De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 933]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Experimenteele telepathie of gedachte-overdraging door Dr. P.A. Dietz.I.Op geen enkel terrein van het reusachtig gebied der zgn. ‘psychische verschijnselen’, even ‘veelomstreden’ als indertijd Helena van Sparta, is nù reeds de overwinning zóó ver gevorderd als waar het geldt de telepathie: het overdragen van voorstellingen en aandoeningen van het bewustzijn van den eenen mensch op den ander zonder tusschenkomst van de gewone zintuigelijke middelen. Heeft hier toch zelfs Lehmann, de hardnekkige tegenstanderGa naar voetnoot1) van alles wat naar ‘occultisme’ zweemt, de wapens moeten opsteken. In den tweeden druk (1908) van zijn werk ‘Aberglauben und Zauberei’ is het met zoovele woorden uitgesproken, dat een zekere werking op afstand (Fernwirkung) tusschen twee menschelijke centrale zenuwstelsels als de waarschijnlijkste verklaring van sommige goed geconstateerde verschijnselen moet worden aangenomen. 't Dient echter tot zijn eer gezegd, dat hij zijn stellingen dapper heeft verdedigd, en ten slotte slechts is gezwicht voor een waar trommelvuur van feiten! De groote zaak van het psychisch onderzoek is in dezen ter overwinning gevoerd door het werken der ‘Society for Psychical Research’. Deze heeft het juiste inzicht gehad van den aanvang af aan één onderwerp haar volle aandacht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 934]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te schenken, en dit doorgevoerd wel is waar niet met uitsluiting, maar toch wel met voorloopige achterstelling van alle andere. Hare leiders kozen met veel tact de telepathie als eerste en voornaamste onderwerp van studie, juist omdat deze niet geheel buiten alle verband schijnt te staan met de wereld der ‘gewone’, juister gezegd ‘gewende’ natuurverschijnselen. Het is bekend hoe de ‘positieve’ denker van de vorige eeuw een instinctmatigen afkeer had van alle ‘buitenissigheid’ - in den grond een gevoel van ongewendheid en innerlijke onveiligheid, verwant aan den schrik die hem bevangt, die voor het eerst bij een aardbeving den vasten grond onder zich voelt golven. Maar het denkbeeld eener directe gedachte-overdraging is bij nader aanzien niet totaal onaannemelijk ook voor hem, die het nihil in intellectu onderschrijft, al moet hieraan dan ook een niet onbelangrijke uitbreiding worden gegeven. Een zekere overeenkomst met de electrische inductie, met draadlooze telegraphie, enz. dringt zich bij vluchtige beschouwing op, en hiermede is de mogelijkheid gegeven zooal niet van een verband, dan toch van eene analogie met reeds bekende verschijnselen. Desalniettemin hadden de onbevooroordeelde onderzoekers, weldra overtuigd van de realiteit der telepathie als een verschijnsel sui generis, een harden strijd te strijden. Veel meer dan gewoonlijk beseft wordt is menigmaal een wetenschappelijke strijd ook een ‘partijstrijd’, zij het dan ook gelukkig veelal niet in die felle beteekenis van het woord, geldend in de politiek. De appreciatie der bewijsvoering, en daarmee de erkenning van de realiteit en de beteekenis van een verschijnsel, staat noodzakelijkerwijze onder den invloed van de geheele levens- en wereldopvatting van den onderzoeker; zij moge dan rationeel zijn uitgewerkt of wel zijn denken meer onderbewust beheerschen. En zoo gevoelden de positivistische school der physiologen en psychologen instinctief, dat er hier een zeker gevaar school voor het binnendringen der mystiek in den tempel der wetenschap, - dat de gedachte-overdraging wel eens zou kunnen werken als een wig, die de vast-aaneensluitende voegen van het materialistisch systeem uit elkander wrikte. Algemeen was bekend, dat de voormannen der Society, voor het meerendeel eminente physici, trots groote verschillen in hunne opvattingen, allen aan het psychisch element een onafhankelijk bestaan toekenden, dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 935]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
droeg er ook niet toe bij het verschijnsel, dat op zich zelf nog wel in het materialistische schema zou passen, met een welwillend oog aan te zien. Men vreesde, als Brutus bij Caesar's grootheid, ‘that, what it is, augmented Het optreden van tegenstanders als Preyer, Lehmann e.a., die van elk resultaat zooveel mogelijk trachtten af te pingelen, alle fouten en twijfelachtigheden - nu eenmaal onvermijdelijk bij een zóó subtiel onderzoek op nog zoo weinig bekend terrein - in een telescoopspiegel de wereld vertoonden, heeft echter alleen ten gevolge gehad, dat de psychische onderzoekers zich hoe langer hoe meer inspanden en hunne in 1882 aangevangen en jarenlang voortgezette serie proefnemingen tot steeds hooger peil opvoerden, alle zwakke punten één voor één onder de oogen zagen, en de voorwaarden steeds strenger stelden, tot hun streven met succes bekroond werd. Hierin moet voornamelijk de vooruitgang op dit gebied gezocht worden, niet in de hooger opgevoerde praestaties - de eerste proefnemingen staan zeker niet achter bij wat later werd gedaan, en men is er nog niet in geslaagd dit vermogen in meerdere mate aan den bewusten wil te onderwerpen. Ofschoon vermoedelijk bij iedereen in aanleg aanwezig, bezitten slechts enkele personen het vermogen van telepathische overdracht of opname in hooger mate, zoo te zeggen eenigszins ‘bruikbaar’, en ook bij deze behoudt het zijn onberekenbaar en grillig karakter, dat evenzoo het meerendeel der verwante verschijnselen aankleeft. In bepaalde levensperioden wordt het met vrij groote gemakkelijkheid uitgeoefend, dan weer is het plotseling verdwenen. Evenals met zoovele werkingen, uitgaande van het onderbewustzijn, het geval is, heeft de opzettelijke en sterk gespannen wil in dezen weinig invloed. Ter scherpere begrenzing der afzonderlijke gebieden zal ik in dit artikel mij bepalen tot de behandeling der proefondervindelijke telepathie, die ik ter onderscheiding van het meer verspreide spontane verschijnsel, speciaal gedachte-overdraging noem. Deze onderscheiding heeft te meer reden van bestaan, wijl de meeste spontane gevallen beslist een eenigszins ander karakter dragen dan de langs experimenteelen weg verkregene. De term gedachte- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 936]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overdracht gebruik ik dus uitsluitend voor bewust-gewilde telepathische communicatie. De beide categorieën van deelnemers, de ‘agents’ en ‘percipients’ der Engelschen, kunnen we gevoegelijk ‘uitzenders’ en ‘ontvangers’ noemen; in vele gevallen is er van elk maar één. De ‘uitzender’ neemt een of ander voorwerp, figuur, getal, kleur, enz., ‘in gedachte’, maakt zich hiervan een ‘denk-beeld’, en tracht dit zoo scherp mogelijk te omlijnen en vast te houden met afwering van alle andere zich opdringende voorstellingen. Vanzelf ‘wenscht’ hij ook, dat zijn voorstellingsbeeld door den ander worde waargenomen. Als hulpmiddel kan de concentratie der aandacht op een reëel voorwerp, teekening, enz. dienen, maar bij een eenigszins levendig voorstellingsvermogen is het herinneringsbeeld meestal voldoende. Wijl bij het meerendeel der menschen alleen visueele voorstellingen zeer levendig zijn, neemt men bij het overbrengen van een reuk-, smaak- of gevoelsindruk in den regel zijn toevlucht tot eene reëele aandoening, zoodat de uitzender iets ruikt of proeft, of hem een geringe pijn wordt aangedaan. De ontvanger van zijn kant houdt zich zoo passief mogelijk, tracht alle indrukken der buitenwereld af te sluiten en zijn fantasie tijdelijk buiten werking te stellenGa naar voetnoot1) - en wacht af. Slaagt de proef, dan duikt na korter of langer tijd in zijn blank-gehouden bewustzijn een beeld op, dat groote gelijkenis vertoont met datgene dat in de voorstellingen van den uitzender alleen aanwezig was, of wel hij ondergaat een aandoening, die analoog is aan den door den ander waargenomen smaak-, reuk- of gevoelsindruk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.De experimenteele telepathie is, zooals alle experimenteele psychologie, iets van den jongsten tijd.Ga naar voetnoot2) Zij trad het eerst op in den wat zonderlingen vorm van een gezelschapsspelletje, het zoogenaamde ‘wilspel’ (willing-game) dat een vijftig jaar geleden zeer in zwang was, vooral in Amerika, en zelfs als publieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 