Maar dan wisselde dit al, en zooals ik zijn kon in wijd opene vlakten, en eindelooze blauwe en gulden verschieten, zoo stond nu rond om mij de vaste beslotenheid, de hechtheid van een kleinen tuin vol allerschoonste bloemen. En deze bloemen, die ik bezag, hadden de lieflijkheid van heel zachte gelaten, wier teederheid was als geuren, zoo onuitsprekelijk zoet, dat zij een overgave in opperste genegenheid geleken.
Het was alles heel duidelijk gezien en wellicht daardoor, wemelde, wat ik vooraf ontwaard had, nog voor mij heen, toen reeds een ander gezicht mij ging waren voor den geest. En het was in diepste stilte van hooge welvingen en zuilen in lange, lange rij, achter de kleurigheid van glas in boogvensters.
Dit licht, die kleuren zie ik nog, zij zijn onvergankelijk in mijn herinnering, ook de ontzaglijkheid en wijdheid van dit alles, bij de gewaarwording van het beslotene in het mateloos-statige van hooge welvingen en van gele, roode, blauwe, paarse, violette schijnsels, die als uitkaatsingen der godsvrucht zelve waren.. ..
Maar dit alles was het gezicht van dién Driekoningenavond niet.
Dàt was geheel anders.
Ik herkende dan de dingen in deze kamer, ontwaarde die zooals ik ze altijd gezien had; het vuur, opnieuw aangewakkerd, brandde innig, met feestelijke en vriendelijke knettering. Maar toen de vlammen daalden, en wederom alléén een donkerroode gloed, de gedachten geleek neer te trekken naar verre en diepe oorden, toen werd het eenzaam en begon de stilte, zóó, dat deze, peilloos en hoorbaar, een eeuwige kerker geleek.
En voor mijnen geest rees monsterachtig en als een gedaante van onzegbaar afschuwelijke verschrikking, de wanhoop en heel het nameloos-trieste, het on-eindige wee der lange oorlogsjaren, en in heel mijn ziel en wezen tastte dit schrikbeeld mij aan met een meedoogenloos boosaardige grimmigheid, zóó, dat ik er als mee vereenzelvigd raakte en er in verwurgd en vernietigd werd.
En die vreeselijke eenzaamheid bedrukte en verstikte mij zoodanig, dat ik eindelijk, mij loswringend uit dien doodelijk be-klemmenden greep, opeenmaal opstond en ging uit die kamer, tastte