| |
| |
| |
Buitenlandsche staatkundige kroniek door Chr. Nuijs.
I.
‘Es gibt Zeiten, in welchen die Staatsverfassung eines Volkes weder bestehen kann wie sie ist, noch auch so umgestaltet werden kann, dass sie zu bestehen vermag. Das sind die Zeiten, wo das Alte mit dem Neuen, der bisherige Zustand der bürgerlichen Gesellschaft mit einem anderen, noch unentschiedenen und von der Entscheidung weit entfernten, im Kampfe liegt.’
Von Radowitz.
Op 12 Maart 1917 brak de Russische revolutie uit, die in enkele dagen een einde zou maken aan de eeuwenoude autocratische macht der Tsaren.
En een jaar later werd de vrede gesloten, die Rusland diep vernederd heeft, die den veroveringsarbeid van vele eeuwen zou doen uiteenvallen. Wat is er van het rijk overgebleven, dat sedert Peter den Groote zich met steeds toenemende kracht uitbreidde, een groot deel van Europa en van Azië in zich opnam, dat zich verloor in de zeeën, de steppen en de wouden van twee werelddeelen? Of is er waarheid in het woord, eens door Dosto-jewsky gesproken: ‘Wij, Russen, zijn een jong volk; wij beginnen eerst te leven, ofschoon wij reeds duizend jaar oud zijn.’ Heeft de ongehoorde massa, die Rusland genaamd werd, zulk een stabiel evenwicht, dat zij door geen stoot van buiten kan worden geschokt? Kan het Russische rijk slagen verliezen, kan het worden verbrokkeld, vernederd, verslagen, gedwongen worden provincies af te staan, en toch Rusland blijven? Het is zoo groot, dat het best een druk kan velen, omdat er toch nog steeds een geheel Rusland overblijft. Alle andere rijken van het vasteland van Europa heeft Napoleon I onderworpen en overwonnen, - hij kon tot Moskou doordringen, maar de ongehoorde ruimte van het Russische rijk kon hij niet onderwerpen. Hij overwon Rusland niet - de Russische winter en de Russische ruimte overwonnen hèm....
Maar wat Napoleon niet vermocht, en wat de Duitsche legers niet vermochten, kan allicht de splijtzwam van de Russische revolutie tot stand
| |
| |
brengen. Krachtiger toch dan het zwaard is het sluipend vergif, dat alles tot ontbinding brengt. En de val van Rusland is niet toe te schrijven aan de uitwendige oorzaken, die slechts den stoot gaven tot het ineenstorten van een gebouw, dat inwendig geheel vermolmd en verrot was. De ineenstorting is gekomen, als gevolg van den wereldoorlog, maar slechts binnen-landsche oorzaken konden zulk een catastrophe doen ontstaan.
Het autocratisch bewind der Tsaren, verergerd door de onbeperkte willekeur en corruptie van de bureaucratie, hebben den toestand doen ontstaan, die geleid heeft, die leiden moest, tot een ommekeer, die de grootste, de belangrijkste en de omvangrijkste is in de wereldgeschiedenis, en die na de groote Fransche revolutie van 1789 van het meeste gewicht zijn zal voor de geheele wereldgeschiedenis.
Het rijk van Peter den Groote, door zijn opvolgers steeds uitgebreid, - zoodat er een Panslavische neiging ontstond, om geheel Europa en geheel Azië te brengen onder de regeering van den Moskovischen Tsaar, een religieus-politieke opvatting om de Heilige Russische orthodoxe kerk tot wereldgodsdienst te maken, en den Tsaar tot geestelijk en wereldlijk opperhoofd van alle volken - is gevallen, en brokkelt af in tal van staten en staatjes, die allen pogen, de vrijheid en zelfstandigheid te herkrijgen, die zij in vroeger tijden gedwongen of vrijwillig hebben afgestaan, om zich bij den Russischen kolos aan te sluiten.