937]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermakelijkheid vertoond werd. Eigenlijk bleek later, dat dit ‘wil-spel’ en ook het wat meer pretentieuse ‘gedachtelezen’ der voor het publiek optredende specialiteiten, heel wat anders was dan echte gedachte-overdraging, maar het was niettemin de onmiddellijke aanleiding tot een onderzoek naar dit laatste, terwijl vele experimenten een gemengd karakter dragen. In wijderen kring werd dit zoogenaamde ‘gedachtelezen’ bekend door het optreden van een zekeren Brown, een ongeletterd Amerikaan, die in 1874 in New-York in het publiek voorstellingen gaf. Later werd hij echter verre overtroffen door de vertooningen van Corey e.a. in Amerika, van Irving Bishop en Stuart Cumberland in Engeland. Zij verrichtten sterke toeren, die door het toenmalige publiek als ware wonderen werden aangegaapt. Zoo wisten zij uit een groote vergadering een buiten hunne tegenwoordigheid gekozen persoon aan te wijzen; zij vonden kleine voorwerpen, zelfs een speld, in een zaal op de onmogelijkste plaatsen verborgen tusschen de kleeren van een der talrijke aanwezigen. Eenvoudige, allengs ook meer samengestelde handelingen, waaromtrent hun geen enkele aanwijzing was verstrekt, werden verricht, het jaartal van een munt of een boek aangeven, nummers van bankbiljetten opgeschreven, enz. Hiertoe was slechts noodig, dat zij in lichamelijk contact stonden met een persoon, die met het verlangde bekend was en hierop voortdurend zijn gespannen aandacht gevestigd hield. Meestal hield de ‘gedachtelezer’ zijn ‘sujet’ bij de hand vast, of wel hij legde diens hand op zijn voorhoofd. Min of meer aarzelend, onder voortdurend zoeken en tasten naar ‘richting’, werd dan het voorwerp gevonden of de handeling verricht. Hoe beter het sujet in staat was zijn gedachten bij één enkel ding te bepalen, des te voortreffelijker lukte alles. Zoowel in Amerika door den neurapatholoog Beard, als in Engeland door een op initiatief van Carpenter ingestelde commissie van geleerden, werden de verrichtingen der ‘gedachtelezers’ aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. De conclusies stemden vrijwel overeen: er werd geconstateerd, dat men hier te doen had met wat met een moeielijk vertaalbaren term ‘muscle-reading’ werd genoemd - het aflezen van kleine, onwillekeurige spierbewegingen, die den gedachtelezer zoovele seinen waren, die hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 938]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de juiste richting leidden en zijne handelingen bestuurden.Ga naar voetnoot1) Deze onwillekeurige spierbeweging, of, om den door Carpenter ingevoerden term te gebruiken, deze ideomotorische reflexbewegingen zijn sindsdien uitvoerig onderzocht door een aantal physiologen en psychologen van den eersten rang, van wien ik slechts Richet en Janet in Frankrijk, Preyer in Duitschland noem. De uitkomsten van hun onderzoek kunnen ongeveer worden saamgevat in de uitspraak, dat elke voorstelling eener beweging of handeling gepaard gaat met kleine, geheel onbewust blijvende samentrekking der spieren (en wel voornamelijk der armspieren, onze voornaamste organen van handeling) welke a.h.w. een begin vormen deze beweging of handeling te realiseeren. Zij spelen een groote rol bij een aantal subtiele physiologische en psychologische verschijnselen, waarbij aandoeningen optreden, gelegen op de uiterste grenzen van ons bewustzijn.Ga naar voetnoot2) Natuurlijk kan zich de werkzaamheid van den ‘gedachtelezer’, wanneer hem alleen dit middel ten dienste staat, slechts uitstrekken over een vrij beperkt gebied. Alleen indien de voorstelling van het sujet kan worden omgezet in een aaneenschakeling van eenvoudige lichaamsbewegingen, is het hem mogelijk succes te hebben. Zoo konden Cumberland, Bishop e.a. het nummer van een bankbiljet niet direct zeggen, maar het slechts te weten komen door de cijfers één voor één uit te kiezen uit een aantal nummers, die op tafel lagen en waarboven zij, steeds in aanraking met hun sujet, langzaam hun hand heen en weer bewogen; òf ook door het getal zéér langzaam en in groote trekken op te schrijven, waarbij dan - om de uitdrukking van één hunner weer te geven - ‘het sujet (dat hem bij de pols vasthield) zijn hand als penhouder gebruikte’. Contact was hierbij dus een vereischte, en ofschoon Bishop ook 't een en ander presteerde zonder aanraking, op voorwaarde dat zijn sujet in zijn onmiddellijke nabijheid stond en hij hem scherp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 939]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kon waarnemen, was zijn druk optreden in deze gevallen, als er op berekend de aandacht der aanwezigen af te leiden, niet zeer geschikt om ernstige onderzoekers gunstig te stemmen voor het aannemen eener directe gedachte-overdraging. Toch deed zich nu en dan het een en ander voor, dat eigenaardige moeielijkheden opleverde voor de verklaring door ‘aflezen van spierbewegingen’. Als een geoefend gedachtelezer er in slaagde het nummer van een bankbiljet, zonder aarzeling, en snel, ‘als bij ingeving’ op te schrijven, dan gevoelde menig onbevooroordeeld waarnemer bezwaar hier slechts een gradueel verschil te zien met dezelfde handeling, aarzelend en tastende verricht, streep voor streep blijkbaar geleid door kleine trek- en duw-beweginkjes van de hand van het sujet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Plotseling trad het onderzoek in een geheel ander stadium. De publieke oproeping van Prof. Barrett, hoogleeraar in de experimenteele physica aan de Universiteit te Dublin, bewoog Mr. Creery, predikant te Buxton, een aantal proeven, die hij tot nog toe slechts als een winteravond-spelletje in den kring van zijn huisgezin had beschouwd, onder de oogen der geleerde wereld te brengen. Vier van zijn vijf dochters, van wie de oudste een volwassen meisje, de anderen nog kinderen waren, alsook zijn dienstmeisje Jane, bleken op verrassende wijze in staat, een bevel op te volgen, dat slechts in gedachten gegeven werd, of ook een naam, getal of speelkaart te raden. Aanraking was hierbij onnoodig, zelfs bevonden zich de beide werkende personen niet altijd in dezelfde kamer. Dit gaf den stoot tot een uitgebreid onderzoek vanwege het telepathisch comité van de Society for Psychical Research; en de realiteit van het verschijnsel werd geconstateerd. Weldra verkreeg men ook resultaten wanneer zich onder de ‘uitzenders’ geen leden der familie Creery bevonden, zoodat het bestaan van een ‘afspraakje’ buitengesloten was. Het geval baarde nog al opzien, en de telepathié werd gedurende eenigen tijd in Engeland een mode-gril. De ernstige proeven werden onderwijl voortgezet, ook in andere kringen werden mooie resultaten verkregen; men varieerde de omstandigheden waaronder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 940]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewerkt werd, kortom streefde er naar, steeds vollediger te voldoen aan de eischen van een streng-wetenschappelijk onderzoek. Bij verreweg de meeste proefnemingen werd gewerkt met niet-betaalde krachten, die zich uit zuivere belangstelling voor de zaak hadden aangeboden. Dit maakt de waarschijnlijkheid, dat de uitkomsten met bedriegelijke hulpmiddelen verkregen zijn, al zeer gering. Maar niettemin werden met uitzondering van de allereerste proeven, de omstandigheden steeds zóó gekozen, dat de mogelijkheid van opzettelijke seingevjng uitgesloten was, terwijl die van onopzettelijke allengs werden teruggebracht tot een minimum, dat praktisch gelijk nul mag worden gesteld. Nauwkeurige controle der beide proef-personen (veelal echter was de ‘uitzender’ de onderzoeker zelf), welke zich zelfs tot den rhythmus der ademhaling uitstrekte; zorgvuldige afsluiting der beide hoofdzintuigen - oog en oor - voor indrukken der buitenwereld, geleidelijke vergrooting van den afstand - dit alles maakte de resultaten steeds meer wetenschappelijk overtuigend. Slechts ééns werd een tamelijk onbeholpen poging tot fraude ontdekt: twee van de meisjes Creery werden er op betrapt dat zij elkaar de kleur der getrokken kaart mededeelden door verandering in den oogopslag. Zij bekenden dit vroeger ook al eensGa naar voetnoot1) gedaan te hebben toen de resultaten minder werden - een gevolg hiervan, dat die lang voortgezette altijd eendere proefnemingen haar begonnen te vervelen. De bewuste serie, waarbij dit simpele bedenkseltje werd toegepast, is