De Nieuwe Gids. Jaargang 35
(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Bij den ‘Achmed’ van Krede ben Heik door Frans Erens.Dit is een boek niet voor den lezer, maar voor den auteur. Zoo als het er nu is, heeft de lezer er weinig aan, daarentegen had de auteur er veel aan, toen hij het schreef. Het is een eenzaam product, onvruchtbaar voor tijdgenoot en nageslacht, doch schoon in zijn afzondering, in zijn mooie steriliteit. Klanken gaan en komen, tonen ruischen op woordensnaren, op en neer, vol zuivere melodie. De lezer denke niet, dat hij veel aan deze volzinnen heeft, dat die bladzijden vol zijn van diepe wijsheid, die tot richtsnoer kan worden, ook maar bij één enkelen stap van zijn leven. Neen. Maar de lezer begeeft zich in een dennenwoud, waar het ruischt en bruist in de toppen. Hij hoort toe, laat zich gaan, behoeft niet te denken, niet te loopen, niet te strijden. Woordenklanken komen, verklinken en wederom rijzen er reeksen en drommen van klanken, van beelden zonder samenhang, in warrelingen van uren lang. Dan waait de wind uit het Noorden, dan uit het Oosten, om over te springen naar het Westen en van daar naar het Zuiden, om weer terug te keeren naar het Noorden en dan te draaien naar het Westen en wederom in het Noorden zijn plaats te zoeken en zoo door, langen tijd. Waarheen wilt gij? De auteur weet zelf niet waarheen hij u zal voeren en gij lezer, hebt u voor eenigen tijd willoos, doelloos aan zijn vliegtuig toevertrouwd. Schoon zijn de akkoorden van die volzinnen met klank gevuld. De beelden komen en gaan met ongekende pracht. Het is een zoete bekoring, die eenige uren duurt, den tijd dien gij leest, dat uw hoofd gebogen is over het bedrukte vierkant van Brusse's verzorgde uitgave. Doch nu legt gij het boek weg. De winden zijn verdwenen, de woorden verklonken en over u heen is er stilte, geen stilte vol van gedachten en nieuwe embryonen van gedachten, gij zijt leeg en rustig. Alles is voorbij. De indrukken zijn onmiddellijk uitgewischt nadat ze zijn gekomen. De beelden zijn vervlogen en de herinnering heeft | |
[pagina 25]
| |
er slechts enkele onsamenhangende overgehouden tot langdurige blijdschap. Zijt gij rijker geworden in uw gemoed? Neen. Zijt ge armer geworden? Neen. Gij blijft zooals gij waart. En toch hebt gij geen spijt met den auteur te zijn gewandeld, hem te hebben begeleid in de kronkelende, warrelende gangen van zijn verbeeldende virtuositeit, die toch ook weer geen arme virtuositeit is, maar rijkdom van gevoeld woordenspel. Ja, gevoeld heeft de auteur zijn boek, zooals een kind voelt het leven, dat vol is van verdriet en blijdschap. Steeds doordringt hem de smart en uiting wil hij er aan geven.Ga naar voetnoot1) Wij hooren verbaasd toe; verwonderd over zoo veel smart, maar nuttelooze smart. Wij denken hoe gemakkelijk die ware te ontloopen. Maar de auteur heeft ze nu eenmaal niet ontloopen. Wij worden kriegelig en zeggen: Waarom zit je te peinzen? Waarom zoo onhandig? Waarom geniet je niet van het leven in rustig begeeren? En als het begeeren onrust maakt, waarom dan niet op den bodem uwer smart de vaste weemoed van de onafwendbare fataliteit? Neen, wij kunnen niet meegaan met medelijden in het bittere leed van den schrijver en wij roepen hem toe: Goed, goed! Beste vriend, gij kunt ons iets anders geven. Dat wat gij ons geeft, maakt ons niet beter en brengt ons niet reiniging van het passieleven, waaraan de mensch nu eenmaal van af de wieg tot het graf tot slachtoffer is gevallen sinds Eva's verleiding en Adam's vloek. O, Litteratuur! Waarom dient ge tot het opstuiven van woorden, die niet wortelen in 's aardrijks eeuwigen bodem, woorden van klank en zonder verbinding met de eeuwenoude menschenziel. Waarom die warreling van dorre bladeren? Ieder feit en iedere sensatie moet een verzamelpunt, een brandpunt zijn van het algemeene. Daar moeten de particuliere sensaties samenkomen en tot een vuur en haard worden van het algemeene, zoo dat wij worden gebonden door het diep werkelijke, het sterke van algemeene | |
[pagina 26]
| |
realiteit. Wij hechten dan aan het lijden, omdat het het zuiver imaginaire verliest en ons aandoet met de macht van waarheid, die ook ons kan slaan met smart en ellende. En toch! en toch! zijn in dit boek het verdriet en lijden van de kindsheid weergegeven volgens de pijnigende werkelijkheid. Détails worden er in vermeld zoo juist, dat zij onze belangstelling wekken, maar zij doen ons niet aan met de volle macht, waarmee zij dat moesten doen, indien zij waren aangebracht zoo als noodig is. Hoe komt dat? Inderdaad is dit eene zeer moeilijk te beantwoorden vraag. En als ik alles wel bedenk, dunkt mij de reden waarom veel van dit boek niet inslaat en waarom het weinig of niet wordt gelezen, deze is, dat de schrijver zich niet tot een objectief overzicht van zijn lijden en smarten heeft weten te verheffen. De opzettelijke wil om ons mee te sleuren in het lijden van zijn held is te duidelijk zichtbaar. Ware deze bedoeling meer latent geweest, ja beter nog geheel afwezig, dan ware het succes verzekerd. Ware daarbij dit boek een afgerond geheel van kinderlijden zonder bijkomstige fantastische uitwijdingen, dan kon het een waar kunstwerk zijn geworden. Er is nu in deze bladzijden veel stof verwerkt op niet doelmatige wijze. Zeer zeker! die stof is belangrijk en hier en daar is het den auteur gelukt een brok, een stuk van een treffende schilderij te geven. In het belang van onze litteratuur had de schrijver beter gedaan zijn werk niet zóó te publiceeren, maar de materie nog eens om te gieten en ze te plaatsen onder een ander licht. Want, waarlijk, er is soms iets tweeslachtigs in deze verhalen over het kind Marco. Wie verhaalt hier eigenlijk? is het de artist of is het eene kinderziel? De eerste heeft zich zoozeer met deze vereenzelvigd, dat wij niet meer vermogen te onderscheiden, zoodat de objectieve schoonheid, de melodie van de kinderstem meestal totaal afwezig is. Hier is de vereenzelviging uit den booze en krijgt iets onzuivers. De toon van het verhaal verliest zijn muziek en wordt soms tot vervelend gedrens. Niettemin blijft dit werk een niet onbelangrijk boek. Het is mislukt wel is waar, maar het is niet banaal. Van dezen auteur kan worden verwacht, dat hij eenmaal een meesterstuk zal schrijven. |
|