Daardoor werd Rusland wel een machtige staat, naar buiten, maar miste het rijk innerlijke samenhang. Er was geen eenheid in. Rusland bestond uit 48 verschillende volken, met 146 verschillende talen en dialecten, zoodat van een Russische natie niet kan worden gesproken. Het woord, om het begrip uit te drukken, dat wij ‘nationaliteit’ noemen, bestaat dan ook in Rusland niet; men kent slechts het Fransche woord, dat in het Russisch als ‘natsiya’ is opgenomen. En de poging, om al die volken en nationaliteiten te regeeren, volgens één systeem, door een uit Petersburg geleide bureaucratie, zonder met de verschillende eigenaardigheden van rassen en volken rekening te houden, integendeel voortdurend pogend die te onderdrukken, de verschillende door dwang aan het rijk gehechte gebieden met geweld te ‘russificeeren’, moest leiden tot ontevredenheid, tot een strijd op leven en dood, tusschen de bureaucratische regeering en de naar vrijheid, recht en zelfbestuur verlangende volken.
Reeds onder de regeering van Katharina II merken wij dat op, maar de strijd werd eerst ernstig onder het bestuur van Alexander I, toen de Russen door den veldtocht tegen Napoleon I met het West-Europeesche leven van meer nabij waren bekend geworden, toen zij in Frankrijk vernamen hoe het volk een regeering, die zooveel op de Russische geleek, had verdreven en zelf het bestuur in handen had genomen. Tusschen het onbeperkte regeeringsstelsel der Bourbons en den geest der Encyclopedie was de tegenstelling wellicht niet eens zoo groot, als die tusschen de regeeringsopvattingen der Romanofs en de vrijere opvattingen, die bij het intellectueele deel van het Russische volk waren ontstaan.
En sedert heeft, bijna onafgebroken, een eeuw lang, de revolutionaire
| |
| |
beweging in Rusland voortgeduurd. Niet alleen in samenzweringen om de regeering omver te werpen uitte zich die beweging, maar in de werken der voornaamste Russische schrijvers en dichters vinden wij voortdurend het streven, om den geest der meer vrijzinnige, Westersch-Europeesche opvattingen gemeengoed te doen worden van het Russische volk, om daardoor hervormingen in Rusland voor te bereiden. Alexander Poesjkine, de letterkundige voorlooper der revolutionaire gedachte, en Nikolaus Gogol, de in krachtigen en scherpen spot afbrekenden geest, die de nihilistische litteratuur heeft ingeluid, werden gevolgd door vele anderen, in wier dichtwerken en romans, tooneelstukken en novellen, de ziel van het Russische volk werd uitgesproken, met al haar werischen en verlangens, behoeften en nooden, leed en smart. Onder deze allen zijn er geen, die met meer grondigheid en scherpzinnigheid de zielsangst van het volk wisten te peilen en bloot te leggen, dan Toergenjef, die het pessimisme, de wereldsmart toonde van een zoo ongelukkige maatschappij als de Russische, en Dostojewsky, die de slechte eigenschappen, de verdorvenheid en omkoopbaarheid der ambtenaren, de oorzaken van de samenspanning van nihilisten en terroristen, de imperialistische wenschen der Al-russen en de fouten der regeeringen met scherp,e trekken teekent.
De onderdrukte, geknechte, hongerende ziel van het Russische volk, hongerend naar ontwikkeling, dorstend naar vrijheid, leeren wij kennen uit de werken van Leo Tolstoï, en van Maxim Gorki. En de geschriften van Alexander Herzen en Michael Bakounine geven ons een blik op den ondergrond der tallooze samenzweringen, nu eens tegen het leven der Tsaren, dan weer tegen de hooge staatsambtenaren, aan wier omkoopbaarheid en willekeur de diepe rampzaligheid van het Russische openbare leven werd toegeschreven.
