De Nieuwe Gids. Jaargang 33(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 561] [p. 561] Verzen door Josef Cohen. Avond Avond, avond, milde avond, Die de dingen niet verhult, Toch verhullend en omdroomend 't Onvervulbare vervult. Is uw schemer licht of duister Zingt er in de verte niet, Waar de moede wereld eindigt De echo van een vogellied? Op de grens van dood en leven Is 't bewuste onbewust. Laat ons luistren naar de stilte, Nu de bange ziel berust. [pagina 562] [p. 562] De avondrietzanger. Die gaarne 's avonds laat In oude boeken leest En om zijn eenzaamheid Den stillen Dood niet vreest, Voor hem is 't zoet te luistren naar den zanger van den nacht. Hij kent zijn jeugd en smart Terug in dezen zang, Hij hoort zijn eigen ziel En ziet zijn levensgang, En glimlacht zacht al luistrend naar den zanger van den nacht. Dan ligt zijn leven blank En zonder rimpeling, Hij is noch droef noch blij Om de herinnering, Hij leest zijn boek en luistert naar den zanger van den nacht. [pagina 563] [p. 563] Boekvink. Ik heb ze meer dan menschen lief, De vogels van den tuin En van de wei en van het bosch, Van 't meer en van het duin. Geen menschen mogen bij me zijn, Wanneer ik sterven zal, Maar mees en musch en gieteling, De boekvink bovenal. De kleine boekvink zingt zijn lied Alleen in 't zonnelicht.... Zijn vogelzieltje zoekt en vindt God's heiligste gedicht. Vorige Volgende