De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 922]
| |
De hoofdkwestie van den Bartholomeusnacht door H.J. Schouten.De hoofdkwestie van den Bartholomeusnacht, of, zooals de benaming óók luidt: van de Parijsche Bloedbruiloft, is niet: hoe vele duizendenGa naar voetnoot1) in dien nacht en in de volgende weken in Frankrijk vermoord zijn, noch ook: of Karel IX al dan niet op zijne vluchtende onderdanen geschoten heeft, maar deze: was de moord een uiting van plotseling opnieuw ontvlammenden godsdiensthaat, opgewekt door den aanblik van de leidslieden der Hugenooten, dan wel de uitvoering van een langberaamd plan van Catharina de Medicis en hare bondgenooten, dat zij zelfs voor den koning geheim had gehouden? Wij zullen zien, dat dit laatste het geval was. En terwijl het dan van den kant van Philips II, Alva en den Paus eene uiting was van godsdiensthaat, en bij de hertogen de Guise, indien zij er van geweten hebben, bovendien van persoonlijke vijandschap tegen admiraal de Coligny,Ga naar voetnoot2) was het bij Catharina niets anders dan eene daad van binnenlandsche politiek. Het was dezer ongeloovige en ontuchtige vrouw volmaakt onverschillig wat men geloofde; had zij in de partij der Hugenooten steun voor hare heerschzucht gevonden, zij zou ze krachtig beschermd hebben, maar nu zag zij er eene concurreerende macht voor haar in, die haar kon beletten Frankrijk te regeeren met haren zoon als marionet. Hare hemelhooge schuld wordt er niet minder om; in- | |
[pagina 923]
| |
tegendeel, want de anderen handelden althans in de overtuiging, dat zij ter eere Gods die massa-moorden begingen. Van Roomsche zijde hebben de geschiedschrijvers nooit iets willen weten van een voorafberaamd plan, tenzij wellicht Brantôme en Lafuente, zooals we zullen zien, en van Protestantsche zijde had men steeds die overtuiging (er Karel IX echter ten onrechte in betrekkende), doch als bij intuïtie, want het onwedersprekelijk bewijs hiervoor werd pas in 1881 door Prof. M.F. Combes ontdekt. Vóór genoemd jaar was geen enkel document bekend, waaruit bleek, dat er op de samenkomsten te Bayonne in 1565 een besluit was genomen, ja integendeel: uit de door Ch. Weiss gepubliceerde ‘Papiers du Cardinal de Granvelle’ (9 deelen 1844-1852) bleek duidelijk, naar het scheen, dat men Catharina niet had kunnen overhalen. De Engelsche priester John Linguard schrijft in deel IV zijner ‘History of England’ (8 deelen, 1819-1830), dat hij zelfs vermoedens ongeoorloofd acht, want dat de geheime brieven van Salviati, nuntius van den Paus te Parijs, slechts melding maken van de verwonding van de Coligny, bij den eersten moordaanslag, en van woede en vrees, onvoorziene beletsels en plotselinge besluiten. Ook Mackintosch spreekt er over in zijne ‘History of England’, en verheugt zich, dat een belangrijk feit kon worden vastgesteld: geen voorafberaamd plan. Fr. L.G. von Raumer spreekt op dezelfde wijze in zijne ‘Geschichte Europas seit dem Ende des 15. Jahrhunderts’ (8 deelen, 1832-1850). Linguard is het uitvoerigst tegen de destijds nog onbewezen bewering: ‘afspraak’, en acht het vermoeden te zijn voortgekomen uit het feit der aanwezigheid van Alva, den fanatieken ketterhater, die zich, volgens den betrouwbaren schrijver Van Reyd, beroemde in vijf jaren meer dan 18.000 Nederlanders op 't schavot gebracht te hebben.Ga naar voetnoot1) Het vermoeden is evenwel zeer oud. Te Bayonne was nl. óók aanwezig de geschiedschrijver Brantôme, nl. Pierre de Bourdeille, abt en heer van Brantôme. In deel II van zijn ‘Vie de Cathérine de Médicis’ (Zie: ‘Oeuvres Complêtes du Seigneur de Brantôme’, Paris 1822) uit hij geen enkele beschuldiging tegen Catharina, maar tegen ‘drie of vier anderen, die ik wel zou noemen, die | |
[pagina 924]
| |