En terwijl in de werken dezer schrijvers steeds weer de groote en onvermijdelijke fouten van het Russische staatsbeleid werden aangewezen, zien wij in Rusland de eene regeering de andere opvolgen, zonder dat ernstige pogingen tot verbetering worden gedaan. Nikolaas I, die van Rusland een kazerne en een gevangenis had gemaakt, was al evenmin in staat Rusland te besturen, als Alexander II, onder wiens regeering de eerste bevrijdende daden werden verricht, de vrijmaking der lijfeigenen en de instelling van provinciale bestuurslichamen, de Zemstvoi, doch die den moed en de kracht miste, om zijn scheppingen te voltooien en uit te breiden. En onder Alexander III, den Boerentsaar, werden die hervormingen zooal niet de jure, dan toch de facto, weder vernietigd.
Onder al die regeeringen werden samenzweringen gesmeed, om aan het Russische volk de vrijheid te verschaffen, het recht te doen verkrijgen om vrij te denken en vrij te spreken; en velen offerden hun eigen vrijheid, hun leven zelfs op, om dat begrip ingang te doen vinden bij het Russische volk.
Maar zij werden daarin bitter teleurgesteld.
Het Russische volk was niet rijp voor de vrijheid.
Het moest daarvoor worden opgevoed. En dat was moeilijk in een land, waarin het onderwijs slecht en onvoldoende was, het aantal analpha- | |
| |
beten 80% van het aantal inwoners uitmaakten, en waarin het volk nog meer werd gekweld door lichamelijken honger dan door geestelijken.
Uit de werken van Leo Tolstoï leeren wij hoe groot de ‘macht der duisternis’ was, maar ook hoe de lichamelijke honger, die zich jaar op jaar in een der rijkste en vruchtbaarste landen van de wereld deed gevoelen, daarvan de oorzaak was; wij zien den grijzen profeet van Krasnaja Poljana zich vestigen als armste onder de armsten, en zijn brood deelen met de rampzalige, hongerende moesjieks. Maar wat kon het werk van één man, en van honderd zijner volgelingen, baten in een wereld, waarin 170 millioen menschen leefden?....
En hoe zij leefden kan men nagaan in Maxim Gorki's ‘Nacht-asyl’, die bittere; ironische schets uit het Russische volksleven, waarin de ongelukkigen door den prediker Ljoeba worden vertroost met woorden - wijl hij hen niets anders kan bieden. Dat is het treurige lied van ellende, dronkenschap, vuilheid en armoede, waaronder het Russische volk leed. Een volk, dat door Melchior de Vogué wordt geschetst als kinderlijk en primitief, met alle goedheid en alle wreedheid van de jeugd: ‘une mélange de désespoir enfantin, de douleur mystique, de besoin d'action, quelquefois de crime, quelquefois de sacrifice, et en même temps de résignation a ce qui en résultera’; een volk waarvan hij de overheerschende karaktertrek noemde: ‘paresse oriëntale, tendance à l'ivrognerie, ce qui donne une image de l'âme russe dans ses traits principaux’.
De aldus geschetste Russische moesjiek is geduldig en heeft lang gepoogd zijn leven te rekken, zonder over de vrijheid te denken; hij kon eeuwenlang worden onderdrukt door regeeringen, die niets deden om hem moreel en politiek te ontwikkelen, die hem stelselmatig dom hielden en buiten staat, om verder te zien dan zijn nauwe, bekrompen, armoedige omgeving.
Meer dan een eeuw heeft dit volk zich gekromd, nu en dan pogend zich te verzetten tegen de ambtenaars-, tegen de bureaucraten-regeeringen - niet tegen den Tsaar, dien het met kinderlijken eerbied vereerde - maar tegen degenen, die het volk onderdrukten, in naam van den Tsaar, en die tegelijk den Tsaar bedrogen, door een onjuiste voorstelling van den toestand.
Want het Russische volk is van vreedzamen aard. En toch moest Rusland voortdurend oorlog voeren, moest de Russische moesjiek, in een langen en moeilijken oefeningstijd tot soldaat gemaakt, steeds weer te velde trekken, tegen allerlei staten, zijn bloed storten voor het Russische vaderland, maar nog meer voor den Russischen Tsaar, en voor de uitbreiding van Rusland. Er is geen Europeesche staat, die zooveel oorlogen gevoerd heeft als Rusland - en zooveel nederlagen heeft geleden.
