De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 520]
| ||||||||||
Ida WahlGa naar voetnoot1)
|
IDA WAHL, vroeger IDA DE CANTER, geb. WAHL. |
ARTHUR WEIJLERS. |
WALTER KARSTEN. |
Prof. HERZOG. |
FRIEDRICH HELFERT. |
Frau TRUDE HELFERT. |
ELSE, haar zuster. |
Een ‘SERVIERERIN’. |
FRITZ. |
Eerste tafereel.
Het terras bij een villa-pension in de Beijersche Alpen. Groot uitzicht op hooge toppen. Links, plans een en twee, uitbouw van het huis met veranda, waarop enkele rieten stoelen en tafeltjes; trappen naar terras. Ook op terras hier en daar tafeltjes met stoelen. Rechts de eerste boomen van een dennenbosch Beneden (onzichtbaar) het dal. Zomer; de tijd na het avondmaal; beginnende schemering.
Eerste tooneel.
Nun, Herr Karsten, Sie gehen nicht mit zum Almtanz?
Weshàlb denn nicht; das werden Sie in Holland nicht mitmachen können.
Nein - aber.... Ich war schon ein paar Mal unten - und -
Die Berge sind zu nah; das bedeutet Regen.
Vielleicht doch! - Heute.
Na, weil Sie doch schon ein paar Mal dort wàren, könttten Sie uns wohl sagen, wie wir am bequemsten hinkommen?
Möglicherweise begleiten Sie uns sogar eine kurze Strecke -!
Er ist aber so wenig liebenswürdig. Hat mir doch vor einigen Tagen sogar einen Tanz versprochen!
Sollten Sie mir einen Tanz versprochen haben, Fräulein Else, oder.... jetzt erst versprechen, dann fasciniert mich das Breithorn selbstverständlich nicht länger.
Ich danke im Namen meiner Landsleute.
Jetzt gehen wir aber gleich. Die Anderen sind alle schon fort - nur Ihre Landsmännin....
Ja, wir hatten gehofft, Frau Wahl hier anzutreffen. Hoffentlich geht es ihr jetzt besser.
Ich weiss es leider auch nicht. Sie ist wahrscheinlich in ihrem Zimmer.
Na, nun kommen Sie, Herr Holländer!
Tweede tooneel.
Vergeef me, ik dacht dat je was meegegaan met de anderen.
Goeienavond.
Natuurlijk niet.
Maar ik vertrek natuurlijk weer; morgen. Toen ik bemerkte, dat jij hier ook logeert, was het voor vandaag al te laat....
Misschien heb je gelijk; al verlang ik niet, dat je deze ‘ontmoeting’ opvat als een tragisch geval.
De oude Ida....
Je excuses....
't Is nu alweer geworden als iets van andere menschen - waarom zouden we er niet gewoon over kunnen spreken. Ik beken, dat ik sommige dingen wat vreemd toen heb behandeld; en van mijn plotselingen brief, na de kortstondige vreugde, zul je niet veel hebben begrepen.
Hij was integendeel zeer duidelijk.
In één opzicht, ja.
blik getroffen. Een tijd eerder of later - en je was met leege handen heengegaan; zou een ander misschien de gelukkige zijn geweest.
Och....!
Als het woord je te groot is, kies dan een ander. Maar je zult het mij niet doen gelooven. Uit eerbied voor je.
Doen gelooven wil ik je niets, en eerbied hoef je niet voor me te hebben. Al heb ik 't uit berekening allicht niet gedaan.
Het zou misschien beter zijn geweest, als we elkaar niet meer hadden ontmoet.
Tóen niet?
Dat bedoelde ik niet. Maar: mogelijk heb je gelijk, en zou het zelfs beter zijn geweest, als we elkaar ook tóen niet ontmoet hadden.
Ik heb het niet gezegd.
Ik veronderstel, dat je verklaring van daareven alleen zóó mag begrepen worden.
Mijn verklaring: dat het toeval hier een rol had gespeeld.
Wat ik juist niet aannemen kon, en wat ik ook niet aannemen wil.
Je gevoel van eigenwaarde verzet er zich tegen.
't Is mogelijk. Dus je bedoelt, dat ik ook alleen door ‘het toeval’ geleid, en zonder....
Terwijl je dacht.... te leiden. En het komt niet in me op, je iets kwalijk te nemen.
Vergeet niet, Ida, dat ik na je brief zelfs geen poging heb gedaan je weer te zien.
Natuurlijk heb ik dat bizonder geapprecieerd. Maar bewijzen deed het niets anders....
Nog een woord, en dan maak ik een einde aan dit gesprek, dat
Wij gaan dus opnieuw van elkaar: even onbevredigend; zelfs zonder.... natuurlijk einde....
