| |
| |
| |
De schuldbekentenis (dialoog) door A. Moresco.
PERSONEN:
SOPHIE DE WIT geboren Larey, 38 jaar. Slanke, blonde, nog jeugdige en schoone verschijning.
FRANS VERMEIREN, 42 jaar. Donker, iets kleiner van gestalte dan Sophie, zwarte snor, het haar lichtelijk grijzend.
(Een ruime, smaakvol en met ietwat ouderwetsch comfort gemeubelde kamer. Rechts van den toeschouwer, twee groote ramen, uitziende op een stadstuin, waarin een paar oude, thans bladerloose hoornen. Op den achtergrond: links een deur; daarnaast een boekenkast, die heel het overige deel van den muur in beslag neemt. Links van den toeschouwer, tegenover de ramen, een groote haard, waarin een houtvuur brandt. Op korten afstand van de ramen een bureau-ministre.
Het is ongeveer drie uur: een heldere wintermiddag.
Op den achtergrond bij de geopende deur staat Frans te wachten. Zijn houding drukt sterke gemoedsbeweging uit, die hij met groote inspanning tracht meester te worden.)
Sophie komt binnen, blijft, als zij Frans ziet, even in verwarring staan, terwijl Frans een diepe buiging maakt.
(koel en vormelijk) Mevrouw de Wit.... komt u binnen.... gaat u zitten....
(verlegen en met eenige onhandigheid plaats nemend) Dank u, meneer Vermeiren.... U zult.... U zult natuurlijk de reden van mijn bezoek wel vermoeden, niet waar....?
(lichtelijk spottend) Ik begrijp in elk geval wel, dat u hier niet komt, om mij een banale visite te maken.... op de manier, waarop men zijn goede kennissen opzoekt. Want, niet
| |
| |
waar, de tijd, dat wij elkaar geregeld zagen en spraken, is daartoe wel wat lang voorbij.
(met een lichte, haast onmerkbare zucht) Bijna achttien jaar.
Al zóó lang.... Kijk, dat had ik niet eens gedacht.. Achttien jaar.... (peinzend) . Het is dus niet alleen het geluk en de vreugde, die den tijd voorbij doen vliegen.... Achttien jaar.. (haar opmerkzaam aanziend) . Intusschen.... U kan men het niet aanzien.... op u heeft de tijd zijn sporen nog niet gedrukt.... U is nog heelemaal dezelfde als toen....
(gedwongen plichtmatig) U is wel vriendelijk.... Ik dank u....
(koud) Niet te danken, niet te danken, mevrouw.... het is de waarheid, de zuivere waarheid.... En die moet men altijd willen erkennen.... zelfs ten opzichte van zijn vijanden.... ja, ten opzichte van zijn vijanden allereerst.
Och neen, mevrouw. Waarom zouden wij eigenlijk vijanden zijn? Wij hebben, voor zoover ik mij herinneren kan, nooit ruzie gehad.
(haastig) Neen, niet waar? Wij hebben vroeger nooit iets met elkaar gehad. Wij zijn altijd heel aangenaam met elkaar omgegaan....
Zeker, zeker, we konden het altijd best samen vinden.
(eerst verlegen en aarzelend, later vaster) Dit geeft mij dan ook den moed, om u een heel ernstig en dringend verzoek te doen.
(eenigszins uit het veld geslagen) Ja.... en.... en.... och, u begrijpt immers wel waarom ik kom, niet waar?
Ik zei u al, dat ik dat wel eenigszins kon vermoeden.
Ja, niet waar? U kunt wel denken dat ik kom om te spreken over die schuldbekentenis van mijn man, die zich in de nalatenschap van uw vader bevond en die thans in uw bezit is gekomen.... (Zij zwijgt in de blijkbare verwachting, dat hij nu iets zeggen zal. Maar Frans blijft, in afwachtende en luisterende houding, eveneens zwijgen. Dan vervolgt zij verlegen:) Het is een schuldbekentenis van 20.000 gulden, geloof ik.
| |
| |
28.000 gulden dan. Het is geld van schulden, die uw vader vroeger voor hem betaald heeft.
En u begrijpt.... die schulden.... Karel heeft ze gemaakt, toen hij nog heel jong was.... nog heel jong.... en uw vader is zijn voogd geweest. Uw vader heeft veel van hem gehouden.... Karel was de eenige zoon van zijn besten vriend.. U begrijpt, dat uw vader hem nooit om die schuld gemaand zou hebben....