De eenige groote en roemrijke oorlog was die tegen de Turken, in 1876, en daarin nog moest Rusland de hulp van Roemenië, van het Roemeensche leger onder Carol von Hohenzollern, inroepen. Konden de Tsaren voor de oorlogen in den Balkan nog de leuze aanvoeren, dat zij streden voor de bevrijding der Christelijke volken van de Rajah uit de Turksche heerschappij - dat voorwendsel kon niet eens worden te hulp geroepen voor den strijd met Japan, een zuiver imperialistische veroveringsoorlog, die niet
| |
| |
eens werd gevoerd om een ijsvrije haven, welke Rusland reeds in 1900, tijdens den Boxeropstand in China, eenvoudig aan het Chineesche rijk had ontnomen. De Japansche oorlog was dan ook in Rusland zeer antipathiek, en de nederlagen in Oost-Azië vernietigden volkomen het gezag van de Tsaristische bureaucratie. En dezelfde regeering, die in het binnenland elke uiting van vrijheid bloedig onderdrukte, streed in den Balkan voor de bevrijding der onderdrukte volken; dezelfde Tsaar, die in zijn land aan de willekeur der ambteriaarstyrannie de vrije hand liet, verbond zich met de democratische Fransche republiek.
Zoo ontstond in Rusland een volkomen tegenstelling tusschen de politieke opvattingen naar buiten en de binnenlandsche toestanden; en daaraan kon ook de episode van de Constitutie van 1905, van het manifest, dat als de ‘onveranderlijke wilsuiting van den Tsaar’ was afgekondigd en dat aan voortdurende veranderingen en beperkingen bloot stond, niets wijzigen. Het was slechts een poging, om de tegenstellingen tusschen het absolutisme en de steeds krachtiger wordende moderne eischen te overbruggen. En ook die poging mislukte. Omdat er geen goede wil, geen goede trouw, geen werkelijk verlangen bestond, om in Rusland grondwettige toestanden in te voeren.
De nieuwe staatsvorm bleef buiten het werkelijke leven staan. Het was slechts een frase en een phase in den strijd voor vrijheid en recht. Het had een constitutie kunnen worden, wanneer de werkelijke wil had bestaan het Octobermanifest te maken tot een band tusschen regeering en volk. Nu bleef het een woord - en niets meer.
Het ingestelde kiesrecht werd gewijzigd, eenzijdig, door een keizerlijk besluit, als de regeering het noodig vond, het kiezersvolk wat te beperken. Het volk was dan ook in de Doema niet vertegenwoordigd. Het recht van de Doema om toezicht te houden op de openbare diensten was feitelijk een paskwil. De leiding van den staat bleef in handen van een kleine groep onverantwoordelijke personen, met hun geheelen nasleep van ambtenaren, die doen konden wat zij wilden, en wier opvattingen en methoden niet veranderden, al bestond er ook in Petersburg, in het Taurische paleis, een vergadering, die zich de wetgevende macht noemde.
De Constitutie van 1905 kon de toestanden niet wijzigen. En de revolutionaire samenzweringen, de geheime actie tegen den staat werden voortgezet.
| |
II.
Dat er tengevolge van den wereldoorlog dus een nieuwe uitbarsting zou ontstaan, behoefde geen verwondering te wekken.
De tijden waren rijp, en de revolutionaire velden waren wit voor den oogst.
De eenige verbazing kan ontstaan door het feit, dat het resultaat van de beweging, die op 12 Maart 1917 in Rusland uitbrak, geen ander en beter geworden is, dan de heerschappij der Bolsjewiki, de meest onpractische der sociaal-revolutionaire groepen.
| |
| |
Ook dit is te wijten aan het gebrek van vooruitziendheid der Russische Tegeeringen, die het volk steeds dom en onwetend hielden, vergetend dat waar niet gezaaid wordt, niets kan rijpen en dus ook niets kan worden geoogst. In een vrij land, met een geordend bestuur, kan iedere groep of partij op ieder oogenblik de regeering overnemen. Daardoor verandert niets van den eenen dag op den anderen. Slechts geleidelijk worden de gevolgen van een gewijzigde opvatting in de hoofdleiding merkbaar.
