De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 779]
| |
Tooneel.
Een met groote zorg en fijngevoeligheid gemeubelde tuinkamer in een zeer groote villa.
Achtergrond groote tuindeuren, met uitzicht op een sonbelichten tuin. Een ruim bordes er achter.
| |
Eerste tooneel.
Aristide zit, in 'n ruime, fraaie stoel gedoken, te luisteren en te droomen met gesloten oogen.
Op het bordes speelt een kwartet van cello, 2 violen en harp, een werk van Beethoven.
In de kamer brandt wierook.
Aristide is gekleed in zwart jacquet pakje; in 't knoopsgat 'n paarse anjelier.
Zijn gelaat is opvallend bleek, zoo dat zijn oogen zeer groot schijnen. Hij heeft op den bovenlip de schaduw van een 17e-eeuwsch snorretje. De scheiding van zijn reeds grijzend haar ligt in 't midden van zijn hoofd.
Zijn boord is niet omgeslagen en niet te hoog. Zijn dasje is donkerpaars; met 'n diamanten speld. Zijn handen zijn zeer bleek. Hij draagt lakschoenen.
| |
[pagina 780]
| |
Tweede tooneel.
Aristide - Kamerdienaar - daarna Meisje.
Kamerdienaar:
Komt voorzichtig van achter op. Is in Fransch uniform van lakei: Grijs-zwart; zwarte knoopen, witte das, hooge boord, witte handschoenen, glad gezicht. Wacht even bij de deur, met zilveren blad in de hand. Gaat naar links, achter, om gezien te worden door Aristide.
Blijft daar staan wachten.
Het kwartet speelt door.
Aristide:
ziet even op en bemerkt den kamerdienaar. Sluit zijn oogen weer en luistert.
Kamerdienaar wacht.
Aristide wenkt hem nader te komen.
Kamerdienaar gaat tot Aristide, voorzichtig, om de muziek niet te storen.
Aristide leest 'n papiertje wat opgevouwen op het zilveren blad lag. Laat 't op den grond vallen. Zucht.
Kamerdienaar raapt 't op, legt 't weer op 't blad; neemt vragende houding aan.
Aristide knikt toestemmend. - Kamerdienaar buigend rechts af.
Kwartet speelt rustig door.
| |
Derde tooneel.
Aristide - Kamerdienaar - Jansen.
Aristide:
(luistert naar de muziek. Let weinig op Jansen, als die binnenkomt. Kamerdienaar brengt hem binnen, schuift 'n stoel bij, tegenover Aristide, daarna af.)
Jansen:
(ziet boos om zich heen, met iets in z'n houding van den proletariër, die maling aan de woning van 'n aristocraat heeft. Hij wil gaan spreken. Hij rookt.)
Aristide:
(beduidt hem, te zwijgen en wijst met het hoofd naar het kwartet.)
Jansen:
(onrustig, doet als iemand, die met die onpractische fratsen niet te maken wil hebben.)
Aristide:
(ziet hem koud en onverschillig aan. Sluit daarna de oogen en luistert.)
| |
[pagina 781]
| |
Jansen:
Ik.... ik ben hier gekomen, meneer, namens de....
Aristide:
St. St., meneer Jansen. Beethoven spreekt!.... Nog eenige maten!
Jansen:
(ziet op zijn horloge en maakt de beweging van: ‘kan 't mij schelen’)
Ja, maar....
Aristide:
St! - St! -
Jansen:
(rookt sterk. Hij doet als 'n nijdige zakenman.)
Aristide luistert. Jansen rookt.
Het kwartet eindigt het werk.
Twee lakeien komen achtergrond op en wachten. Aristide geeft 'n wenk. Lakeien schuiven de gordijnen toe voor de tuindeuren.
Aristide:
(drukt op 'n knop en belt. Kamerdienaar binnen.)
Aristide:
Neem die.... sigaar van meneer.... Jansen mee.
Jansen:
(boos)
M'n sigaar?
Aristide:
Ja meneer.... die riekt afschuwelijk.
Kamerdienaar:
(komt met aschbak bij Jansen.)