Is er wel een begin geweest? Was 't er van jou kant wel.... dan hèb je me iets te vergeven. Maar wat mij betreft.... Ik wil me daar nu liever niet in verdiepen. Maar ik kan je geen illuzies laten. Dat móest gebeuren, en dus is het gebeurd.
Ida, ben jij veranderd, of.... is dit integendeel juist wel: trots!?
Trots?
Is het grooter zwakheid toe te geven aan een gevoel - dan te handelen onder den dwang van omstandigheden?....
Je wilt me sparen. Toegeven aan een gevoel bedoelt waarschijnlijk toegeven aan invloed, van een ander. Maar antwoorden zal ik niet op die vraag. Ook door dien dag niet, had ik me verplicht je deelgenoot te maken van - laat ik 't maar noemen met nog een groot woord: m'n zieleleven.
Dus Ida, adieu.
Adieu. Je reist morgen weer verder?
Ik heb dat al gezegd. En ik zal me opnieuw hebben te verzetten tegen: een kwellende herinnering. Want van de kracht van m'n gevoel ben ik me pas bewust geworden, toen ik je.... verloren had.
Derde tooneel.
Gnädige Frau sind heute abend ganz allein.
Ja.
's Ist heute das letzte Mal, dass ich der Gnädigen Frau zu servieren die Ehre haben werde.
Wie so, Kathi?
Ich hab' meine Stelle gekündigt und morgen reise ich schon nach Hause. Man hat hier eine zu schwere Arbeit und verdient zu wenig.
Schade. Ist etwas passiert?
Gnädige Frau waren immer so liebenswürdig zu mir. Aber, Gnädige Frau, wenn man ganz alleine steht in der Welt, mit seinem Buberl von fünf Jähren, und muss alles Geld alleine verdienen....
Sie sind nicht verheiratet?
Nein, Gnädige Frau.
Und der Vater....?
Ach, Gnädige Frau, ich will die Sache doch nicht schöner machen wie sie ist. So 'was passiert, wie es eben... Man ist jung, und mag das Tanzen gern, und da....
Sie sagten, Sie werden nach Hause reisen; Sie haben also doch ein Heim?
Ich reise auf ein paar Tage zu meiner verheirateten Schwester.
Wo ist denn das Kind?
Das ist gut aufgehoben. Bei ganz anständigen Leuten; in Schliersee.
Dort werden Sie es wohl nicht oft besuchen können?
Was soll man da machen, Gnädige Frau. Wenn die Verhältnisse nun einmal so liegen, dass man es der Sorge anderer Leute anvertrauen muss, da bleibt man für so ein Kind doch nur.... eine halbe Fremde.
Und wie! So ein hübscher Kerl! Aber, wissen Sie, ein kleiner Teufel ist er halt. Sein Pflegevater, der schon ein alter Mann ist, behauptet immer: aus dem Jungen wird etwas ganz Besonderes, entweder Gutes oder Böses.
Vierde tooneel.
Heelemaal niets ergs, Professor.
Gaat u toch zitten, Professor.... Thee?
Heel vriendelijk van u; ik hoopte alleen maar, u even goeiendag te kunnen zeggen. Ik liep wat om, en ga nu naar mijn hotel.
Is u weer heelemaal thuis in uw oude land?
Deze streken ken ik alleen uit later tijd. Ik woon al van mijn twaalfde jaar af in Holland....
Maar u hebt in Duitschland gestudeerd -
Ik hou nog wel veel van Beijeren en van den Beijer; van de menschen hier-in-de-bergen vooral.... Mevrouw Wahl!
Vijfde tooneel.
Meneer Karsten, gaat u zitten.
Graag mevrouw.
Ik dacht niet, dat ik in die noodzakelijkheid verkeerd had.
Hij zal 't beschouwd hebben, als steun dien u verleende: aan den zwakkere.
Gelooft u, dat ik geen gelijk heb? Voelde ik verkeerd bij uw woorden? Dan zou 't mij op mijn beurt spijten: dat ik hem niet van antwoord heb gediend.
Danke.
Suiker, melk?
Heel graag.
Ik dacht niet, dat u antwoord verwachtte....
Dan geeft u toe.
Ik dacht, dat u zou begrijpen.... dat ik eigenlijk geen motief heb u te antwoorden. - Dat die opmerking van professor Herzog juist was, bewijst dit gesprek.
Dit meent u niet - zóó als hij het meende.
Ik begrijp niet, waarom u dit onderwerp behandelt: met zooveel....
Van een oud man als professor Herzog zou ik verder geen notitie nemen, als hij niet toch misschien.... met éenige reden.... Al was het natuurlijk uit goedheid, uit médelijden, dat u....