In een land als het Russische rijk is met het centraal bestuur alles gevallen; de geheele corrupte ambtenaarskliek viel met de despotieke regeering, waarvan zij afhankelijk was en liet het land in een toestand van regeeringloosheid achter. De massa, door niemand geleid, door niemand in toom gehouden, moest tot anarchie vervallen, toen met de Tsarenregeering ook de bureaucratie verdween. Want met de regeering vielen tegelijk de wetten, het geheele samenstel van menschelijke en goddelijke instellingen, die in Rusland worden samengevat in het begrip ‘Zakona’, de geboden, toen de personen er niet meer waren, die voor de uitvoering, voor de naleving ervan moesten zorgen.
Daarbij kwam nog, dat de revolutie, die op 12 Maart 1917 uitbrak, een dubbele, een tweeledige omwenteling was. Er braken feitelijk twee revoluties tegelijk uit. Een burgerlijk-liberale, onder leiding van Rodsjanko en Miljoekof, die slechts een wijziging in het bestuur wilde brengen, die niet verder wilde gaan, dan hoogstens de vervanging van den Tsaar door zijn zoon of zijn broeder, de invoering van het parlementaire stelsel op West-Europeeschen grondslag, van de ministerieele verantwoordelijkheid en herziening van het kiesrecht voor de Doema. Dat was de parlementaire revolutie, die aoor het Doema-bloc werd ondernomen, met medewerking van den Engelschen gezant, Sir Robert Buchanan en Lord Milner, die als buitengewoon vertegenwoordiger van Engeland in Petersburg verblijf hield.
Maar daarnaast ontstond een sociaal-communistische, agrarisch-democratische revolutie, wier bedoelingen verder gingen dan de wijziging van het politieke regeeringsstelsel, die tegelijk de theorieën van Marx, Fourier, Proudhon, en andere wereldhervormers, in Rusland in praktijk wilde brengen.
De eerste wilde het monarchale systeem handhaven, van Rusland hoogstens een constitutioneele monarchie maken op Engelsche leest geschoeid; de andere wilde de geheele dynastie der Romanofs en met haar ook de gehate, corrupte en arbitraire bureaucratie verdrijven, de sociale republiek uitroepen, en een eind maken aan de macht van kapitalisten en grootgrondbezitters, priesters en ambtenaren.
Deze beide revoluties, te gelijk uitgebroken als onmiddellijk gevolg de eene van de andere, liepen aanvankelijk evenwijdig; de revolutie in de Doema zou onverbiddelijk mislukt zijn, zonder den steun van de arbeiders en soldaten. En terwijl men in de Doema nog beraadslaagde wat er gebeuren moest, en Miljoekof zich schuil hield, vreezend dat de geheele beweging door de regimenten van de keizerlijke garde zou worden onderdrukt - verbroederden zich in de straten de arbeiders en soldaten en werden de revo- | |
| |
lutionaire comité's gevormd, die als Sovjets bekend zijn geworden, en die de omwenteling hebben gesteund en doen slagen.
Samenwerking bestond er aanvankelijk niet tusschen de Doema en de revolutionaire comités. Maar de onzekere houding van de rechterzijde, van de ambtenaren en van de regeering bracht de beide stroomingen samen. Er ontstond een voorloopige regeering, waarin de Doema vertegenwoordigd was door Rodsjanko en Miljoekof, de sociale revolutie door Kerensky en Tsjeiusje, en daardoor was het sein gegeven; de troepen sloten zich bij de omwenteling van de liberale groepen aan, en rukten op, om de Doema en liet Taurische paleis te verdedigen.
Maar de samenwerking was slechts tijdelijk en van korten duur.