Jansen:
Zoo?....
(legt de sigaar in aschbak. Ergert zich.)
Kamermeisje:
(lieftallig en grenzeloos beschroomd, zoowat 16 jaar, in groen en wit, komt met een glas champagne, eenige sigaretten, en 'n paar koekjes op 'n zilveren blad binnen. Gaat naar Aristide en biedt hem een en ander aan.)
Aristide:
(ziet haar aanmoedigend aan. Neemt het glas en 'n koekje en proeft van beiden.)
Jansen:
(na lang nijdig aarzelen.)
Ik kom namens de vereeniging....
Aristide:
(zonder op Jansen te letten.)
Zacht maar, lieveling.... je hartje klopt van verlegenheid.... Ben je bang?
Meisje:
(knikt: Nee!)
Aristide:
Ben je gelukkig?
Meisje:
(knikt toestemmend.)
Jansen:
Ik kom....
Aristide:
Nog even wachten.
Jansen:
Ja, maar.... ik....
Aristide:
Hebt u geen tijd om te wachten?
Jansen:
(onverschillig.)
Jawel.
Aristide:
Ik zal eerst m'n ontbijt gebruiken.
(tot 't meisje:)
Je bent dus gelukkig, hartje?
(Meisje knikt bevestigend.)
En ga
| |
[pagina 782]
| |
je nu spelen in 't park en dansen onder de boomen met m'n vriendinnen?
Jansen:
Maar meneer - Ik -
(ziet weer op z'n horloge.)
Aristide:
Ik ben nog niet klaar. Ik heb u noch gevraagd, noch bevolen hier te komen.
(Steekt sigaret op.)
Jansen:
Be-vo-len?
Aristide:
U kunt heengaan, als u dat wilt.
Jansen:
Ja maar.... ik kom namens de vereeniging....
Aristide:
Zeker - zeker - in orde -
(tot meisje.)
Ik kom straks bij jullie. - Ga maar, lieveling,
(kust haar haarvlecht.)
(Meisje beschroomd af. Jansen lacht spottend, als Aristide niet op hem let. - Aristide rookt, ziet het meisje na, dat aan de deur nog even schuchter omkijkt.)
Aristide:
(tot Jansen.)
Wat wenscht u?
(ziet hem niet aan, sluit z'n oogen.)
Jansen:
(geërgerd.)
U kent onze vereeniging: Algemeen Bouwgrond Belang?
Aristide:
Nee, die ken ik niet.
Jansen:
We stuurden u toch onze statuten toe.
Aristide:
Die leest m'n secretaris. Ik lees alleen minnebrieven.
Jansen:
Ja, maar - nu eens zakelijk.
Aristide:
Ik ben niet zakelijk en ik wil 't ook niet zijn.
Jansen:
Dan zal ik 't u vertellen.
Aristide:
Wees kort.
Jansen:
Ik kom de belangen van honderden hier behartigen.
Aristide:
Die belangen gaan me niet aan.
Jansen:
Zoo - zoo!
Aristide:
Het zijn mijn belangen niet.
Jansen:
(verbaasd)
Méént u dàt?
Aristide:
Ik verbied u mij dergelijke vragen te stellen.
Jansen:
Er is moeilijk met u te praten.
Aristide:
Omdat ik zelf zeer weinig spreek, en ik dus óók niet naar anderen wil luisteren, vooral wanneer men over onderwerpen spreken wil, die mij niet aangaan en me dus vervelen.
Jansen:
(kortaf ineens)
Kunnen we die 100 H.A. boschgrond van u koopen?
Aristide:
Koopen? - Ik heb niets te koop. | |
[pagina 783]
| |
Jansen:
Alles is te koop. Wij hebben ze hoog noodig voor de uitbreiding van onze coöperatieve zuivelfabriek.
Aristide:
Wat is dat?
Jansen:
Weet u dàt niet?
Aristide:
Stel me die vragen niet meer.
Jansen:
Onze fabriek heeft land noodig, voor de uitbreiding van onze weilanden.