trouwens niet heel schitterend, en het verlies barer geldigheid heeft weinig te beduiden. Bewijst veeleer de naïve onbeholpenheid van den ‘codex’ dat vader en dochters der eerzame predikantenfamilie Creery geen amateur-oplichters waren, die er een zonderling vermaak in zouden scheppen zich heel wat last op den hals te halen alleen maar om interessant te wezen? In Engeland werden de onderzoekingen voornamelijk geleid of ook zelf uitgevoerd door de professoren Barrett, Sidgwick, Lodge, Balfour Stewart, Hopkinson, en de heeren Gurney, F.W.H. Myers - de later zoo beroemd geworden psychische onderzoeker - en als dilettant Mr. Malcolm Guthrie, een aanzienlijk ingezetene van Liverpool. In Frankrijk volgde weldra - om alleen den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 941]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornaamste te noemen - Charles Richet, die niet aarzelde zijn reeds groote reputatie in de waagschaal te stellen door een onderzoek van verschijnselen, die toenmaals door ‘de heele wereld’ werden aangemerkt als belachelijk bijgeloof, rondspokend in de hoofden van ontoerekenbaren. Ook de experimenten van twee amateurs, de heeren Schmoll en Mabire (te Parijs in 1888 uitgevoerd) verdienen te worden genoemd. In Duitschland heeft, behalve de veelzijdige Max Dessoir, de Münchener zenuwarts v. Schrenck-Notzing er zich mee bezig gehouden; in Rusland treden vooral Ochorowicz en Naum Kotik, zenuwarts te Odessa, op den voorgrond; in Italië nam de beroemde Lombroso dit gevaarlijke en ondankbare werk op zich. In ons land kan ik helaas geen man van wetenschappelijke beteekenis noemen, die zich aan een methodisch en nauwgezet onderzoek dezer interessante materie wijdde, ook al is er wel eens wat te hooi en te gras aan gedaan.Ga naar voetnoot1) Al de genoemde onderzoekers kwamen tot dezelfde conclusie: eenstemmig luidde hun oordeel, dat de directe overdraging van gedachten, of juister van voorstellingen, zonder hulp van een der bekende zintuigelijke middelen als een feit moest worden erkend. Veel minder succes hadden de pogingen, dieper door te dringen in den aard van het verschijnsel en zich een denkbeeld te vormen omtrent het wezen der daarbij werkzame krachten - en ook nu is men hiermede nog niet veel verder. Het zou te ver voeren, al deze proefnemingen in bijzonderheden na te gaan. Een juist denkbeeld van de waarde der merkwaardige resultaten verkrijgt men toch alleen door een nauwkeurige studie van de meerendeels zéér uitvoerige verslagen der gehouden zittingen. Vaak ligt het karakteristieke van het verschijnsel juist in een kleinigheid, en de Engelschen zijn meesters geweest in het weergeven van het ‘typische’ in zulke gevallen. Variatie is er in deze experimenten genoeg: niet alleen willekeurige voorwerpen worden gekozen, en hun beeld op den ontvanger | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 942]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgedragen, maar ook kleuren, speelkaarten, eenvoudige figuren, letters, namen, getallen; verder smaak- en nu en dan reuk-indrukken, aanrakingen of aandoeningen van pijn (speldeprikken) in verschillende deelen van het lichaam; ook het mentaal suggereeren van eenvoudige handelingen of het aannemen van bepaalde standen. Om een denkbeeld te geven van de gemiddelde resultaten, geef ik hier eenige tabellen betrekking hebbende op de proeven van den heer Guthrie, met de dames miss Relph en miss Edwards, en neem bovendien het verslag van een vrij goed geslaagden proefavond in zijn geheel over.
Bij twee volgende seriën onder dezelfde omstandigheden en op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 943]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijke wijze gerangschikt, bedroeg het aantal mislukkingen resp. 32 en 37%.
Zitting van 6 November 1884.
Aanwezig: Miss Relph, Miss Redmond, Mr. Guthrie, Professor Herdman. Ontvangster: Miss Relph. Het voorwerp op een scherm tegen den rug van haar stoel. Geen aanraking.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 944]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het rijke beschikbare materiaal doe ik slechts enkele grepen. Met medewerking van Mr. Creery zelf, als ‘uitzender’, terwijl zijn dochters als ‘ontvangsters’ dienst deden, werden van 31 proeven met kaarten (een spel van 52 gebruikt) 17 maal de juiste kaart opgegeven bij de eerste keer raden; bovendien 9 maal bij de 2e, 4 maal bij de 3e keer. Het totale resultaat der proeven met de meisjes Creery, wanneer alléén de leden van het telepathisch comité der Society wisten welke voorstelling moest worden overgedragen, was dat van een totaal van 497 proeven er 95 slaagden bij de 1e maal, bovendien nog 45 bij de tweede maal raden, terwijl de theoretische trefkans 27 bedroeg. Met getallen van twee cijfers werden 2624 proeven genomen; bij een trefkans van slechts 29 was het resultaat 275 maal juist, terwijl bovendien 78 maal de goede cijfers in omgekeerde volgorde werden aangegeven. Een dergelijk resultaat verkregen Prof. Sidgwick met andere sujetten: 644 experimenten gaven 131 treffers; Lombroso kreeg tot 44% juiste antwoorden, evenzeer met getallen; v. Schrenck-Notzing, zenuwarts te München, deed 25 maal een poging eenvoudige teekeningen over te dragen, wat 13 maal gelukte. In 1904 nam Dr. Naum Kotik, een Russisch zenuwarts, te Odessa proeven met een paar gevoelige sujetten, ditmaal echter beroepsgedachtelezers; een zekere Starker met zijn 14-jarige dochter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 945]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sophie. Ofschoon de omstandigheid, dat deze beide personen al verscheidene jaren ‘werkten’ en dus ruimschoots gelegenheid hadden een uitvoerige geheime codex samen te stellen en zich in het gebruik daarvan te oefenen, wantrouwen wekt, werden aan den anderen kant de experimenten onder zulke strenge controlemaatregelen volvoerd, dat hunne waarde zéér wordt verhoogd. Een aantal uiterst sceptisch gestemde artsen, daarbij tegenwoordig, verklaarden althans ‘dasz sie nicht nur keinerlei Signalisation wahrgenommen haben, sondern auch die Möglichkeit einer solchen bei meiner (N.K.'s) Versuchsanordnung offenbar für völlig ausgeschlossen halten’. Het waren hier vooral acustische voorstellingen (opgeschreven woorden) die met groote gemakkelijkheid van vader op dochter werden overgedragen; terwijl zij elkaar bij de hand hielden, gelukte dit 17 maal achter elkaar; geplaatst op vijf pas afstand, 2 maal; toen de voorzorgsmaatregelen nog strenger werden genomen, en het meisje - vroeger reeds geblinddoekt - nu ook de ooren met watten werden dichtgestopt, gelukte de proef niet minder dan 13 maal, en slechts één keer was Sophie Starker buiten staat het gedachte woord te raden. Visueele indrukken leenen zich bijzonder goed voor deze experimenten, ook omdat het slechts geringe moeite kost waarneming langs den gewonen weg hier absoluut onmogelijk te maken. Bij willekeurig gekozen voorwerpen of teekeningen is de door het toeval geboden trefkans zeer moeilijk door een bepaald getal uit te drukken, wel kunnen we deze gevoegelijk in zoo goed als alle gevallen klein veronderstellen.Ga naar voetnoot1) Daarentegen hebben deze onderwerpen, en wel voornamelijk de teekeningen, die niet een bepaald ‘ding’ voorstellen, dit vóór, dat hunne bewijskracht bij geslaagde proefnemingen zéér groot is. Fraude, door middel van een afgesproken codex van nauw merkbare seinen - b.v. geluiden van langeren en korteren duur, gebezigd op de wijze van een Morse-alphabet - is bijna ondoenlijk; mededeeling door bemiddeling van onbewust gegeven teekens uitgesloten. Zelfs bij het onbelemmerd gebruik der menschelijke taal zou een uitvoerige omschrijving noodig wezen, om een ander een eenigszins nauwkeurige voorstelling te geven van een willekeurige lijnfiguur, die eigenlijk niets voorstelt. Bijzonder geslaagd mag in dit opzicht een serie genoemd worden, die werd ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 946]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kregen door den meergenoemden Mr. Malcolm Guthrie, en is opgenomen in het bekende compilatie-werk ‘Phantasms of the living’. O.a. werd op een avond zesmaal achter elkaar het voorstellingsbeeld eener willekeurige teekening zonder noemenswaardige fout overgebracht (Fig. 1-6). Later volgden nog verscheidene andere, even goed geslaagde proeven. Fig. 1.
Fig. 2.
Fig. 3.
Fig. 4.
Fig. 5.
Fig. 6.