Het bleven twee stroomingen, die naast elkander liepen, doch niet in een grooten krachtigen stroom overgingen. Dat bleek duidelijk toen op 15 Maart Goetsjkof en Sjoelgin te Pskof bij den Tsaar waren geweest, en dezen de acte van afstand ten gunste van zijn broeder Michael hadden doen teekenen. De publicatie van die acte van afstand door het Uitvoerend Comité werd onmiddellijk gevolgd door een manifest van de Sovjets, waarin de bijeenroeping eener Constitueerende Vergadering, door het algemeene, gelijke mannen- en vrouwenkiesrecht gekozen, werd geëischt. Deze Constituante zou de grondwet voor Rusland vaststellen en den regeeringsvorm voor het land aangeven.
Tegenover dien eisch stond de Doemagroep machteloos. Zij meende leiding te kunnen geven, maar gevoelde aldra dat er een krachtige, onverzettelijke macht naast haar stond, die over het leger kon bevelen, en die geen tegenspraak duldde. En zoo moest de Doema-groep zich schikken en toestemmen in den eisch, dat de Constituante de vraag zou beantwoorden, of de toekomstige regeeringsvorm in Rusland Constitutioneel-monarchaal, dan wel republikeinsch wezen zou.
Dit toegeven van het Uitvoerend Comité aan de eischen der Sovjets was de oorzaak van het uitvaardigen der proclamatie van grootvorst Michael, dat hij geen recht op den troon zou doen gelden, voordat de Constituante zich had uitgesproken, en hij de zekerheid had, dat het ‘de wil des volks wezen zou, dat hij als Tsaar zou optreden.’
De dubbele heerschappij, van het Uitvoerend Comité uit de Doema en van de Raden van Arbeiders en Soldaten, moest tot botsingen leiden. Want al waren in de voorloopige regeering naast prins Lwof, Rodsjanko en Miljoekof, ook de socialistische leiders Kerensky en Tsjeidsje opgenomen, telkens bleek het, dat er in dit lichaam twee zielen leefden, een burgerlijk-liberale, en een socialistisch-radicale, die verschillende wenschen koesterden voor de toekomst; er was schijnbaar wel samenwerking, maar met horten en stooten, en de moeilijkheden bleven dan ook niet uit. Iedere nieuwe dag maakte het duidelijker, dat de voorloopige regeering volkomen machteloos was, dat de macht geheel in handen was van de Sovjets, de eenig mogelijke, maar zeer onvolledige en zeer weinig ervaren bestuurslichamen, die door de groepen der arbeiders en soldaten waren gekozen en aan wie de tioepen gehoorzaamden. Pogingen, om tot samenwerking te geraken tus- | |
| |
schen de burgerlijke partijen, de kadetten, en de sociaal-revolutionairen moesten mislukken. De voorloopige regeering sloeg een weg in, wilde een staatkunde volgen, die met de wenschen der arbeiders niet in overeenstemming was. En daarvan waren botsingen het gevolg, die duidelijk aantoonden, dat van duurzame samenwerking tusschen de beide groepen geen sprake kon zijn, dat een scheiding onvermijdelijk was.
De Kadetten riepen hunne vertegenwoordigers uit de regeering terug. En Kerensky, de aanvoerder der Troedowiki, der meest gematigde sociaal-democratische groep, trad als dictator op.
Hij was toen inderdaad de eenige man, die nog populair was, bij de burgerlijke partij en bij de sociaal-revolutionairen. Bij de eerste omdat hij poogde in het leger de discipline te herstellen en den strijd aan de zijde der Entente voort te zetten tot aan de ‘eindelijke overwinning’. Bij de sociaalrevolutionairen, omdat hij - uit hun rijen voortgekomen, - een der mannen was, die de Maartbeweging hadden geleid, en die door zijn vurige welbespraaktheid de gave bezat, zijn hoorders te kunnen meesleepen. Hij was de eenige, van wien men verwachtte, dat hij aan het hoofd eener regeering kon staan, die gezag had, en door het volk werd vertrouwd. Van hem hoopte men, dat hij Rusland op den goeden weg zou brengen.
Maar ook hij kon zich niet staande houden.