Aristide:
(sluit de oogen en rookt)
Welzoo?
Jansen:
We zien kans met die 100 H.A. productie en omzet te verdubbelen. We kunnen u f 130.- per H.A. toestaan.
Aristide:
Ik heb niets te koop, zei ik u.
Jansen:
Maar 't belang van onze vereeniging eischt 't.
Aristide:
(glimlacht)
Eischt?....
Jansen:
We betalen u toch - en goed.
Aristide:
Ik behoef uw geld niet. Ik heb meer genoegen van 100 H.A. boschgrond.
Jansen:
Die grond ligt braak.
Aristide:
Ik wil dat zoo.
Jansen:
Maar u gebruikt die grond toch niet? 't Is de allerbeste klei.
Aristide:
Die grond dient voor de spelen van m'n vriendinnen.
Jansen:
En met die flauwigheid houdt u 't brood uit den mond van honderden menschen.
Aristide:
Ik ken alleen de mezelf en de menschen die me genegen zijn.
Jansen:
Maar de maatschappij - de groote maatschappij gebiedt....
Aristide:
(valt hem in de rede)
Uw maatschappij hoeft de last niet op zich te nemen, zich met mij te bemoeien.
Jansen:
Meneer, u is niet op de hoogte van uw tijd.... u volgt de groote beroeringen blijkbaar niet, die in 't laatste tijdgewricht de geheele menschheid begeesteren.
(Breed gebaar.)
Aristide:
Nee meneer, die volg ik niet. Ik heb er geen tijd en geen lust toe.
Jansen:
U leeft niet mee in den grooten strijd van 't zegevierende volk.
Aristide:
Zoo? Strijden ze? En zegevieren ze? | |
[pagina 784]
| |
Jansen:
Uw spot is onverantwoordelijk.
Aristide:
Hebt u me nog meer te zeggen?
Jansen:
Zeker meneer, ik....
Aristide:
Spoedig dan, meneer Jansen, m'n vriendinnen wachten me onder de boomen.
(men hoort verwijderd meisjesgezang)
Luister eens. Dat is toch belangrijker voor mij.
Jansen:
U is niet ernstig.
Aristide:
Zeer, meneer Jansen, zeer - dat kunt u bemerken aan de keuze van mijn genoegens.
Jansen:
Maar u leeft toch niet voor úw genoegen alleen?
Aristide:
Zou u willen, dat ik voor uw genoegen leefde?
Jansen:
Er zijn plichten?....
Aristide:
Neen, meneer Jansen, en ik verkies niet door u op plichten gewezen te worden, waar u de voordeelen van inkasseert.
Jansen:
Dat is beleedigend, meneer.
Aristide:
Dat laat ik aan u over. Ik zeg wat ik denk en ondervind.
Jansen:
Met één menschlievende beweging, kunt u honderden meer en beter te eten geven.
Aristide:
Ik heb ze niet te voeden, en als er broodgebrek is, in de maatschappij waar u zoo warm de belangen van komt behartigen - als er broodgebrek is onder de menschen waar u zoo voor strijdt - en waarvoor u niet bij machte is om dat gebrek te voorkomen, dan kunnen ze zich tot mijn rentmeester wenden.... Er worden jaarlijks eenige duizenden uitgetrokken voor dat buitengewoon eenvoudige doel.
(staat op, gaat naar de tuindeuren en wuift naar buiten; komt terug, gaat naar 'n bloem in een vaas en streelt die. Hij ziet daarbij Jansen koud aan.)
Jansen:
Wij wenschen geen gebedeld brood.
Aristide:
Is dat dan geen brood?
Jansen:
We willen er voor werken.
Aristide:
Werk dan.
Jansen:
We kunnen niet.
Aristide:
Dan niet.
Jansen:
Dan hebben we geen brood.
Aristide:
Eet dan niet.
Jansen:
We kunnen niet leven zonder voedsel.
Aristide:
Ga dan dood. Wat dood gaat heeft geen reden van | |
[pagina 785]
| |
bestaan. Bovendien, gaan de levens van al die millioenen en millioenen medeschepsels mij niet aan.