Meestal wordt het beeld niet absoluut juist weergegeven; de teekening van den ‘ontvanger’ is slordiger dan het origineel, in vele gevallen ook al omdat zij haastiger wordt gemaakt; soms is zij min of meer verwrongen, of er ontbreekt een kleinigheid aan, of het beeld komt in stukken en brokken te voorschijn. Dergelijke gedeeltelijk geslaagde proeven zijn echter veelal nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 947]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belangwekkender dan die, welke volkomen zijn gelukt en glad verloopen; zij zijn beter dan deze geschikt om een kijk te geven op wat er eigenlijk gebeurt. Enkele resultaten wijzen er op, dat niet zoozeer het beeld als wel de idee wordt overgeseind. Als voorbeeld voer ik aan uit de serie Schmoll-Mabire (Proceedings Dl. V.) het geval no. 58, waar als object fungeert de schematische teekening van een zittende kat, en profiel en eenigszins van achteren gezien. De ‘ontvangster’, een schilderes, teekent met enkele forsche lijnen een kattekop en face. Maar veelal schijnt het omgekeerde het geval te wezen; het ‘beeld’ wordt overgebracht, en vaak herkent de ‘ontvanger’ het niet of slechts moeielijk. Zoo wordt een sleutel beschreven als ‘een lang dun ding, met aan 't eene einde een ring en aan 't andere een vlaggetje - 't lijkt wel een stuk speelgoed’ - en pas na herhaaldelijk aandringen ‘'t heeft veel weg van een sleutel’. Of wel het sujet geeft zijn eigen interpretatie, die zeerFig. 7.
verschillend kan zijn van de oorspronkelijke bedoeling. En deze ‘opvatting’ is dan weer van invloed op de reproductie der voorstelling, die nimmer zuiver-passieve ontvangst alléén is. Het cijfer 3 wordt door een der sujetten van v. Schrenck-Notzing gezien als: ‘twee cirkels onder elkaar, die beide niet heelemaal dicht zijn’. In no. 66 van de reeds genoemde trots zijne vele mislukkingen hoogst merkwaardige serie Schmoll-Mabire is het object een drietal evenwijdige lijnen, aan het eene eind door een dwarslijn verbonden. De ontvangster, Mlle. Louise, interpreteert dit als ‘drie visschen aan een speetje’, en als men haar niet begrijpt, zegt ze ongeduldig: ‘drie visschen aan een speetje, zooals ze op de markt verkocht worden, dat weet toch iedereen’, en in de ruwe schets (Fig. 7) is hare bedoeling zeer duidelijk. Nu en dan is een omkeering van het beeld waargenomen: de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 948]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukletter P wordt beschreven als ‘een omgekeerde parasol, of een stuk van een anker waar de eene helft af is b’. Ook heeft men wel eens een nawerking meenen te bespeuren. Schrenck-Notzing had eenige oogenblikken te voren tevergeefsch getracht het beeld van een driehoek over te dragen; bij de tweede proef neemt hij een vierkant - en nu duikt in het bewustzijn van den ontvanger een vierkant op met een driehoek er in. Maar zulke gevallen zijn te zeldzaam om er een oordeel over te kunnen uitspreken, laat staan er regels uit af te leiden. Veelvuldig komt voor het ‘zwermen’ der beelden, de figuren bewegen zich en worden daardoor onduidelijk, eene moeilijkheid, die zich trouwens ook bij onze eigente plastische gedachte-voorstellingen voordoet. Malcolm Guthrie (Proc. Dl. III) neemt als óbject een stuk carton, waarop vijf blauwe figuren als omgekeerde komma's of korte spiralen staan geteekend, gerangschikt als de vijf van een kaartspel. Miss Relph zegt: ‘Is het blauw? Ik zie niets dan kromme lijnen, die door elkaar loopen. 't Is van onderen en van boven breeder dan in het midden; de blauwe kleur is heel duidelijk. Ik kan geen afzonderlijke figuren zien’. Men zal opmerken, hoe, trots de onvolkomen beschrijving de vorm van de figuur als geheel en de beweging der lijnen juist zijn aangegven.
Gehoorsindrukken leenen zich zeer slecht voor bewijskrachtige telepathische proefnemingen - algeheele uitsluiting van waarneming langs normalen weg is bijna onmogelijk. De hypothese van hyper-aesthesie van het gehoorzintuig kan naar willekeur worden doorgetrokken. Dit wordt eenigszins anders wanneer het gaat, niet om werkelijke geluidsindrukken, maar om acustische voorstellingen. Naum Kotik nam dan ook waar, dat wanneer muzikale motieven aan den vader werden opgegeven, de dochter de wijsjes begon te neuriën, waarbij dient te worden opgemerkt, dat het meisje vrij veel muzikalen aanleg bezat. Ook bij het overdragen van persoonsnamen, woorden, getallen, ja zelfs van alle dingen die een naam bezitten, is een deelneming van het acustisch voorstellingsvermogen van den uitzender niet uitgesloten, schijnt zelfs bij bepaalde personen een belangrijke rol te spelen; wat Lehmann aanleiding gaf tot de hieronder besproken theorie van het ‘onwillekeurig fluisteren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 949]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Smaak- en reukindrukken over te dragen is eveneens met succes beproefd, vooral door den meergenoemdien Malcolm Guthrie. Natuurlijk moeten hier, indien het stoffen betreft die een waarneembaren geur bezitten, bijzondere voorzorgsmaatregelen worden genomen. De beide proefpersonen bevonden zich hierbij in belendende vertrekken, gescheiden door een muur, waarin een kleine vierkante opening was aangebracht. Hierdoorheen reikten zij elkander de hand; het venstertje werd vervolgens afgesloten door een gummischerm, dat stijf om de pols werd toegetrokken. Er zijn eenige interessante bijzonderheden te vermelden, o.a. dat suiker door den ontvanger eerst op de tong gevoeld werd als een zanderige stof, vóór de eigenlijke zoete smaak werd waargenomen. De gewone moeilijkheid, de smaak van iets dat men in den mond heeft zonder te weten wat het is, ‘thuis te brengen’, deed zich eveneens voor; zelfs deed zich nu en dan die bekende nawerking gevoelen van sterk smakende stoffen, die ons belet iets anders nauwkeurig te proeven. Een tamelijk klein aantal experimenten, betrekking hebbende op het gevoelszintuig, sluit zich hierbij aan. Uit den aard der zaak zijn zij veel minder gevarieerd dan de overige, en bepalen zich in hoofdzaak tot het aanraken of toebrengen van kleine speldeprikken aan verschillende lichaamsdeelen. Een enkele maal werd hierbij een verwisseling van rechts en links geconstateerd, vermoedelijk analoog aan de boven beschreven omzetting van eene visueele voorstelling in zijn spiegelbeeld. Tenslotte zij hier nog vermeld het uitvoeren van bepaalde bewegingen of eenvoudige handelingen op onuitgesproken bevel, dus de ‘mentale suggestie’ kat' exochên. Wij naderen hier echter verschijnselen van wel is waar verwanten, maar veel samengestelder aard, die ik opzettelijk hier niet bespreek, daar ik mij wensch te beperken tot de streng experimenteele gegevens, die juist door hun betrekkelijken eenvoud van fundamenteele beteekenis zijn. Het materiaal op dit belendende gebied, dat een overgang vormt naar de spontane gevallen, verkeert bovendien in een zóó chaotischen toestand, is nog zóó weinig geordend en geschift, dat het mij wenschelijk voorkomt de bespreking uit te stellen tot een diepgaand methodisch onderzoek der eenvoudigste gegevens ons den leiddraad in handen heeft gegeven, die ons veilig door en uit dit labyrinth kan voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 950]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Het zwakke punt van de meeste telepathische proefnemingen is altijd de betrekkelijk geringe afstand tusschen uitzender en ontvanger. Zelfs al blijkt uit de uitvoerige beschrijving, dat bewuste of onbewuste overdraging van zintuigelijk waarneembare teekenen absoluut is uitgesloten, dan zal nochtans bij den lezer, die niet overeenkomstige resultaten zelf onder de oogen gehad heeft, een zeker wantrouwen blijven bestaan. Dit vindt zijn grond in de onderstelde mogelijkheid, dat nog andere, niet vermelde omstandigheden eene andere verklaring der medegedeelde verschijnselen toelaten. De waarschijnlijkheid daarvan moge steeds kleiner en kleiner worden, en tot nul naderen, naarmate het aantal proefnemingen stijgt en de voorwaarden strenger worden - de limiet wordt zelden bereikt. Anders staat het met proeven op grooter afstand - althans zoodanig dat de beide medewerkers zich niet in hetzelfde vertrek bevinden; en dit is dan ook inderdaad geen onredelijke eisch. A priori is althans niet in te zien waarom, het bestaan eener communicatie met uitsluiting der zintuigen toegegeven, deze b.v. door een muur zou worden belemmerd, terwijl toch het agens klaarblijkelijk door de beenige schedelwanden der beide proefpersonen heendringt. Nu blijkt wel is waar de grootere afstand de gedachte-overdraging zéér te bemoeielijken, zoodat direct het aantal geslaagde proeven aanzienlijk daalt, maar onmogelijk is zij niet. Voornamelijk de onderzoekingen van Prof. Sidgwick (Proceedings Vol. VIII) verdienen hier te worden vermeld. Bevonden zich uitzender en ontvanger (de laatste gehypnotiseerd) in verschillende, 't zij naast, 't zij boven elkaar gelegen vertrekken, dan verkreeg hij de volgende resultaten met getallen van twee cijfers, waarbij de theoretische trefkans 1 op de 81 was:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 951]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De theoretische trefkans is in de 1e serie 3 à 4, in de beide andere kleiner dan één. Een reeks van 400 proeven, genomen op nog grooter afstand, waarbij de beide proefpersonen zich in verschillende gebouwen bevonden of met twee gesloten deuren en een ledig vertrek tusschen hen in, gaf geen beter resultaat dan door het toeval kon worden verklaard. Ook de reeds meer genoemde zenuwartsen von Schrenck-Notzing en Naum Kotik constateerden de mogelijkheid van overdraging onder dergelijke voorwaarden; de eerste verkreeg de reproductie eener slangvormige teekening; de tweede van eenige den uitzender opgegeven woorden. Van 8 proeven slaagden er vier volkomen, één was een mislukking, in de drie overige gevallen kwamen er brokstukken van het woord. (Zie hieromtrent nader onder VIII).