Neen, dat zou mijn vader waarschijnlijk nooit hebben gedaan.
(levendiger) Niet waar.... dat zou hij stellig nooit hebben gedaan. Karel zegt dan ook, dat uw vader hem dat geld heel gaarne cadeau zou hebben gegeven. En dit is alleen daarom niet gebeurd - zegt Karel - omdat uw vader dat niet mocht doen tegenover u.... want u bent zijn wettige erfgenaam....
Inderdaad, - zoo zal de zaak zich wel hebben toegedragen.
Ja zeker - zoo is het gebeurd (snel sprekend, alsof zij een van buiten geleerde les opzegt). Wel is waar is de verhouding tusschen u en Karel in de laatste jaren niet bizonder vriendschappelijk geweest, maar - zegt Karel - dat kan niettemin voor u geen reden zijn om iets te doen tegen den wij van uw overleden vader. Daar bent u veel te rechtschapen voor, zegt Karel.
(sarcastisch) Hoe lief van Karel!
(zonder op de woorden van Frans te letten) Karel zou niet in staat zijn, om ook maar een klein gedeelte van dat geld terug te betalen. Als dat geld ooit zou worden teruggevorderd, dan zou dat ons faillissement tengevolge moeten hebben.... Dan zou Karel zich in zijn omgeving voorgoed onmogelijk hebben gemaakt. Zijn loopbaan zou gebroken zijn. En dat zou u toch niet wenschen.... U zou toch niet willen, dat.... (Zij houdt plotseling op.)
(geheel in de war, omdat Frans haar niet tegemoet komt) En nu kwam ik u vragen.... ziet u, ik zou u willen verzoeken.... uit naam van Karel.... of u mij die schuldbekentenis
| |
| |
zou willen teruggeven.... Karel.... ik.... wij zouden u daar zeer dankbaar voor zijn....
(koel en zakelijk) Het spijt mij wel, mevrouw, maar ik kan aan uw wensch niet voldoen. Die schuldbekentenis blijft mijn eigendom en zij zal uw man binnenkort ter betaling worden aangeboden.
(opgewonden) Maar dat zou ons ongeluk beteekenen... Dan zou Karel alles verliezen, wat hij in zooveel jaren van hard werken heeft bereikt. En dan zouden wij doodarm worden....
(haar met lichte verwondering aanziend en als in gedachten verdiept) Het verbaast mij toch nog, dat hij zijn vrouw naar mij toezendt met zoo'n boodschap. Mij dunkt, als ik in zijn plaats was.... dan zou dat wel het allerlaatste zijn, waaraan ik zou denken.... je eigen vrouw te sturen....
(met tranen in de stem) Karel heeft mij gestuurd, omdat hij dacht dat misschien.... als u mij zag.... de herinnering aan het verleden....
(uitbarstend in een snerpend lachen) Ach ja.... o ja.... jawel.... de herinnering aan het verleden, niet waar?.... De herinnering aan dien gelukkigen tijd.... onzen studententijd in Leiden.... die tijd, toen wij altijd met ons drieën waren.... jij, Karel en ik.... de onafscheidelijken, zooals ze ons noemden.. jawel.... jawel.... (met groote bitterheid).
Het is eigenlijk ondankbaar van me, dat ik dat niet wat meer op prijs stel en dat ik je niet.... (hij houdt even op, omdat hij zich bewust wordt, dat hij haar tutoyeert. Hij bedwingt zijn emotie, en vervolgt dan uiterlijk kalm en beheerscht) Nog eens, mevrouw, het spijt me, maar ik kan die schuldbekentenis niet teruggeven, zelfs niet terwille van onze herinnering aan het verleden.
Maar waarom wil je.... waarom wil u ons toch in ellende brengen? Ik weet wel.... sedert mijn huwelijk met Karel bent u met hem gebrouilleerd. Maar dat.... Ach God, dat is toch al zoo lang geleden.... U zult toch niet.... om die oude geschiedenis .... Ik wist niet, dat u zoo wraakzuchtig was....
