gevallen koopt men immers kunst niet uit liefde, niet uit lust om te bezitten en te genieten, doch als geldbelegging. Wie nu weet beter welk schilderij zijn geld waard is, en later meer zal kunnen opbrengen, misschien, wie weet, het tienvoudige, - dan de kunsthandelaar? Hij zal het natuurlijk niet ronduit zeggen, maar met diplomatie en handelszin kan men het wel van hem te weten komen. Zoo volgt tusschen twee oorspronkelijk aan het ontstaan van het kunstwerk onschuldige partijen een gemarchandeer, een geredeneer, een werken met krachttermen en een kramerij met wijsheden, een keuren van ‘kwaliteit’, die geheel buiten kunst en kunstwerk omgaat. De laatste is in dat stadium gewoonlijk reeds belangeloos: zijn werk is het eigendom van den kunsthandelaar. Het zal vervolgens het bezit zijn van den liefhebber-speculant, die op zijn beurt den prijs wel weer weet te vermenigvuldigen; en die, verkapt kunsthandelaar als hij is, de levende verontschuldiging is voor den handelsman, die althans door iedereen als zoodanig wordt erkend.
De machtspositie van den kunsthandelaar heeft den laatsten tijd eenigszins geleden. Er is niet meer een uitgesproken mode, er is geen vaste vraag meer uit Amerika. De tijden zijn voorbij, waarin hij achter op een schilderij van een meester uit de Haagsche school of een navolger daarvan 3 X krabbelde, om te kennen te geven dat een dergelijk onderwerp driemaal besteld was. De grootste winsten worden met oude kunst gemaakt, waarnaar altijd vraag is, omdat deze geldbelegging het veiligst is, de waardeering niet zoo meer wisselt.
Ik heb tot nog toe alleen gesproken van den kunsthandelaar als kooper en verkooper, en van de verhouding die dan ontstaat, waarbij de schilder van zijn werk afstand heeft gedaan, geen risico meer loopt en ook niet meer profiteert van een stijging der prijzen. Het artikel in ‘De Wiekslag’ behandelt echter het andere geval, waarbij de kunsthandelaar eigenlijk meer makelaar is, en tegen een zeker percentage het werk van den schilder verkoopt, zonder iets voor zijn eigen rekening te nemen. Dit is de gewone gang van zaken bij de meeste tentoonstellingen van moderne schilderijen in kunsthandels.
Nu komt de zaak hierop neer dat de kunsthandelaar bij zulk een gelegenheid handelaar blijft; dat zijn eigen voorraad in zijn zaak aanwezig blijft, en dat het zijn belang is, dien voorraad van de