vuriger waren dan zij en die haar sterk aandreven’. Combes beweert, dat hij de hertogen de Guise bedoelde, doch uit niets blijkt, dat dezen met het hof waren medegereisd, zoodat ik deze veronderstelling schuif op het feit hunner vijandschap tegen de Coligny. Dat de Guises Catharina herhaald tot kettermoord hebben aangespoord, is a priori aan te nemen, doch dan deden ze het onafhankelijk van de afspraak te Bayonne, en het is dan ook niet waarschijnlijk, dat Catharina aan deze concurrenten van hare heerschzucht de door de aanwezigen zoo zorgvuldig geheim gehouden afspraak medegedeeld heeft. Stel eens, dat zij zich vergenoegd hadden met den dood van de Coligny en, hun onschuld daaraan betuigend, bij de Hugenooten steun hadden gezocht tegen Catharina! Het komt mij dus voor, dat hij Philips II, Elizabeth, diens derde vrouw en dochter van Catharina, Alva en den Paus bedoeld heeft. Overigens bedenke men, dat Brantôme een hoveling was. En verder stellen wij de vraag: was hij bij degenen, die, zooals we zullen zien in een brief van Philips, op uitdrukkelijk verzoek van Catharina hare plechtige belofte aanhoorden? Ook schijnt het mij toe, dat de Spaansche historicus Modesto Lafuente in zijne ‘Historia general de Espano’ (29 deelen 1850-1867) een oud vermoeden kende. In deel VII schrijft hij: ‘Het gerucht ging, dat men in deze samenkomsten van Bayonne besloten had tot nieuwe Siciliaansche Vespers tegen de Hugenooten van Frankrijk.’ Wel was hij niet zoo gelukkig als Combes, die in hetzelfde staatsarchief het bewijs vond, maar mij dunkt, hij moet dan toch andere stukken ontdekt hebben, waaruit bleek, dat destijds een gerucht van afspraak ging. En men zorgde er wel voor, dat het gerucht ten zuiden van de Pyreneën en de Alpen bleef! Zelfs aan den Paus werd uitdrukkelijk verzocht er niet over te schrijven! De reeds genoemde ontdekking van Weiss, die de historici in beroering bracht, omdat ze ten deele op die samenkomst betrekking had, stelde als vaststaande: geen afspraak, want Catharina was niet over te halen tot het besluit van een massa-moord. Rosseeuw Saint-Hilaire wijst er op in zijne ‘Histoire d'Espagne’, en wel in deel IX ‘Cathérine de Médicis et Philippe II’. Op blz. 18 zegt hij: ‘men weet nu zonder twijfel uit de brieven van den hertog van Alva (aan Philips), dat men van Catharina geen enkele formeele belofte kon loskrijgen.’ Alva was ten einde raad! Wat aan te | |
[pagina 925]
| |
vangen met zoo'n wufte vrouw, die maar (zij het dan ook met politiek doel) sprak over het uithuwelijken der wederzijdsche koningskinderen, waarbij er een was, die nog jonger was dan de vijftienjarige Karel IX? De groote ontdekking geschiedde door M.F. Combes, hoogleeraar in de Geschiedenis te Bordeaux. Met grooten moed en volharding, als onder de leus: ‘ik moet het vinden’, hoewel Lafuente aldaar en Weiss elders het niet gevonden hadden, toog hij naar Simancas en zocht, daarbij geholpen door zijn kennis van de Spaansche taal, onvermoeid totdat hij de lias ontdekte, waarin de brief, die hem van blijdschap ontroeren deed: onwedersprekelijk bleek, dat Catharina zich ten slotte tòch had laten overhalen, mogelijk - want wij weten niet hoe Alva slaagde! - door haar te wijzen op haren geloofsplicht, waarbij zij bezwaarlijk kon zeggen, dat zij ongeloovig was, en door haar voor te rekenen, dat zij van de Hugenooten geenerlei steun voor hare politiek te wachten had. Hij las zijne ontdekking voor in de Sorbonne voor eenige aldaar verzamelde wetenschappelijke vereenigingen, en gaf in 1882 zijn boekje uit: ‘L'Entrevue de Bayonne de 1565 et la question de la Saint-Barthélemy, d'après les archives de Simancas’. Paris, G. Fischbacher, 49 bladz. op Holl. papier, f 1.65. Dit boekje schijnt in ons land beiderzijds vrij wel