Jansen:
Het zijn er geen millioenen.
Aristide:
Het zijn er dus enkelen; die uit uw kringetje?
Jansen:
Die om ons heen.
Aristide:
En al die anderen?
Jansen:
Dat is geen redenatie.
Aristide:
Kort gezegd: U komt mij lastig vallen met de belangen van menschen die u en de uwen dienen. U komt een deel van mijn bezit en mijn geluk eischen,.... eischen, verstaat u, alleen voor die menschen, waar u belang in stelt..... U vermoeit me. Is u uitgesproken?
Jansen:
Nog niet.
Aristide:
Haast u dan.
Jansen:
Als u dergelijke dingen in onze omgeving uitsprak, zou men aan uw gezond verstand twijfelen.
Aristide:
Daarom leef ik hier in mijn kring van krankzinnigen.
Jansen:
Juist - u zegt 't zelf.... van abnormalen.
Aristide:
Abnormaal, nietwaar? -
(drukt op schelknop.)
Dat zult u zien, meneer Jansen. Dat zult u zien.
(tot kamerdienaar die binnenkomt.)
Voer meneer uit deze gevaarlijke kring. - Laat meneer uit.
(Kamerdienaar buigt bevestigend.)
Jansen:
De deur uitgezet? Meneer, u gaat ver.
Aristide:
Neen - u gaat ver.... van hier.... u mishaagt me aanmerkelijk....
Jansen:
Is dat dan ook praten?
Aristide:
Zoudt u wenschen dat ik, om u genoegen te doen, anders sprak in mijn huis dan volgens mijn stemming?
(tot kamerdienaar.)
Ga maar.
Kamerdienaar:
(buigend rechts af. - Pauze.)
Jansen:
U verkoopt dus niet?
Aristide:
(glimlacht en rookt.)
Nee.
Jansen:
Bedenkt u zich wel....
(kucht.)
We kunnen u....
(verlegen lachend.)
Aristide:
Wat kunnen ze mij. Meneer Jansen - hebt u nog iets anders misschien? | |
[pagina 786]
| |
Jansen:
Inderdaad meneer. Ik heb opdracht van 't Bestuur van onze Liberale Kiesvereeniging - u 'n candidaatschap aan te bieden voor de Kamer.
Aristide:
Ik ben niet Liberaal.
Jansen:
(lachend.)
Nou ja - liberaal - wat is liberaal? 'n Woord.
Aristide:
Ik ben behoudend - dat hebt u toch wel bemerkt.
Jansen:
We kunnen u gemakkelijk in de Kamer brengen - met onze menschen.
Aristide:
Die honderden waar u juist van sprak?
Jansen:
Wat komt 't er op aan, wie u kiezen?
Aristide:
Ik wil me niet derangeeren - en bovendien zou ik ons district slecht vertegenwoordigen.
Jansen:
(vleiend lachend)
Dat weten we wel beter - u spreekt makkelijk.
Aristide:
Over liefde.
Jansen:
Ik begrijp u niet.
Aristide:
Dat is ook niet noodig. Ik zal me de moeite niet geven me begrijpelijk voor u te maken.
Jansen:
U is de grootste grondbezitter - uw belangen -
Aristide:
Heb ik in de Kamer niet te verdedigen.
Jansen:
Uw invloed - uw naam - de dankbaarheid - of liever de achting van al die....
Aristide:
Honderden
(lacht fijntjes).
Ik zou hun belangen eer tegenwerken. Ik zou bij voorbeeld wel eens zoo kunnen spreken: ‘Mijne Heeren! Wat onze fractie tegen 't voorstel Boon heeft, is de grenzenlooze kortzichtigheid er van. Kan men den minder gegoeden, die zich het volk noemen, slechter van dienst zijn, dan met hun algemeen kiesrecht te geven?
Jansen:
(beweegt zich) Maar....
Aristide:
'n Oogenblik, meneer Jansen. U is daar ook niet voor. Ik weet 't. U is behoudend-liberaal. U is 'n anti-revolutionair die door zijn sociaal-democratische neigingen, Roomsch-Katholieke grondbeginselen huldigt....