Wat betreft de mogelijkheid van bewust-gewilde communicatie op zeer groote afstanden, welke, gezien de voorbeelden van spontane verschijnselen, niet à priori kan worden ontkend, vragen de proeven der dames Miles en Ramsden resp. Mej. Statkowski onze aandacht. Uitzendster en ontvangster bevonden zich hierbij steeds in verschillende steden; de eerste werden zelfs genomen terwijl miss Miles een reis maakte door België en Noord-Frankrijk, terwijl miss Ramsden in Engeland bleef; de controle werd uitgeoefend door wisseling van briefkaarten, die blijkens de poststempels elkaar steeds kruisten. De belangstellende kan een en ander nalezen in deel XXVII der ‘Proceedings’; ik zal er hier ter plaatse niet dieper op ingaan. Een belangrijk percentage is mislukt; enkele proeven vertoonen zulke merkwaardige resultaten, dat het bestaan van een zekere werking zelfs over groote afstanden min of meer waarschijnlijk wordt; bij weer andere is de overeenkomst te vaag om tot een beslissing in dezen te geraken. Het is voornamelijk de breedvoerige beschrijving der proeven, die deze hare beteekenis verleent, en ons tot een oordeel in staat stelt, dat m.i. althans in eenige gevallen niet anders dan gunstig kan luiden; uit den aard der zaak leenen zij zich echter slecht tot een wedergave in beknopten vorm, en ik doe hiervan des te gereeder afstand, wijl het hier niet om het principe gaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 952]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Het telepathisch perceptievermogen is, voor zoover de onderzoekingen reiken, niet gebonden aan een of andere bijzonder kenmerkende persoonlijke eigenaardigheid; allerminst aan een ziektetoestand. Het ligt derhalve voor de hand zich de vraag te stellen, of we hier niet met een algemeen-menschelijke eigenschap te doen hebben, bij de meerderheid der individuen althans in zwakke sporen aanwezig. Om zich een oordeel te kunnen vormen omtrent het voorkomen van zulk een rudimentair telepathisch vermogen, verspreidde de Society f. Ps. R. een oproeping, tengevolge waarvan een aantal personen in Engeland proeven namen, meestal met het raden der kleuren van kaarten, die hiervoor bijzonder geschikte objecten zijn. Men is dan in staat den uitslag te vergelijken met de resultaten, die het toeval alléén zou kunnen geven; in dit geval is dit al zéér eenvoudig, daar de trefkans ¼ bedraagt. Natuurlijk zegt deze methode niets, wanneer slechts een klein aantal proefnemingen gedaan wordt; de grillen van het toeval kunnen dan den indruk wekken eener echte gedachte-overdraging. Anders wordt het, als het aantal zéér groot wordt. Uit theoretische beschouwingen volgt, en door controleproeven kan direct worden aangetoond, dat dan het aantal treffers slechts weinig, soms in het geheel niet, zal afwijken van de mathematische ‘kans’. Er werden 17 seriën ingezonden bij het secretariaat der ‘Society’; in 11 daarvan fungeerden steeds dezelfde personen als uitzender of ontvanger. Slechts in één der seriën was het aantal juiste antwoorden minder dan volgens de trefkans. Totaal zijn 17653 proefnemingen gedaan, het meest waarschijnlijke aantal treffers, aangenomen dat slechts het toeval zijn rol speelt, is 4413, het werkelijke aantal 4760, een surplus dus van 347 = ± 8%. Bij een serie, waarin als objecten zes ongekleurde figuren werden genomen, waren deze getallen resp.:
Meer beteekenis verkreeg deze methode, toen in 1884 Charles Richet dergelijke proeven met groote nauwkeurigheid uitvoerde eveneens met ‘kleuren’ van kaarten; zijne uitkomsten waren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 953]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sluit men die seriën uit, waarbij meer dan 100 proeven achter elkaar genomen werden, en zoowel uitzender als ontvanger ten slotte zeer vermoeid waren, dan worden deze getallen:
Met wat veel geduld zijn deze proeven zeer gemakkelijk te herhalen, en het resultaat blijkt in 't algemeen steeds hetzelfde te wezen. Indien gewerkt wordt met gemiddelde personen, die geen bijzonderen aanleg voor telepathische perceptie vertoonen, mag een surplus van ± 10% boven de mathematische trefkans worden verwacht. Hierbij moet nog een merkwaardig verschijnsel onder de aandacht worden gebracht. Het is proefondervindelijk gebleken, dat, eene ongeveer gelijke geschiktheid bij beide proefpersonen vooropstellend, het surplus des te grooter wordt, naarmate de theoretische trefkans kleiner is. Dit blijkt reeds bij onderlinge vergelijking der enkele hier gegeven cijfers. Zoo is het surplus bij de proeven met kaartkleuren (kans ¼): 8 à 12%, met zes ongekleurde figuren (kans ⅙): 20%, met getallen van 2 cijfers (kans à ) overtreft het aantal geslaagde proeven vele malen het getal der theoretische trefkans.Er is slechts ééne serie telepathische proefnemingen bekend, welke met den noodigen ernst en volharding werden uitgevoerd, waarbij de successen niet boven het door het toeval verklaarbare aantal stegen. Herhaalt men de proeven, maar zoodanig, dat gedachte-overdraging wordt uitgesloten, bv. doordat twee personen elk uit een vol spel tegelijk een kaart trekken, of iemand in 't wilde raadt naar een kaart, die pas daarna wordt getrokken, dan blijkt het resultaat, mits het aantal proeven groot genoeg is (en meestal is een paar honderd al genoeg) slechts zéér weinig of in 't geheel niet van de theoretische trefkans af te wijken. Dit kleine, schijnbaar onbeteekenende verschil is van veel belang, juist omdat het zoo constant optreedt, en Richet trok dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 954]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook uit zijne proeven de conclusie, dat hij het bestaan van gedachte-overdraging met een hoogen graad van waarschijnlijkheid had gedemonstreerd. Het is wel niet bijzonder aanmoedigend, als men er in slaagt, bv. bij het raden van de kleuren van kaarten, gemiddeld in 28 van de honderd gevallen een juist antwoord te krijgen, waar het toeval er reeds 25 voortbrengt - het verschijnsel in dien vorm is alles behalve suggestief, het leent zich niet bepaald tot ‘demonstratie’, en er is veel doorzettingsvermogen noodig den ijver bij zichzelf en de anderen niet te doen verslappen. Maar juist dit constante optreden van het kleine surplus is toch van het hoogste gewicht, omdat het voldoet aan een eisch, dien we theoretisch mogen stellen. Het geeft ook eenigen kijk op de ervaring van het dagelijksch leven, dat twee personen, die veel in elkaars nabijheid zijn of bijzondere sympathie voor elkaar gevoelen, nu en dan dezelfde gedachte spontaan bij zich voelen opkomen, soms tot wederzijdsche verrassing. De door de mannen der Society met zooveel ijver en nauwgezetheid verzamelde talrijke gevallen van spontane en veelal zeer levendige telepathische indrukken, veelal ééns of tweemaal in hun leven ondergaan door personen, die anders nooit