onbekend te zijn, zooals ik nog in 1914 bemerkte bij gelegenheid eener polemiek in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’, waarin het eenige bewijs voor het feit van de afspraak niet genoemd werd. Ik wil er dus de aandacht op vestigen, want het is voor dit onderdeel der Geschiedenis van eminent gewicht wegens alles, wat uit de Bloedbruiloft gevolgd is, niet alleen voor de kerkgeschiedenis (trouwens: wie zou haar kunnen uitwippen uit de wereldgeschiedenis!), maar ook wegens de buitenlandsche politiek, en dus ook voor onze eigen historie, want de moord baarde hier wantrouwen tegen Frankrijk als bondgenoot tegen Spanje. Wat is er dan te Bayonne geschied? In de eerste plaats willen wij weten wie er waren. Niet - men merkt het reeds op uit het vermeldde feit, dat Alva schriftelijk verslag deed aan Philips II - de persoon, dien men er in de eerste plaats zou verwachten, reeds uit hoffelijkheid tegenover zijn schoonmoeder. Hoewel een der aanwezigen, Montluc, hem ‘uit naam van den godsdienst’ drin- | |
[pagina 926]
| |
gend verzocht had te komen, bleef hij zulks weigeren. Dat hij wegbleef en zijne derde gemalin, Elisabeth, de dochter van Catharina, alléén liet gaan, wordt door historici toegeschreven aan vrees voor de spotzucht van het dartele hof van Catharina, want mèn wist, dat de veertigjarige vorst zeer naijverig was op zijne mooie twintigjarige vrouw. Hij zond den hertog van Alva als gevolmachtigde. En Catharina had haren zoon, den vijftienjarigen Karel IX, meegebracht, die uitstekend door haar onderwezen was in het geven van voorzichtige antwoorden, zooals wij terstond zullen zien: een door ondervinding bezadigd geworden vorst had niet beter kunnen spreken. Verder waren er beiderzijds mannen van invloed en positie, met wie door Philips gecorrespondeerd werd. Combes vond nl. brieven van Philips II aan den grootcommandeur van Castilië, aan Francès de Alava, zijn vertrouwden vriend, die door hem bij den voornaam wordt genoemd, aan Juan de Ancuna, kapitein-generaal van de provintie Giuspuzcoa, en alcade van Fontabarie, die de samenkomst had voorbereid, aan kardinaal Pacheco, gezant van den Paus, en aan Catharina, verder brieven van Alva en kardinaal de Granvelle aan Philips, en den beslissenden brief van Juan de Ancuna aan Francesco de Eraso, minister van Philips. Men wordt als overstelpt door de gedachte: ‘belangrijk!’ Allereerst is dat reeds het geval met het gesprek, waarin Alva zijn eerste poging tot bewerking van Catharina deed. Hij wist, dat hij een moeilijk werk te verrichten had, want het was bekend, dat Catharina niet zou kunnen scheiden van haren vertrouwden raadsman, den kanselier De l'Hôpital, hoewel deze, behoorend tot de fractie der ‘philosophen’, sterk verdacht werd van ketterij (doch ten onrechte). En ook hij moest, zoo mogelijk, als slachtoffer van godsdiensthaat vallen! Elisabeth zou Alva helpen! Bij haar woog niet het zwaarst: dat hare moeder Frankrijk zou regeeren, maar: de uitroeiing der vervloekte letters. Zij was, zooals hare moeder haar dan ook verweet, geheel ‘eene Spaansche’ geworden. Het navolgende gesprek had er plaats (naar de ontdekking van Weiss). Hoe éénig belangrijk, dat men dit nog na eeuwen letterlijk weet en het als 't ware in gedachte bijwoont! Alva tot Karel IX: ‘Sire, gij moest de wapens opvatten tegen de Protestanten.’ | |
[pagina 927]
| |