Het leger was niet meer in staat om te vechten. De opvatting der vrijheidsbegrippen was van dien aard, dat alle gezag, alle discipline verdwenen waren. Dat lag niet alleen aan de revolutionaire propaganda, die in het leger was gevoerd; dat lag nog meer aan de geringe beschaving van de analphabeten, waaruit het Russische leger grootendeels is samengesteld. Zij waren niet in staat, de noodzakelijkheid in te zien, om het land en de revolutie te verdedigen tegen een buitenlandschen vijand, en de verouderde werktuigelijke krijgstucht te vervangen door de vrijwillige, democratische onderwerping aan de discipline van een volksleger. Daardoor waren de troepen niet meer in staat den strijd voort te zetten.
Maar ook onder het volk ontstond ontevredenheid. De revolutie was geslaagd - de Tsarenregeering en haar bureaucratische aanhang van ambtenaren waren verdreven, maar de vrijheid en de vrede bleven uit en de honger deed zich steeds meer gelden. Het verkeer was volkomen gedesorganiseerd, en daardoor konden de levensmiddelen, die voor de groote centra noodig waren, niet worden aangevoerd. En het land, dat naar de boeren meenden, na de revolutie zou worden verdeeld, bleef het eigendom der landheeren.
Dit nu was, naar de millioenen boeren meenden, in strijd met het agrarisch-socialistisch beginsel van de revolutie.
De Russische gemeente, de Mir, is een socialistische instelling en heeft den agrarisch-socialistischen geest onder de boeren steeds doen voortbestaan. De grond is in de gemeenten grootendeels gemeenschappelijk eigendom. En de Russische boer is van geslacht tot geslacht opgegroeid, onder den invloed der meening, dat het grondbezit geheel en al onder de boeren behoort te worden verdeeld; dat de boeren, toen zij onder Alexander II van lijf- | |
| |
eigenen vrije mannen werden, ook den grond hadden moeten krijgen, die echter door de groot-grondbezitters werd behouden.
Nu moest die grond worden opgeëischt; de uiterste linkervleugel der sociaal-revolutionaire groep, de Maximalisten of Bolsjewiki, propageerden ijverig dat denkbeeld onder de Russische boeren, en hielden daardoor de ontevredenheid gaande tegen een regeering, die geen middelen had en geen gelegenheid zag, dien eisch der Boeren in te willigen.
De pogingen van Kerensky om door een groote conferentie te Moskou, waarop alle klassen der bevolking vertegenwoordigd waren, een duidelijk odenkbeeld te doen ontstaan van zijn plannen en bedoelingen, om allen tot samenwerking, geduld en opofferingsgezindheid aan te sporen, mislukten volkomen. Steeds meer wonnen de Maximalisten aan invloed, en steeds meer werden de Sovjets, de voornaamste steun van Kerensky's bestuur, naar de radicale richting der Bolsjewiki gedreven.
Zoo naderde het oogenblik, dat ook Kerensky moest heengaan.
De staatsgreep van Kornilof, die in September met een deel der troepen naar Petersburg oprukte, om zich van de macht meester te maken en een militaire dictatuur in te voeren, had Kerensky genoodzaakt de arbeiders te Petersburg te wapenen, om de hoofdstad te verdedigen. En van de gewapende arbeiders ging, onder den invloed der Bolsjewiki, de revolutie van 7 November uit, die het Petersburgsche proletariaat, onder leiding van Lenin en Trotzky, tot meester in de hoofdstad maakte.
Dat was de derde phase van de revolutionaire beweging: het optreden van de Bolsjewiki, van de aanhangers der communistisch-agrarische theoriën van Proudhon en Saint-Simon, als regeerende macht.
