenover haar? - Die was zeker christelijk, hè?
Nee zeker niet.... die was ook... è... Ik heb mezelf helaas veel te verwijten.
Och kom, man.... je schijnt plotseling bekeerd in je slaap. - Nu bonsoir, ik ga er van door.... Adieu mevrouw Dalhof, ik moet me haasten, m'n rijtuig is voor.
O, en 't regent zoo geloof ik....
Nu, we zijn immers vlak bij de tram.
(na korten zelfstrijd, met 'n schuinen blik naar Julie, die mevrouw Klaassen goeden dag zegt)
Mag ik de beide dames daar misschien even heen geleiden?....
O meneer Van Altingen, hoe charmant van u!
Nou meneer, wat graag hoor!
(Van Altingen biedt beiden z'n arm aan en wandelt dan naar den uitgang toe. Julie ziet hem stom van verbazing aan.)
(voor zich)
Wat is er met den man!! Hij is stapel geworden!....
(z'n stem scherp van verlegenheid)
Je rijtuig is voor. Haast je Julie. - laat de menschen niet wachten.
Alleraardigst die courtoisie! Je wekt de àlgemeene bewondering. Au revoir beste Petrus!
(haastig af; - Van Altingen volgt met z'n twee dames.)
|
|