Karel: ‘Ik heb geen zin mijn rijk te gronde te richten.’ Alva tot Catharina: ‘Ik weet wat U terughoudt, Mevrouw; het is de Kanselier De L'Hôpital. Er is niets goeds te beginnen met dezen Hugenoot.’ Catharina: ‘Dat is hij niet.’ Elisabeth: ‘Zeker, moeder, dat is hij; hij was het vóór mijn vertrek uit Frankrijk, en ieder wist het.’Ga naar voetnoot1) Catharina: ‘Mijne dochter, gij zijt eene goede Spaansche geworden.’ Elisabeth: ‘Dat is mijn plicht. Gij moet den Kanselier wegzenden.’ Catharina: ‘Nooit.’ Alva tot Catharina: ‘Maar volg ten minste de besluiten van het Concilie van Trente op.’ Catharina: ‘Mijnheer, in Frankrijk staan de zaken anders dan in Spanje. Ik zal de bisschoppen bijeenroepen, de staatsraden, de leden van het Parlement, en wij zullen zien.’ Alva: ‘Maar de ketterij maakt de grootste vorderingen.’ Catharina: ‘Integendeel, wij winnen terrein, en, zoo gij wilt, laten wij een verbond sluiten, en wel met den keizer van het Duitsche Rijk als bondgenoot.’Ga naar voetnoot2) Alva: ‘Maar het Protestantisme is slechts eene secte van schelmen, een schurkenstreek, en indien de koning van Frankrijk soms zijn koninkrijk wil verliezen, heeft de koning van Spanje geen lust het zijne te verliezen (waarmede hij de Nederlanden bedoelde). Er zijn twee middelen om het kwaad uit te roeien.’ Hier zette Catharina groote oogen op en luisterde zij met aandacht, want wat Alva haar ging voorstellen was afgesproken met den maarschalk de Montluc, den hertog de Montpensier en den kardinaal de Bourbon. ‘Die middelen, Mevrouw, zijn deze: 1e. bevel geven aan de gouverneurs der provinties, die allen de zaak zijn toegedaan, op twee na, om onmiddellijk de predikanten en de begunstigers van deze schelmerij te verdrijven, 2e. ten slotte onthoofden, doch slechts een vijf- of zestal, die ik ken.’ | |
[pagina 928]
| |
Catharina gaf hierop geen antwoord. De volgende dagen was zij over dit onderwerp niet te spreken, tenzij in haar eigen verblijf, doch niet in het huis, waar het Spaansche Hof vertoefde. Zij sprak slechts van huwelijken, en zeide op een dier dagen: ‘ziedaar het geneesmiddel voor de kwaal, een inniger band tusschen de katholieke hoven,’ en in het kleine kamertje, waar zij was, keerde zij zich om en zag naar het feest op de markt. Grooter onverschilligheid was haast niet mogelijk. Alva was wanhopig; hij was op het punt Catharina aan haar lot over te laten, en roerde het onderwerp in zijn laatsten brief niet eens meer aan. Doch daarna besloot hij blijkbaar te volharden en - hij slaagde. Hoe hem dit gelukte is niet bekend, maar het feit staat vast. Dit bewijst de ontdekking van Combes. Op 4 Juli, toen het Spaansche Hof reeds te St. Sebastiaan, op den terugkeer was, schreef nl. Frances de Alava aan Francesco de Eraso het navolgende: ‘Doorluchtigste Heer! De hertog van Alva zal aan Zijne Majesteit en aan Uw Heerschap mededeelen, waartoe met deze Allerchristelijkste KoninginGa naar voetnoot1) besloten is. Indien het ten uitvoer wordt gebracht, zal het een groote dienst zijn voor God en voor den Koning, onzen Heer. Ik ben bevreesd wegens de onrust, die zij, naar ik bemerk, soms heeft, en omdat ik voorzie, dat men deze ketterhoofden moet martelen, en anderen, die het zijn, zonder er den naam van te hebben.Ga naar voetnoot2) Het is voor God en voor Zijne Majesteit, dat de overwegingen worden neergelegd, welke Uw Heerschap, in zijne groote voorzichtigheid, van gewicht kan maken, opdat dit voorstel worde opgevolgd en bevorderd worde. Hetgeen vooral moet helpen, is de tevredenheid, die Hare MajesteitGa naar voetnoot3) toont in haren ijver voor de volvoering van de onderneming. Als een christelijk vazal en dienaar van Zijne Majesteit, herinner ik aan Uw Heerschap de hooge plaats, waarin God U heeft gesteld. Ook smeek ik U, omdat de gelegenheid zich aanbiedt, dat Uw Heerschap | |
[pagina 929]
| |
ijvere in deze zaak, zooals ik zelf dit versta; ik zou onrecht doen aan het vertouwen, dat ik in haar stel. Dat Onze Heer de doorluchtigste persoon van Uw Heerschap en den Staat beware. Sint Sebastiaan, 4 Juli 1565. Doorluchtigste Heer, D. Frances de Alava kust de doorluchtigste handen van Uw Heerschap.’