Waarom blijft u spreken over professor Herzog?
Ida -!
U kent me nauwelijks.
Dat wist u?
Ik had niet gedacht 't te zullen zeggen. 't Is ook alleen om....
.... Om te laten zien, dat uw gevoel niet van dagen is, maar van weken.
Je zoudt met me willen trouwen.... zoo plotseling.
Is 't noodig, ‘gesprekken’ te voeren en elkaar dáárdoor te ‘leeren kennen’? Dat kunt U niet meenen!
Zoo meen ik het dan ook niet.
Ik heb 't nu uitgesproken. Maar u wist het, nietwaar? En u hebt me daar niets van laten merken, dat u er zich over.... verbaasde. Had ik nog moeten wachten? Maar hoe lang? Waarop?
Wat moet ik daar nu op zeggen?
U nam die woorden van daareven terug. U gelooft dus in mijn ernst? U denkt niet, dat mijn gevoel: tijdelijk is; dat ik niet wéét wat ik doe!?
Ik geloof in je ernst. En ik begrijp, dat 't een heel besluit is, om zoo iets aan mij voor te stellen. En dat je het ook niet doet terwille van het avontuur, zelfs niet onbewust. Die leeftijd heb je al niet meer, wel?
Ida, je wilde me nietpijnigen.
Moet ik nu zeggen: ja? Wat zou daar dan van worden? - Je bent zoo zeker van je gevoel.... Meer dan ik 't zou wezen van 't mijne, als ik erg van iemand hield. Want zoo iets is immers altijd tijdelijk! En daarom hertrouw ik niet. Tenminste, ik hoop, dat ik de dwaasheid nooit begaan zal.
Niets anders zou in dit geval toch nog al veel zijn. En 't zou beteekenen: voorloopig niets anders. Na eenigen tijd zou je eigen persoonlijkheid immers weer nommer één worden. Zooals dat gaat als jullie een tijd lang heelemaal bent opgegaan in die-heiszgeliebte-Frau, en je dan merkt - of niet eens merkt - dat zoo'n onveranderlijk gevoel op den duur toch wel verandert. Je zoudt alles voor me overhebben, dat gelóóf ik.... ik zou veel van je gedaan kunnen krijgen. Maar dat wil ik niet: alles van één kant. En als dan, daarna, de persoonlijkheid Walter Karsten weer zijn rechten zou doen gelden, dan weet ik niet of die zou harmonieeren met mijn persoonlijkheid.
Jullie dwingt er immers toe, die dingen te zeggen!
En dat jij 't bent....
Neen: dat had betrekking op iets anders; dat ging om iets - diepers.
Wat jou dus voldeed, en dat je hadt willen bestendigen, al wist jij dat 't niets was als schijn.... Dat is me juist het onverklaarbare.
Je bent onbillijk tegenover den schijn.
Als je dit werkelijk zou vinden.... dan was er een verklaring. Maar dat is niet waar.
gemeend hebt, wat je hebt gezegd, precies zoo gemeend hebt.... dan sta jijzelf...., dan staat.... je trots je geluk in den weg.
Wat bedoel je?
Ik wilde, dat....
't Is niet noodig.
Ik dacht niet, dat iets.... me zoo zou kunnen spijten,
Vergeef me.... ik zou de herinnering aan een anderen avond niet kunnen dragen.
Ik heb je bedoeling begrepen. En ik ben er je dankbaar voor.
Zesde tooneel.
Kathi....
Darüber red' nicht. Wir haben noch... diese ganze... Nacht....
Ja aber, was glaubst' denn!?
Tweede tafereel.
Eerste tooneel.
Wilt u hier nu wat uitrusten?
Vindt u het noodig? Ik heb het gevoel, alsof ik maar altijd zou kunnen doorloopen. Het is heerlijk.
Laten we toch even gaan zitten. Het is hier ook weer zoo mooi. Kijkt u eens om u heen....
Verwonderlijk.... op mijn jaren.
Ik sprak niet over uw leeftijd. En ik ken die niet. Maar het verbaast me, zooals ik geniet van de tocht. Ik heb nooit van wandelen gehouden - en dit is nog wat anders!
Ik ben het gewend.
‘Leiding’ te geven?
Heb ik u niet doen 'voelen dat ik er ontvankelijk voor ben?
Ja, dat hebt u. En uw uitroep: 't is zoo heerlijk!, had ik graag met een even krachtig woord beantwoord. Maar....
Maar....?
Uit een mond als de mijne, klinkt zooiets anders dan uit de uwe.
Hoe komt het, dat u altijd alleen bent?
Waardoor denkt u dat?
Ik heb dien indruk. U is hier ook haast nooit met anderen.
