De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 554]
| |
De knechtAchter de ploeg, achter de kar,
Gaat hij alleen;
Hij zaait en maait, stapt stijf en star
Door de' akker heen.
Hij drinkt en vloekt, en vloekt en drinkt,
Als 't avond is;
Hij zwaait naar huis, terwijl hij zingt
In duisternis.
Hij leest geen boek, hij weet alleen,
Dat hij, de knecht,
En dat der boeren zich niet één,
Ten doode vecht.
Achter de ploeg, achter de kar
Van vroeg tot laat,
En maaien mag hij, stijf en star,
Het rijpe zaad!
| |
[pagina 555]
| |
Zingende merelIk hoor een merel zingen,
Even voor den regen;
Hoe vele dagen gingen,
Die hij heeft gezwegen.
Nu zingt hij dartel, heller
Dan wel ooit tevoren;
Al heller, heller, scheller,
Waar hem niets kan storen.
En regen valt, één triller
Door het ruischend loover;
Dan wordt weer alles stiller
Tot de bui is over.
Straks zal hij weder zingen,
Even na den regen,
Als laatste drop'len springen
Op de stille wegen.
| |
[pagina 556]
| |
Herfst-morgenO, geurige morgen, o, geurig fruit;
Blij-spelende wind met de wilde blâren,
Hoe dansen zij, die lang gescheiden waren, -
Zong ooit nog ten zomer zoo'n vrij geluid?
Langs velden, doorploegd en langs stille straat,
Onrustig gefluister en spottend lachen,
Een meisje, een vláág,... dat niemand het zag en
Iets verder een plagend, een lachend gelaat!
O, geurige morgen, o, wild seizoen!
Blij-spelende wind en wild-zingende blâren,
Een meisje, een jongen, die zwervende waren,
Wat zullen hun lippen, de wind wel doen?...
| |
[pagina 557]
| |
Herfst-dansSchuwe nimfen mijner heide,
Waarom danst gij met den wind?
Waarom gaat gij van de wijde
Wereld tot dit herfst-getijde,
Waar ge doode blaad'ren vindt?
Laat dat dansen, laat dat wreede
Spel van blad en najaars-lust;
Wacht nog even en tevreden
Laat de wind dit spel beneden,
Vindt bij anderen zijn rust.
Schuwe nimfen, laat den zomer
Niet in spel van blaad'ren gaan,
Is al herfst weemoedig droomer,...
Voel: de dag wordt traag en loomer;
Straks zal 't al vereenzaamd staan!...
| |
[pagina 558]
| |
Regen-liedjeAlleen, met regen en wind, alleen
Met 't zingen der blaad'ren buiten;
Ik kan geen venster sluiten,
Gaat 't zingend langs mij heen!
Muziek, tot aller herfst-blaad'ren vreugd;
Muziek tot de dagen zingen
Van wond're erinneringen
Uit Mei en blijder jeugd.
Alleen, met regen en wind, alleen
Met 't laatste geluid van buiten;
November sluit de ruiten
Gaat ook dit zingen heen!...
| |
[pagina 559]
| |
Laatste wagenNog geurt de noteboom, nog gaat de wagen,
De laatste wel, door d' avond zachter-bevracht,
Nog geeft na-zomer ons de zoele dagen
Van zijn September in volkomen pracht.
Nog klaart de hemel, star-beflonkerd, open,
Wanneer het laatst gerucht verstorven is,
Maar langs den heuvel zie 'k hem weder loopen:
Ploegende boer in vroege duisternis.
En 'k hoor het paard, dat hinnikt tot de moede
Dagen, die komen achter 't grijs der kim,
Dan keert de boer, nog even ziend' de goede
Rijkdom des velds in avond'lijk geglim.
Nog geurt de noteboom; o! laat hem geuren,
Keer, laatste wagen, naar de wei terug,
Laat dat wanhopig-droeve niet gebeuren,
Zie, dáár, de Herfst, 'n boer met gebogen rug!...
| |
[pagina 560]
| |
Zonne-bloemEene enk'le zonne-bloem in droef na-middag-licht,
't Melancholieke hart in schoon-beroofde gele
Krans-bloemen, waar de regen-vlagen wild mee spelen,
Eene enk'le zonne-bloem, melancholiek gezicht!...
In 't westen gaart de dag het late schemer-licht,
Droefgeestig hart zal ik mij op Uw vreugd bezinnen,
Of met Uw herfst mijn stâge winter-leed beginnen,
Als 't droeve zingen van een schemer-stil gedicht?
Blijf dan alleen, bloem in Uw al-te-late dagen,
Hoor rond den ruigen stam de wilde herfst-wind klagen,
Treur niet om 't zwerven van Uw blaad'ren in den wind;
Hoe laten wij de snel-bewogen dagen achter?
Worden wij niet met elk seizoen ontroerd en zacht er
Het leven, dat op nieuw verloren vreugden vindt?
Hoort, hoort de bloemen, zoevend in den najaarswind!
|
|