Deze Bolsjewiki vertegenwoordigen slechts een minderheid in den Russischen staat. Maar steunende op het wapengeweld van de Roode Garden en van gedeelten van het leger, waren zij in staat, zich tot nog toe staande te houden; doch zij konden dit slechts doen, door de meerderheid met geweld te onderdrukken, door de leiders van de verschillende groepen en partijen in de gevangenis te zetten of te laten vermoorden, en door de Constitueerende Vergadering, toen deze eindelijk bijeenkwam, met geweld te ontbinden. Het Russische volk zag de Constituante, die gekozen was om den vrede tot stand te brengen, de orde te herstellen, de grondwet vast te stellen en den regeeringsvorm te bepalen, uiteendrijven door de matrozen en roode garden, omdat een dergelijk parlement, naar Lenin's opvatting, slechts een ‘kleinburgerlijk ideaal’ is. En toch was de Constituante het droombeeld van alle Russische vrijheidsmannen geweest. Jarenlang hebben de revolutionairen, onder de verschillende Tsaren, gestreden en geleden voor het denkbeeld, dat een nationale vergadering, door het algemeene kiesrecht aangewezen, zou bijeenkomen om de grondwet en de staatsregeling voor den Russischen staat vast te stellen. En toen nu eindelijk de zoolang en zoo vurig verbeide Constitueerende vergadering bijeen kwam, werd zij uiteengedreven, werd aan haar eendagsleven een einde gemaakt, door dezelfde middelen, die zoo vaak aan de Tsarenregeeringen waren verweten.
Den vrede met Duitschland beschouwen de maximalisten slechts als
| |
| |
een rustpunt. Zij willen dien gebruiken, om zich gereed te maken voor den nieuwen strijd, dien zij met hun roode garden willen voeren tegen de bourgeoisie in Rusland en in Duitschland, in Frankrijk en in Engeland, zooals Krylenko in zijn oproeping aan het Russische volk heeft uiteengezet.
Onder zulke omstandigheden is een spoedige verandering niet te verwachten. De Bolsjewiki handhaven zich met geweld; en het Russische volk, onontwikkeld en onbeschaafd, handelt, zooals Tolstoï dat voorzien en voorspeld heeft, toen hij zeide: ‘zij zijn als kinderen, die zonder aarzelen, zonder vrees, met een nieuwsgierigen glimlach op de lippen, het huis in brand steken, waarin ouders, broeders en zusters slapen, om zich te verheugen bij het dartelen der vlammen, omdat zij niet begrijpen, dat door dit kinderlijk spel onheil kan ontstaan.’
Wie zal zeggen, wat de toekomst van Rusland zijn zal?
Rusland, dat nog voor korten tijd in Europa werd beschouwd als de arbiter in politieke aangelegenheden, staat voor een moeilijke periode in zijn geschiedenis.
De onmacht en de zwakte van een Tsaar, de willekeur en de dwaasheid eener reactionaire, autocratische regeering hebben het in een wervelstroom geworpen, waaruit het vernederd, vernietigd, verbrokkeld en verscheurd wederkeert, onder het bestuur van eenige fantastische dweepers, die zelfs hun eigen theorieën niet kunnen uitvoeren, en hunne beginselen verwaarloozen, zoodra zij gevaar loopen hun geusurpeerde macht te verliezen.
Doch de strijd om de Constituante, de terreur in de steden, de gruwelijke moordpartijen op het platte land, de verbrokkeling van Rusland, uiteenvallend in verschillende staten, zijn slechts phasen in den ontwikkelingsgang van Rusland.
Het is een oude waarheid, dat in een staat, waarin de uitersten elkaar zoo snel afwisselen, die binnen het jaar van het autocratische absolutisme tot het bestuur der Bolsjewiki wordt geworpen, met snelle schokken en hevige bewegingen de slinger heen en weer wordt gedreven, maar dat eindelijk toch de geregelde gang van het staatsuurwerk zal worden verzekerd.
En de hoop moet blijven bestaan dat Rusland, ook al wordt het door de stormen van de revolutie hevig geteisterd, toch zijn verderf niet tegemoet zal snellen, doch dat de kracht van een groot en innerlijk goed volk tegen alle rampen en nooden, alle schokken en verwarringen bestand zal blijken en dat een nieuwe, democratische, federatieve Russische staat uit dit alles gezuiverd en gereinigd zal te voorschijn komen.
|
|