Dat geschiedt dan niet opzettelijk. Ik vermoed eigenlijk, dat het is: uit gewoonte. Ik leef inderdaad wel teruggetrokken; dat schijnen de menschen te voelen.
En toch komt u door uw werk voortdurend in aanraking met menschen: die de kennismaking wèl willen voortzetten!
Maar dàt bedoelde u niet, of ik moest u verkeerd hebben begrepen. Op dat bepaalde terrein ben ik zeker niet alleen. Intusschen: mijn vrienden, mijn oude clubgenooten ontmoet ik uiteraard zelden. Verscheidene leven er nog van, maar ik ben de eenige die in Nederland mijn werk heb gevonden.
Veel later?
Zeer veel later.
Ik zou het kunnen zeggen. Maar ik had liever, dat u het mij niet vroeg.
Waarom niet?
Omdat het nergens toe zou dienen.
Laten we ons niet haasten. Het is hier mooi. U vondt 't zelf, en ik ben 't met u eens! - Waarom is het plotseling uit met uw vertrouwelijkheid?
Omdat ik graag.... vertrouwelijk met u wil blìjven.
Is u zoo pessimistisch aangelegd?
Ik hoop, dat ik niet enkel in staat ben te spélen met gevoelens. Dacht u, dat ik 't ook nu weer deed? Waarom.... twijfelt u aan u zelf? Tegenover mij?
Juist tegenover u natuurlijk. Ik ben al dadelijk, in vergelijking met u een oud man. En ik vrees: een arm man.
Dat is 't, wat ik juist niet geloof.
U staat midden in zon, en u hebt recht op die plaats. Wat kan ik u ànders geven dan een diepe, innige vereering, van iemand die....
.... verlàngt naar ‘bloemen in zon’.
Dat wil ik niet ontkennen: die hunkert naar bloemen in zon.
De woordspeling was zoo verleidelijk - maak ik 't weer goed, als ik zeg dat ik mezelf niet als een bloem beschouw, en dat méén??
Dat begrijp ik; en ik zie u ook anders; anders in de eerste plaats.
En alle dagen zon bevredigt me niet meer. Vooral omdat ik 't mijne ben gaan denken over die zon. Ik ben niet meer zoo jong,
innerlijk, als ik schijn, Professor Herzog. Ik wil mij rangeeren. Voelt u er iets voor, mij daartoe in de gelegenheid te stellen?
Mevrouw Wahl....
Schrikt u van mijn woorden, of blijkt het geluk dat u in den schoot valt, minder begeerlijk dan toen het onbereikbaar was?
Een jongen met grijze haren.... zoo zie ik u juist.... graag. Om veel van te houden - zonder dat men er zich voor behoeft te schamen.
.... met een moederlijk gevoel.
Als dit zoo was, dan met het gevoel van een moeder, die...
Zullen wij dan onze wandeling voortzetten?
Ja, als u dat wilt....
Laten wij dan vandaag niet verder gaan.
Om straks af te dalen over de alpenwei. Het is hier niet steil. En ik zal u vasthouden.
Midden tusschen de bloemen door; in de bloemen tot
onze knieën -
Ik zal bij jou mezelf kunnen zijn - zal ik niet? misschien ànders mezelf dan bij alle anderen.
Tweede tooneel.
Ah, Grüsz Gott, Gnädige Frau - Herr Professor! Das ist ja ein Zufall! Sie gehen auch zur Wengeralm?
Wir hatten allerdings die Absicht. Aber es ist heute doch ziemlich heisz, und da haben wir vorgezogen, hier etwas auszuruhen und die schöne Aussicht zu geniessen.
Also, da gehen wir jetzt vielleicht alle zusammen weiter?
Bedaure; für heute haben wir schon genug.... gearbeitet.... und werden gleich wieder heimkehren.
Sie waren gewiss schon oben auf der Alm? Es lohnt sich der Mühe?
Sehr.
Die Frau Schwester nicht mit? Sie ist doch nicht krank?
Oh nein, Gnädige Frau, Trude hatte manches im Dorfe zu besorgen.
Also auf Wiedersehn!
Auf Wiedersehn!
Derde tooneel.
Winter 1918.
- voetnoot1)
- Men zie: ‘De Nieuwe Gids’ van Juni 1914 en October 1916.
In de eerste ‘dram studie’ heeft Ida zich, eenigszins plotseling, verloofd; in de tweede is het huwelijk een volkomen vergissing gebleken, en heeft eene ontmoeting plaats gevonden met Arthur Weijlers, - vriend-harer-jeugd, die langen tijd is weggeweest, - met wien zij aanvankelijk opnieuw is begonnen te flirten, terwijl hij van zijn kant andere bedoelingen had.