Jansen:
(weer 'n nijdige beweging) Maar....
Aristide:
Wilt u soms nu heengaan, of blijft u - omdat u me noodig hebt?
Jansen:
(staat plotseling boos op) Meneer - ik kan niet
| |
[pagina 787]
| |
langer blijven. Ik noem 't onwellevend - onwellevend mij als gast in uw huis zoo ongepast te bejegenen.
Aristide:
U is mijn gast niet.... ik zie u liever niet hier - ik zie u liever heelemaal niet - u maakt me kregel. - Als u gaan wilt?....
Jansen:
(maakt 'n beweging van heengaan - komt echter weer terug) Voor 't laatst meneer, wilt u ons helpen?
Aristide:
Nu spreekt u anders en beter.
Jansen:
Help ons, meneer.... (vat weer moed). Denk aan de minder gegoeden die onder ons staan! Denk aan de welvaart die u ze geven kunt, zonder u aanmerkelijk te benadeelen. Strijd mee in den grooten strijd voor vooruitgang en recht. Leef mee in de machtige beroering die 't nog geknechte volk meemaakt! Stel u in de gelederen van al die vrijheidloozen! Maak u tot een der eersten uit uw kringen, die breken met hun leven van....
Aristide:
(glimlachend) Nu komt 't?
Jansen:
Van buitenstaanders en parasieten.
Aristide:
Gaat op naar de stembus en kiest links. Verhef 't volk uit den poel van slavernij. - Ontruk ze aan de macht der patroons, der uitzuigers. Leer ze mensch zijn, en geen afgestompte zwoegers, die in 't zweet huns aanschijns de kapitalisten in auto's zetten en villa's laten bouwen. Ja, meneer Jansen, ja en nog eens ja, dat is een schoone taak ons van Hooger opgelegd. Algemeen kiesrecht! Achturigen werkdag! Ouderdomspensioen! Voorwaar een schoone taak - voor u!
Jansen:
U zet alles op z'n kop, meneer.
Aristide:
Moet ook! Moet ook! 'n Maatschappij die niet meer op z'n beenen kan staan, moet op z'n kop, boven op z'n kop gepoot worden.
Jansen:
U gaat te ver. Het volk is nog niet rijp voor zooveel rechten.
Aristide:
Nee, meneer, dat is 't niet - u en uw vereenigingen zijn niet vooruitstrevend.... U durft ze geen algemeen kiesrecht te geven, omdat u bang is, dat ze u smoren.
Jansen:
Toch meenen wij 't eerlijk.
Aristide:
Met uw portemonnaie (lacht even). Ik - meneer - ik - ik ben al 10 jaar lid van de S.D.A.P. - Partijgenoot, meneer??
| |
[pagina 788]
| |
Jansen:
Dat kunt u niet meenen.
Aristide:
Wilt u m'n boekje soms zien?
Jansen:
'n Aristocraat - Socialist.
Aristide:
Nee, meneer, 'n socialistische aristocraat (staat langzaam op). Meneer Jansen, u is 'n leugenaar, 'n hebzuchtige snaak, 'n grappenmaker.
Jansen:
Dat zult u me waar maken, voor den kantonrechter.
Aristide:
Daar zult u wel voor oppassen (gaat tot hem). Weet u voor wie u hier gekomen is?
Jansen:
Voor 't algemeen belang.
Aristide:
Een leugen - voor u zelf!
Jansen:
Wel verdomme! (beweging van ingehouden woede).
Aristide:
(schelt - lakei komt binnen - rechts - afwachtend)
M'n eerste secretaris.
Lakei:
(buigend, zwijgend af. Pauze).
Jansen:
Ik ga weg.
Aristide:
Blijf - blijf en luister.
Secretaris:
(buigend van rechts op) Meneer?
Aristide:
Geef 't dossier Jansen even.
Secretaris:
Goed meneer (rechts achter af).
Jansen:
Wat mot dat beteekenen?