eenige bijzondere vatbaarheid daarvoor vertoonden, wijzen ook op het bestaan van dit vermogen bij ons allen in latenten toestand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.De verschillende bezwaren, tegen de telepathische proefnemingen ingebracht, zijn voor het meerendeel reeds in het boven gegeven overzicht aangeroerd. Vele er van hebben in den loop der ontwikkeling van het onderzoek allengs hunne geldigheid verloren. Trouwens zijn zij voor het meerendeel slechts van kracht voor een zeker gedeelte der proefnemingen, en laten andere reeksen onaangetast. De hypothese van een afgesproken codex van opzettelijk gewisselde teekens, die aan de waarneming of althans het begrip der omstanders zouden ontsnappen, verkreeg een zekere plausibiliteit door de vertooningen der beroeps-gedachtelezers. Sommigen - ik herinner slechts aan den bekenden Hollander Krebs en zijn dochter - slaagden er in, door langdurige oefening en geholpen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 955]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door een verbazingwekkend geheugen, de directe gedachte-overdraging niet onverdienstelijk na te bootsen. Onder de door de onderzoekers der telepathische verschijnselen geëischte voorwaarden echter, in de eerste plaats vermijding van alle aanraking en absoluut stilzwijgen, hebben nimmer deze pseudo-gedachtelezers hun praestaties volbracht. De onderstelling van onbewust gegeven teekens, ofschoon slechts op een zeker percentage der gevallen mogelijk van toepassing, verdient ernstiger beschouwing. 't Meest trad op den voorgrond de hypothese van het ‘onwillekeurig fluisteren’, door Lehmann opgesteld. Hij nam aan, dat de ontvanger door zijne afwachtende houding steeds in een toestand van lichte hypnose geraakte, en dan eene - trouwens volstrekt niet te bewijzen - verregaande hyperaesthesie van het gehoor bij hem optreedt. De overbrenger zou den naam van het voorwerp of getal onwillekeurig zacht uitspreken. Ten einde zijne hypothese aannemelijker te maken, nam Lehmann met zijn medewerker Hansen een reeks proeven, welker inrichting de onderstelde hyperaesthesie moest vervangen. Uitzender en ontvanger, afwisselend Hansen en Lehmann, plaatsten zich daartoe in de brandpunten van twee tegenover elkaar opgestelde geluidspiegels. Het bleek nu (Aberglauben und Zauberei, 2e druk pag. 463) ‘dat de uitzender slechts met de grootste moeite zwakke spreekbewegingen kon onderdrukken, wanneer hij een tijd aan een getal gedacht had. Hij kon den mond vastgesloten houden en schijnbaar niet het minste geluid geven, maar wanneer hij niet de bewegingen van tong en stembanden met geweld onderdrukte, hoorde de ontvanger in het brandpunt van zijn hollen spiegel een zwak gefluister, dat licht kon worden opgevat als een of ander getal. Natuurlijk hoorde men vaak mis, maar het resultaat was toch in 33% der gevallen juist. Wij deden 1000 zulke proeven’. Ook meende Lehmann, dat de aard der gemaakte fouten vóór zijne opvatting pleitte, in zoo verre als veelvuldig een getal werd opgevangen, waarvan de naam (en niet het cijfer) in het Deensch veel op het juiste getal geleek. De Engelsche onderzoekers bleven het antwoord niet schuldig, en bestreden vooral zijne laatste bewering met succes. Men begrijpt ook, dat de inrichting der proef echte telepathie niet uitsluit, en bovendien slechts een naar verhouding klein gedeelte der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 956]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
experimenten door Lehmann's hypothese wordt gedekt. Afgezien van de proeven op grooten afstand, baart vooral de overdraging van - niet altijd zoo heel eenvoudige - figuren, en het feit, dat de interpretatie zoo sterk kan afwijken van de bedoeling van den uitzender, hier onoverkomelijke moeielijkheden. Wil de hypothese van het onwillekeurig fluisteren aanspraak maken op onze ernstige belangstelling, dan moet toch verondersteld worden, dat het gefluisterde beantwoordt aan de idee, die de uitzender aan de proef-figuur verbindt. Lehmann heeft de ontoereikendheid zijner theorie toegegeven, en schijnt zelfs niet geheel ontoegankelijk voor de opvatting, dat ook bij zijne experimenten gedachte-overdraging heeft meegewerkt. ‘Wenn aber eine Fernwirkung in eigentlichen Sinne bei einigen Versuchen (nl. van Sidgwick) anzuhnemen ist, so kann sie selbstverständlich auch in den Fällen, wo das Flüstern nicht ausgeschlossen ist, mitgewirkt haben’.
Nog is, ten einde de bewijskracht der teekeningen, die nog al ingeslagen hadden, te verzwakken, geopperd, dat men de kansen van een toevallige overeenkomst had onderschat, of ook (Lehmann) de gelijkenis van de oorspronkelijke teekening en de reproductie had overschat. Wat het eerste betreft, levert de enquête van Taylor zeer interessant materiaal (Proceedings Vol. VI pag. 398). Minot (Proc. Vol. I) had nl. een groot aantal personen elk een 10-tal willekeurige teekeningen laten maken, en meende op te merken, dat er zekere voorliefde bestond voor bepaalde figuren. Hij vestigde hierop de aandacht als een mogelijke bron van fouten bij telepathische proefnemingen. Taylor arrangeerde nu een soort schijn-telepathie, door veertig papieren elk in vijftig vakjes verdeeld, uit te deelen aan zijne kennissen, met verzoek deze met eenvoudige teekeningen in te vullen, zonder zich te laten beïnvloeden door iemand anders. Deze papieren werden 1 A (agent), 1 P (percipient), 2 A, 2 P enz. genummerd en vervolgens de in plaats overeenkomstige figuren met elkaar vergeleken. Men verkeeg aldus 1000 proefnemingen, die men als ‘telepathie van het toeval’ zou kunnen betitelen. 't Resultaat was, dat slechts in één geval twee figuren precies overeenkwamen: 13 A no. 2 en 13 P no. 2 stelden beiden een vierkant voor. Bovendien was 19 maal de overeenkomst zoo groot, dat men dit in het telepathisch experiment als een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 957]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volledig of gedeeltelijk succes zou hebben aangemerkt - waarbij de proefnemer, volgens de bijgevoegde afbeeldingen, tamelijk ruime opvattingen heeft gehuldigd. Deze 0.2% steken zéér ongunstig af zelfs bij de minst geslaagde telepathische reeksen. Lehmann's bovengenoemde tegenwerping berust wel op zéér zwakke gronden, en kan nauwelijks in ernst worden opgevat. Zijn medewerker Hansen trachtte ook eens een enkele maal (!) een figuur telepathisch over te brengen, en kiest daartoe een brandende kaars op een kandelaber. Het door Lehmann als ontvanger gereproduceerde beeld gelijkt nu (ook volgens Hansen) werkelijk min of meer op het origineel; Lehmann ziet hierin echter slechts een toevallige gelijkenis - omdat hij tegelijkertijd niet aan een kaars, maar aan een kat had gedacht. Lehmann had uit een eenigszins nauwkeurige studie der (ook boven aangehaalde) experimenten kunnen weten,
Fig. 8.