Professor Combes noemt dit briefje: ‘verpletterend’ en beefde van ontroering, toen hij het vond, want het bewijs voor de eeuwenlange overtuiging: ‘vooraf beraamd’ was nu gevonden! Zelfs door de ontdekking van Weiss, hoe belangrijk ook, was de vraag, waarover zoo lang gestreden was, niet opgelost, en wel doordat Alva in zijne brieven aan Granvelle de geheime afspraak verzweeg. Een zéér lange brief van Philips aan Karinaal Pacheco, gedateerd op 24 Augustus, vult het briefje van Frances de Alava aan. Na allerlei andere onderwerpen van gewicht behandeld te hebben, schrijft Philips als volgt:
‘Eenige dagen geleden heb ik U geschreven over de samenkomsten van de Koningin, mijne vrouw, met de Zeer-Christelijke Koningin: zij hadden tot doel te voldoen aan het verlangen, dat beiden hadden om elkander te ontmoeten, en om te genieten van de teedere toegenegenheid, die er zijn moet, en die er gewoonlijk is, tusschen eene dochter en eene moeder. Bovendien, nu zij zich aldus vereenigd zagen, en om eenige vrucht van deze samenkomsten te hebben, bracht men twee voorname punten ter sprake, namelijk: het geneesmiddel voor de zaken van den godsdienst in dit koninkrijk, de aanvaarding en uitvoering van het concilie van Trente. Op het eerste punt antwoordde de Koningin-Moeder, dat men er reeds op bedacht was, dat men reeds veel vorderingen gemaakt had door de reis, die zij en de Koning, haar zoon, gemaakt hadden; dat zij langzamerhand bevelen gaven voor het geneesmiddel en dat men nog steeds terrein won. Hierop werd geantwoord, dat men door de langzaamheid, waarmee men nu alles deed, integendeel zag, dat men terrein verloor inplaats van dat te winnen, en over de vraag om te weten, of het zoo was of | |
[pagina 930]
| |
niet, waren er vele vragen en antwoorden. Men vreesde steeds, dat alles, wat op dit punt geschiedde, slechts strekte om hen de wapens te laten opnemen, een maatregel, welken men beschouwde als de verwoesting en den ondergang van dit koninkrijk. Men liet het hen als met de hand grijpen, zóó, dat het niet ontkend kon worden, dat men op den weg, dien men ging, steeds terrein verloor en dat het noodig was een anderen te nemen. Men toonde hun duidelijk aan, dat het mijne bedoeling en mijn verlangen was de zaken van den godsdienst in dit koninkrijk geregeld te zien, en den koning er genietend van eene algeheele gehoorzaamheid. Op dit punt werd de Koningin-Moeder overtuigd en zij besloot zeer beslist een geneesmiddel te willen aanwenden voor deze zaken van den godsdienst, en voor eenige harer katholieke raadsleden, voor den hertog van Alva en Don Juan Manrique, die zij tegenwoordig wilde zien, bood zij aan de Koningin, mijne vrouw, om voor dat alles een korter geneesmiddel aan te wenden; dat zij niet meer redenen van uitstel om het te doen zou aanvoeren nadat zij de reis, die zij nu had aangevangen, zou hebben voltooid, en dat zij het daar wilde zeggen, voor zoovele personen, om meer verzekering harer oprechtheid te geven. De Koningin, mijne vrouw, is tevreden met zulk eene beslissing, omdat men gemakkelijk begrijpt, zonder dat er de minste twijfel is, dat op den dag, waarop men het geneesmiddel zal willen aanbrengen, de zaak in orde is. Dit besluit werd zóó geheim gehouden, dat niemand anders het hoorde dan de personen, die tegenwoordig waren. Indien het gehoord ware door anderen, zou er voor het geneesmiddel eene moeielijkheid zijn, even groot als er gemakkelijkheid is bij het geheim-blijven, zooals men begrijpt. Zijne Heiligheid zal het wel aan niemand mededeelen, zelfs niet aan de Zeer-Christelijke Koningen zeivenGa naar voetnoot1), opdat zij zich niet kunnen beklagen en voor voorwendsel nemen dat, aangezien de zaak ontdekt is, men hen verhindert het geneesmiddel toe te passen.’