Aristide:
Inlichtingen omtrent 'n zekeren J.M. Jansen. Heb ik in laten winnen. Ik wist dat ik u vandaag of morgen te - vernietigen had.
Jansen:
Dat zal jou niet glad zitten, kwajongen.
Aristide:
Rooken?
(biedt sigaret aan, neemt er zelf een, steekt die op).
Jansen:
Merci - voor jouw rommel.
Secretaris:
(rechts achter op - met dossier - in karton - wacht) Als 't u blieft.
Aristide:
Lees eens voor. Eerste pagina. Secretaris
(leest) J.M. Jansen, grondeigenaar, grondspeculant. Directeur-president Coöperatieve Zuivelfabriek ‘Amicitia’, salaris f 8000.-, 15% winstverdeeling fabriek en bedrijf; wil bouwgrond koopen à f 130 de H.A. en die inbrengen à f 200.-. Verdienste f 70.-.
Aristide:
Genoeg - dank u - ga maar. (Secretaris buigend, rechts achter af). Wilt u nog meer weten?
| |
[pagina 789]
| |
Jansen:
U begrijpt den handel niet.
Aristide:
Wilt u nog meer weten, vroeg ik.
Jansen:
De heele rommel laat me koud. Bezjoer! (wil achter rechts gaan - komt terug). Nog één ding heb ik vergeten.
Aristide:
Uw portefeuille?
Jansen:
Neen, de lokaalspoor.
Aristide:
(doet grappig - zoekt op de tafel en op den grond) Hier is ie niet - zeker in den gang laten staan.
Jansen:
Niets is u heilig, meneer, niets!
Aristide:
Vooral uw lokaalspoor niet!
Jansen:
Is u daar ook al tegen?
Aristide:
Natuurlijk! Zoo'n spoor ruikt leelijk, en klinkt leelijk, en brengt nuttelooze beschaving en dus onzedelijkheid aan.
Jansen:
Nee maar - onzedelijkheid? 't Is om te lachen.... vooruitgang, welvaart krijgen we er door.
Aristide:
Voor u.
Jansen:
Voor allen.
Aristide:
Voor u alleen. - De arbeiders blijven wat ze zijn - hun arbeid wordt anders.
Jansen:
Ze zullen meer verdienen!
Aristide:
Waarvoor?
Jansen:
Voor 'n menschwaardiger bestaan.
Aristide:
Hebben ze dat dan nu niet?
Jansen:
Weet u wel beter.
Aristide:
Ja, dat weet ik beter. Lachen en zingen en beminnen ze niet evenals u en ik?
Jansen:
Wat heeft dat nou met arbeiden te maken? Er zijn hoogere eischen aan 't leven te stellen.
Aristide:
De bioscoop of voetbal?
Jansen:
Stoffelijke vooruitgang.
Aristide:
Geestdoodende arbeid - katoenspinnen, ketelbikken, enz. enz.
Jansen:
U begrijpt er niets van - geen steek. Er is met u niet te spreken. Ik ga.
Aristide:
Zooals u verkiest.... U was nu net zoo gezellig..... Ga mee naar 't dansen mijner vriendinnen kijken.
Jansen:
Aan die smeerpijperij doe ik niet mee.
Aristide:
Wel aan uitzuigerij.... | |
[pagina 790]
| |
Jansen:
Dus - geen grond in 't belang van de melkfabriek.
Aristide:
(bedenkt zich.)
Ja - ja - toch.
Jansen:
(verbaasd.)
Meent u 't?
Aristide:
Ja.
Jansen:
Ik wist wel, dat u de kwaadste niet was - en à hoeveel?
Aristide:
Meneer Jansen, luister - luister naar mijn gewichtig besluit: In 't belang der arbeiders van onze gemeente ga ik op m'n eigen grond 'n fabriek zetten.
Jansen:
Wat 'n vuile streek - nou ik je op 't idee heb gebracht.
Aristide:
Dat is de handel, meneer Jansen.
Jansen:
Stik!
(snel af, rechts achter.)
Aristide:
Na u.
(lacht.)
DOEK. |
|