dat dit niets zegt; de feitelijk bestaande overeenkomst wordt daardoor niet weggewerkt. Niet weinig komisch is nu echter, dat hij (1. c. pag. 465) er werkelijk in slaagt in de zonderlinge krabbel ‘de kinderachtige teekening van een kat’ te zien. Daartoe is echter noodig, dat hij 1o. twee streepjes (de voorpooten) bijvoegt, en 2o. de figuur 90o omdraait. Men pleegt anders gewoonlijk een kat niet te teekenen op zijn kop, met den staart in de lucht! Ik nam de proef en vroeg aan een aantal personen, wat de Lehmann'sche krabbel moest voorstellen; ik kreeg verschillende antwoorden, o.a. een arm, een hand, eens zelfs een gasvlam (verdachte toenadering tot de kaars!); maar niemand zag er een kat in! Toch kapittelt hij getroost op dezelfde bladzijde Richet, dat deze de gelijkenis tusschen zijne origineele figuren en de reproducties van zijn sujet overschat zou hebben. In het gegeven geval mis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 958]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schien niet ten onrechte, maar het is er dan ook speciaal voor uitgezocht! en is de allerslechtste der teekeningen, die Richet nog als min of meer geslaagd opgeeft. Kenschetsend voor de vluchtige manier van werken van Lehmann is trouwens, dat hij zelfs in de 10 jaar die verliepen tusschen eersten en tweeden druk van zijn werk, niet eens bemerkt heeft, dat de proef waarop hij kritiek uitoefent, geen telepathisch experiment was, maar van geheel anderen aard. Zelden is het bekende bijbelwoord van den balk en den splinter zoo treffend geïllustreerd als hier! Richet heeft tenminste zijne teekening niet eerst bijgewerkt, om de gelijkenis er in te fantaseeren. Zooals reeds in den aanvang van dit artikel werd gemeld, heeft Lehmann ten slotte, ofschoon klaarblijkelijk zéér ongaarne, toegegeven dat er dan toch wel zoo iets als telepathie schijnt te bestaan. Het is echter treffend, hoezeer deze gewichtige wijziging in zijne opvattingen in eenige enkele regels, zoo terloops, wordt vermeld, als bedolven onder de kritieken en tegenhypothesen, die hij zonder veel wijziging uit den eersten druk van ‘Aberglauben und Zauberei’ in den tweeden heeft doen overgaan. Men staat werkelijk eenigszins perplex als aan het einde van deze zuiver afbrekende beschouwingen plotseling in enkele regels de realiteit van de telepathie wordt toegegeven. Waar Lehmann zich zooveel moeite gegeven heeft de theorie der directe gedachte-overdraging te bestrijden en de bewijskracht der experimenten te ontzenuwen, gaat het toch eigenlijk niet aan na erkenning het geheele phenomeen als een futiliteit te behandelen. Den onderzoekers der ‘Society’ komt ongetwijfeld de eer toe eene ontdekking te hebben gedaan van groot belang en vèrstrekkende draagkracht. Hare theoretische beteekenis kan moeielijk te hoog worden aangeslagen en zal voorzeker ten slotte in staat blijken de onverschilligheid van de meerderheid der leidende physiologen te overwinnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Ook wanneer we tot de overtuiging gekomen zijn, dat de gedachte-overdraging als verschijnsel sui generis een plaats inneemt onder de psycho-physische phenomenen, is het niet uitgesloten, dat zij kan worden teruggebracht tot reeds bekende, in het menschelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 959]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
organisme werkzame krachten. Als zoodanig komt eigenlijk alleen de electriciteit in aanmerking. Met weet, dat elke wilsuiting en gedachte-inspanning begeleid wordt door electrische stroomen in ons zenuwstelsel. Er is dan ook wel eens een zwakke poging gedaan de gedachte-overdraging te verklaren door het opwekken van synchrone inductiestroomen in het centrale zenuwstelsel van den ontvanger, wat dan tot overeenkomstige voorstellingen zou leiden. Deze theorie moest al dadelijk stranden op de uiterst geringe intensiteit der onderhavige electriciteits-beweging. Waar de inductie-werking bovendien afneemt met het vierkant van den afstand, kunnen de geïnduceerde stroomen, indien al aanwezig, vrij zeker als praktisch gelijk nul worden gesteld. De Engelsche Society onthield zich van elk thoeretiseeren, maar eenmaal het feit vastgesteld, werd de behoefte aan een meer concrete uitbeelding er niet minder op. Buiten de electriciteit kon moeielijk aan een der reeds bekende vormen van energie worden gedacht; eene specifieke, maar nog onbekende vorm van arbeidsvermogen aan te nemen lag dus voor de hand, en iedereen zal wel geneigd zijn, hier onmiddellijk aan stralende energie te denken. Toen dan ook Blondlot zijne N-stralen meende te ontdekken, en Charpentier dacht aangetoond te hebben dat deze ook van de menschelijke hersenen uitgaan wanneer men bezig is met denken, lag de toepassing ter verklaring der telepathie voor de hand. De reeds genoemde Russische onderzoeker Naum Kotik, de eenige wiens poging hier tot theoretisch inzicht te geraken uitgaat boven vage onderstellingen, zoekt dan ook het medium der overdraging in de Charpentier'sche hersenstralen, die hij echter, in tegenstelling met hun ontdekker (of uitvinder) niet met de Blondlot'sche N-stralen identificeert. Dit kan geen al te gelukkige greep genoemd worden, sinds het bestaan der N-stralen meer dan twijfelachtig mag worden genoemd. Niettemin dient zijn streven, een zekeren vorm van stralende energie proefondervindelijk aan te toonen als de drager der telepathische communicatie, beoordeeld te worden, afgezien van de juistheid van zijn uitgangspunt. Naum Kotik's theorie, blijkbaar sterk onder den invloed der toenmaals juist uitgekomen beschouwingen over het radium, komt hierop neer, dat bij het onuitgesproken denken de menschelijke hersenmassa twee vormen van energie uitzendt, die hij als straling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 960]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en emanatie onderscheidt. Wij hebben ons hier alleen met de eerste bezig te houden. Zij zou zich volgens de gewone wetten der trilling in de ruimte alzijdig voortplanten en in de hersenen van een daartoe geschikt persoon weer kunnen worden omgezet in voornamelijk akustische en visueele voorstellingen. Deze ‘psycho-physische energie’ dringt door deuren, muren enz. heen, wordt echter in de lucht gedeeltelijk geabsorbeerd. Zij wordt door de lichaamsdeelen, met name de armen, zeer gemakkelijk voortgeplant; ook een koperdraad is een goede geleider. De intensiteit harer werkingen hangt af, behalve van de geleidende middenstof en van den afstand, ook van hare spanning in de hersenen van den uitzender (denkspanning). Naum Kotik tracht de door hem aan de psycho-physische energie toegeschreven physische eigenschappen volgens twee methoden aan te toonen. De eerste, die met behulp van een met een calciumzout bestreken phosphoriseerend scherm dat wisseling in de intensiteit der phosphorescentie zou vertoonen in verband met het al of niet denken van den proefpersoon, is geheel gegrondvest op de realiteit der N- resp. der Charpentier'sche stralen, en kan hier gevoegelijk buiten beschouwing worden gelaten, gezien de meer dan twijfelachtige geaardheid dezer straling. Temeer, daar Naum Kotik's uitkomsten juist niet zeer geschikt zijn ons vertrouwen sterker te maken. In de tweede plaats leidt Naum Kotik eenige physische eigenschappen van zijn hypothetischen energievorm af uit de resultaten zijner telepathische proefnemingen. Deze komen in het kort hierop neer. Wanneer de beide proefpersonen, vader en dochter (zie voor de bijzonderheden hoofdstuk III) elkander bij de hand vasthouden, komt er zeer spoedig en geregeld juist antwoord. Betreft het een vreemd woord, dan begint het meisje te spellen en maakt fouten, die ze dan zelf verbetert. Is er geen contact, maar bevinden zich uitzender en ontvangster in hetzelfde vertrek, dan geschiedt de overdracht langzamer en is iets onzekerder; dit neemt nog toe als zij zich in verschillende vertrekken bevinden: ofschoon de resultaten nog altijd goed genoemd mogen worden gaat alles langzamer en de fouten nemen toe. Wordt nu de verbinding weer hersteld door middel van een koperdraad, die door het sleutelgat der verbindingsdeur heengaat en op een paar plaatsen is vastgeklemd, dan gaat het dadelijk veel beter. Veel moeielijker gelukt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 961]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het lezen der gedachten bij Naum Kotik, die van anderen kan Sophie slechts waarnemen als er een keten wordt gevormd, waarvan haar vader deel uitmaakt, ook al weet deze het opgegeven woord niet. Naum Kotik's gevolgtrekkingen zouden misschien gerechtvaardigd zijn, indien de eigenschappen zijner hypothetische straling ook volgens zuiver physische methodes konden worden aangetoond. Nu blijft nog altijd de psychologische verklaring geldig naast de zijne. De meerdere nabijheid, het inniger contact, 't zij direct, 't zij door bemiddeling van personen of van een koperdraad, kan meer zelfvertrouwen wekken in den uitzender, wiens voorstellingen daardoor scherper omlijnd en wiens projecties daardoor krachtiger worden. En waar het in het gegeven geval gaat tusschen vader en dochter, die al sinds zeven jaar proeven met elkander nemen, is het zeer begrijpelijk, dat het 14-jarige kind zich in de vreemde omgeving meer op haar gemak voelt als haar vader haar bij de hand houdt, of althans met haar in hetzelfde vertrek is en ook zelfs als zij de koperdraad in haar hand voelt, terwijl zij weet dat haar vader het andere eind vasthoudt. Het overwegen der psychische omstandigheden blijkt ook uit het feit, dat Sophie de gedachten van anderen des te gemakkelijker raadt, naarmate zij meer met hen vertrouwd is, vooral ook hieruit, dat opname van haar vader in den keten de perceptie bevordert. Als vader en dochter in verschillende vertrekken worden gebracht en de deur gesloten wordt, heeft het gevoel van vereenzaming, van afgesloten te zijn van haar vader, ten gevolge dat de overdraging niet gelukt; is echter eenmaal door middel van den koperdraad weer de aanvoeling herkregen, dan valt de hindernis weg. Wordt nu echter de koperdraadverbinding weer weggenomen, dan worden wel is waar de resultaten onmiddellijk minder goed, maar er is geen sprake meer van de totale mislukking der proeven, die in het eerst bij de isoleering optrad. De koperdraad heeft geen anderen invloed dan het verwekken eener moreele zekerheid. Ook Kotik's verklaring van de grootere gemakkelijkheid, waarmede bekende woorden door Sophie worden gepercipieerd, nl. dat bij deze de spanning der psycho-physische energie zooveel grooter zou zijn, meen ik te moeten betwijfelen. Vooreerst is er meer reden om juist bij vreemde woorden meer inspanning en dus meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 962]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘denkspanning’ bij den uitzender te verwachten. De moeielijkheid van assimilatie van vreemde of onbegrepen woorden is volkomen analoog hiermede, dat we immers ook bij het gewone waarnemen nieuwe en vreemde woorden veel oplettender moeten aanzien, en ontleden in hunne lettergrepen, voor we ze kunnen ‘lezen’. 