Aldus was men verzekerd, dat Catharina zou doen wat men zoo vurig verlangde: de ketters uitroeien, want, doordat zij om politieke redenen steeds dubbel spel speelde en naar twee zijden een welwillend aangezicht toonde, zou men ten einde raad zijn, indien zij | |
[pagina 931]
| |
hardnekkig een nieuwen burgeroorlog weigerde. Zoo'n burgeroorlog kon bovendien óók ten voordeele van de Hugenooten en hun religieuse of politieke bondgenooten eindigen, zoodat reeds de zekerheid, waarmee Philips verklaart, dat het geneesmiddel zal helpen op denzelfden dag, waarop het zal worden toegepast, bewijst dat er iets ontzettends was afgesproken, en wel iets anders dan een burgeroorlog. Zelfs voor den jongen koning en zijne broeders moest de zaak geheim gehouden worden, ten einde hen, naar het voorschrift van Machiavelli, plotseling voor de uitvoering van een lang afgesproken plan te plaatsen en als bij overrompeling hunne toestemming en hulp te verkrijgen. Sinds ging Catharina met vasten tred af op de volvoering van het afgesproken plan, waartoe nog eene geschikte gelegenheid gezocht moest worden, die men weldra vond in het lokken van den Protestantschen adel en alle hoofden der Hugenooten naar Parijs om daar, naar zij dachten, bij het huwelijk van Catharina's dochter met den koning van Navarre, de door de Protestanten zoo vurig gewenschte verzoening met de Roomschen tot stand te brengen. Eerst werden Michel de l'Hôpital en zijne vrienden ter zijde geschoven, daarna begonnen de massa-moorden in de Zuidelijke Nederlanden, en weldra kon de Spaansche koerier in een snel-reis van zes dagen en nachten aan zijnen vorst het heuchelijke feit gaan mededeelen, dat het te Bayonne ontworpen plan heerlijk geslaagd was. Karel IX stierf te midden der onlusten. Hij werd bestormd door sombere verschrikkingen en meende in de lucht verzuchtingen te hooren, ontwaakte plotseling en sprong dan overeind, terwijl het bloed uit al zijne poriën geperst werd. Zijne voedster, eene Hugenoote, voor wier redding hij terstond gezorgd had, evenals voor die van den chirurg Ambroise Paré, verpleegde hem. Pierre de l'Etoile zegt in zijn ‘Journal des choses advenues durant le règne de Henri III’ dl. I (eerste uitgave 1621) over dat sterfbed wat hier volgt, als besluit van dit artikel:
‘Twee dagen voor zijn einde had hij zijne voedster bij zich, van welke hij veel hield, hoewel zij Hugenoote was. Toen zij zich op een koffer had gezet en begon te dommelen, hoorde zij den koning klagen, weenen en zuchten en naderde zeer zacht het bed, en de | |
[pagina 932]
| |
koning, zijn deken van zich werpende, begon tot haar te zeggen, terwijl hij diep zuchtte en zoo sterk weende, dat zijne snikken zijne woorden onderbraken: “Ah! mijne voedster, mijne vriendin, mijne voedster, hoe veel bloed en hoe vele moorden! Ah! dat ik een slechten raad gevolgd heb! O! mijn God, vergeef ze mij en betoon mij medelijden, indien het U behaagt! Ik weet niet hoe ik het heb. Wat zal ik doen? Ik ben verloren. Ik zie het wel.” Toen zeide de voedster tot hem: “Sire, laten de moorden zijn voor rekening van hen, die ze U deden volbrengen. En omdat Gij er geen toestemming aan hecht en er berouw van hebt, geloof, dat God ze U niet zal toerekenen en ze bedekken zal met den mantel der gerechtigheid van Zijnen Zoon, tot Wien alleen Gij Uw toevlucht moet nemen.” En hierop, nadat zij hem een zakdoek gebracht had, omdat de zijne geheel nat was van tranen, gaf Zijne Majesteit, nadat hij die uit hare hand had aangenomen, haar een teeken om heen te gaan en hem te laten rusten.’
Amsterdam, 30 November 1917. Geschreven als ‘nabetrachting’ op het vierde eeuwfeest der Kerkhervorming. |
|