't Is immers wel bekend, dat ons lezen van woorden, die we in het dagelijksch leven veelvuldig tegenkomen, steeds een half raden is. Dit is zelfs zóó tot eene gewoonte geworden, dat het ons moeielijk valt elk woord nauwkeurig aan te zien: alle schrijvers weten, hoe veel opzettelijk toekijken noodig is om een drukproef zuiver te corrigeeren! Hoeveel te meer zal dit aanvullen van op zich zelf onvolledige waarnemingen een rol spelen bij de toch altijd zeer vage indrukken, die de ‘ontvanger’ der telepathische proeven moet trachten thuis te brengen:
Moge het aldus ongetwijfeld noodzakelijk zijn, het bestaan eener radio-psychische energie aan te nemen, zoo zijn wij toch voorloopig gedwongen bij deze gevolgtrekking in hare algemeenheid te blijven staan. De bijzondere eigenschappen dezer energie zijn ons nog ten eenen male onbekend. Het is zelfs volstrekt niet zonder meer aannemelijk, dat zij de hoofdwetten der trilling volgt - bv. die van vermindering der energie per vlakte-eenheid evenredig met het vierkant van den afstand. Al is een andere vorm van stralende energie op het oogenblik moeielijk denkbaar, we betreden hier het grensgebied van het psychische; eene specifiek psychische energie is tot nog toe niet gevallen binnen het bereik van exacte waarneming en meting, en niets is waarschijnlijker, dan dat op dit gebied de verschijnselen aan gansdh andere wetten gehoorzamen, wellicht het begrip ‘wet’ zelve eene wijziging moet ondergaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.Geheel ontbreken echter de verwante verschijnselen en analogieën niet. In het dierenrijk zijn althans eenige onbetwistbare feiten aan te voeren, die een familieverwantschap vertoonen met de telepathie der menschenwereld. Ik zie hier af van de tamelijk vage en moeielijk te controleeren verhalen omtrent honden, die de terugkomst van hun baas zouden hebben bemerkt lang voordat deze binnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 963]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het bereik hunner zintuigen was. Zekere gegevens hebben wij uit het rijk der insecten; sommige vlindersoorten en o.a. ook de fraaie inlandsche kever, het ook aan leeken welbekende ‘vliegend hert’, blijken een voorloopig totaal onbegrijpelijken vorm van waarnemingsvermogen te bezitten. Iedere entomoloog of insectenverzamelaar weet, dat wanneer bij het kweeken dezer insecten een wijfje uit de pop komt, men groote kans heeft een of meer mannetjes van dezelfde soort in de omgeving aan te treffen, ook als deze zeldzaam is of uit de levensgewoonten van het dier moet worden afgeleid, dat zij van verren afstand moeten zijn gekomen. Reukstoffen, veelvuldig door vrouwelijke insecten als sexueel lokmiddel afgescheiden, kunnen hier moeielijk een rol spelen, want de mannelijke dieren komen evengoed aanvliegen, als men het wijfje binnenshuis en nog wel in een gesloten doos bewaart. ‘Straling’ is hier het eenige begrip, dat een schijn van opheldering geven kan, hoe weinig bevredigend dit ook wezen moge, ontbloot van eenige nadere omschrijving. De in den insectenstam vooral bij de mannelijke dieren sterk vertakte sprieten, die een verbazenden rijkdom van vormen vertoonen en toegerust zijn met veelsoortige zenuw-eindorganen, doen ook onwillekeurig denken aan de ‘antennen’ onzer draadlooze telegraphie.
Laat dus onze kennis van het physieke agens zoo ongeveer alles te wenschen over, ook in de kennis der psychische zijde van het vraagstuk zijn wij niet veel verder dan eenige algemeenheden. De physieke en mentale toestand der beide medewerkers is van invloed. Onrust, vermoeidheid, niet-op-zijn-gemak-zijn, lichte ongesteldheid werkt schadelijk, evenzeer afleiding. Veelvuldig gelukken de eerste proeven beter dan de latere, zoolang de belangstelling onverflauwd is; later, als het nieuwtje er af is en men de zaak vervelend begint te vinden, gaat alles veel slechter. De meeningen zijn verdeeld, wat betreft de vraag van wie het welslagen der proeven in hoofdzaak afhangt: van den uitzender of van den ontvanger. Persoonlijk ben ik meer geneigd aan den laatsten te denken. Een bepaalde voorstelling eenigen tijd vast te houden in zijne verbeelding, is voor het meerendeel der meer ontwikkelden niet al te moeielijk; daarentegen is het geen kleinig- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 964]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid, zelfs maar gedurende eenige minuten eigen gedachten te bannen, en innerlijk geheel ‘vlak’ te wezen, vooral niet als men er voor gaat zitten om af te wachten. Het is daarom niet wenschelijk, een experiment langer dan eenige minuten te laten duren. De ontvanger kan zich slechts in zeer vage termen uitspreken over zijne aandoeningen. Hij voelt ‘iets’ aankomen; ‘iets als een trilling’, niet nader te definieeren. Het beeld verschijnt soms plotseling helder en klaar op een donkeren achtergrond, dan weer blijft het vaag, zwevend, plastisch bij de geringste activiteit der eigen fantasie, of wel het bouwt zich langzaam en stuksgewijze op.
Een zekere spontaneïteit, onbedoeldheid en onbevangenheid werkt gunstig; vandaar de schadelijke invloed van een te groote trefkans, die licht tot wikken en wegen verleidt. Meer dan eens heeft een experimentator tot zijne verbazing opgemerkt, dat een plotseling invallende gedachte - het echte impromptu - zelfs als ze slechts een oogenblik in den geest aanwezig was, met verrassende gemakkelijkheid en snelheid de overeenkomstige voorstelling in den ontvanger opwekte. Het is hier dan ook al weer het onderbewustzijnGa naar voetnoot1), misschien de merkwaardigste ontdekking der opkomende 20ste-eeuwsche psychologie, dat de hoofdrol speelt. Het bewuste en opzettelijke is een hindernis. Hoeveel moeite heeft het niet gekost om gedachte-overdraging te verkrijgen op eenigszins grooteren afstand, en hoe sober van inhoud zijn niet de voorstellingen, die worden overgeseind: een getal, een kleur, een eenvoudige figuur. Dit springt te meer in 't oog bij een vergelijking met de spontane gevallen, waar in den regel een sterke emotie van den uitzender de oorzaak is der communicatie. Hier wordt om zoo te zeggen in één moment de geheele voorstellingsinhoud van den uitzender in het brein van den ontvanger uitgestort.
Tenslotte heeft aldus, na harden strijd, hierin het veelgesmade ‘psychisch onderzoek’ een belangrijke overwinning behaald. Dat eene dergelijke ontdekking, die wat hare belangrijkheid betreft, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 965]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkelijk moeielijk te hoog kan worden aangeslagen, nochtans zoo betrekkelijk weinig is doorgedrongen en nog steeds op hare volledige erkenning wacht, ligt voorzeker in de eerste plaats aan de onberekenbaarheid van het verschijnsel. Het is maar niet eventjes te demonstreeren, en vereischt geduldig en langdurig onderzoek, terwijl de resultaten dan nog in den regel, gemengd met een belangrijk aantal mislukkingen, weinig suggestief zijn. Maar bovendien aan wat men hare ‘onvruchtbaarheid’ zou kunnen noemen. Ofschoon ik in geen enkel opzicht meega met hen, die in de vruchtbaarheid eener theorie het kenmerk harer waarheid zien, of zelfs de verwarring zoover drijven deze beide begrippen aan elkaar gelijk te stellen (pragmatisme), zal ik nochtans niet betwisten, dat de erkenning eener waarheid, den ingang dien zij vindt in het denken eener generatie ten nauwste samenhangt met hare vruchtbaarheid. Welnu, de telepathie is nog steeds onvruchtbaar; niet alleen dat zij in de praktjik niet toepasselijk is, maar zij staat nog altijd te geïsoleerd;, is nog te weinig organisch ingeschakeld in het geheel der bekende verschijnselenwereld. Toch belooft de toekomst in dezen veel. De wetenschap der psychologie is niettegenstaande hare snelle ontwikkeling de kinderschoenen niet ontwassen. Nog steeds waagt zij zich niet in het duister gebied der ‘psychische verschijnselen’, vol valkuilen en klemmen voor hare wankele voeten, al staat zij sinds lang hunkerend aan den ingang. De vruchtbaarheid der telepathische theorie ligt grootendeels op nog onontgonnen terrein. Eeuwen lang stelde men zich tevreden het onnoozele experiment met het gewreven barnsteen, dat stroohalmpjes aantrok, te herhalen, en daaraan zeer weinig vruchtbare beschouwingen vast te knoopen. Dat dit heusch niet lag aan de onbelangrijkheid der natuurkracht, die hier werkzaam was, daarvan getuigt zoo ongeveer de geheele moderne ontwikkeling der techniek en der nieuwere theoretische physica. |
|