Ik wist het zelf ook niet.... als het tenminste wraakzucht is, wat ik nu voel. (Rustig en ook niet onvriendelijk:) Ja kind, het spijt me, dat ik je dat moet aandoen, maar je man krijgt van mij die schuldbekentenis niet terug.
| |
| |
Maar dan zijn we verloren.... (zich plotseling heelemaal gaan latend).
Ach God, Frans, wees niet zoo hard.... wat zou je er aan hebben.... de armoede, daar kan ik niet tegen.... als dat gebeurt, dan maak ik mij van kant....
(weemoedig) Van kant maken.... van kant maken.. Ja, daar denk je bij zulke gelegenheden; altijd het eerst aan.... hoe dikwijls heb ik niet ook op het punt gestaan om.... En nog, nu nog, nu het al zóó lang voorbij is, al meer dan achttien jaren.... Telkens als ik er aan denk begint me het hart te kloppen in de keel, en dan kan ik nog altijd niet begrijpen, dat ik zoo lang het leven heb kunnen dragen.
(haars ondanks getroffen door de woorden van Frans) Arme Frans.... heb je het je dan zoo aangetrokken? Dat heb ik nooit vermoed. Ik dacht.... ik meende.... dat het bij jou niet zoo heel diep ging. En toen Karel mij vroeg.... zie je, - hij had al een positie.... en ik was een meisje zonder fortuin. En ja - waarom zou ik er niet voor uitkomen.... ik had nogal veel eerzucht. Als ik niet eerzudhtig geweest was, zou ik niet in de rechten zijn gaan studeeren. En bovendien.... jij had je immers nooit verklaard....
(bitter) Neen, ik had me nooit ‘verklaard’. Ik had je nooit formeel ten huwelijk gevraagd. Toen Karel je vroeg, was je dus nog ‘vrij’. Stellig. Maar je zult toch niet willen beweren, dat je niet wist, hoe het tusschen ons stond?
(verlegen) Neen, natuurlijk niet. Zooals jij en ik samen omgingen.... dat was meer dan gewone vriendschap.... meer dan gewone ‘flirt’.... Maar toch.... ik meende, dat het niet daarom was, dat je destijds met Karel gebroken hebt. Karel zei altijd, dat je dat had gedaan, omdat hij die plaats als substituutgriffier had gekregen en jij niet....
(sarcastisch) Zoo, zegt Karel dat? Ja, dan heeft hij voor een deel gelijk.... voor een deel.... maar voor een ander deel ook weer niet.... en dat andere deel is juist datgene, waar het op aankomt. Dat is zoo zijn manier.... zijn methode, waarmee hij altijd succes heeft gehad in het leven.... Hij weet zijn bedrog altijd zoo stevig vast te koppelen, aan de een of andere waarheid, dat hij de waarheid steeds tot zijn beschikking heeft om het bedrog te bedekken... Ook schuilt er in zijn woorden nooit meer leugen,
| |
| |
dan juist voldoende is om zijn doel te bereiken.... niet meer en niet minder.... vooral niet mindet.... maar toch ook niet meer.. Enfin.... laat ik dan even de keerzijde van het gebeurde in je herinnering terugroepen.... de keerzijde, die je zoo heelemaal vergeten schijnt.
De innerlijke zijde, meen ik. Misschien ben je die niet eens vergeten, en heb je ze nooit gekend. Misschien is alles wel langs je gegaan, zonder dat het je heeft geraakt....
Ik bedoel, dat de kameraadschappelijke omgang van ons drieën te Leiden, voor jou en Karel heel iets anders heeft beteekend dan voor mij.... Voor mij was Karel destijds de vriend uit mijn jongenstijd, en de pupil van mijn vader.... die ik, nu wij beiden aan de academie waren, als mijn steun en mijn vertrouwde beschouwde, zooals ik een steun en een vertrouwde poogde te zijn voor hem. Mijn vader heeft ook zoo'n academievriend gehad, en zij zijn elkander trouw geweest hun heele leven lang.... Ik sprak met Karel over jou zonder eenige terughouding en zonder eenige argwaan.... Hij was eigenlijk op de hoogte van mijn gevoelens voor jou, nog vóór ikzelf.... nog voordat ik er mij rekenschap van had gegeven.... nog voordat ik mij bewust was, dat ik je liefhad. Ik vertrouwde hem als een ouderen broer.... En zoo wist hij later dan ook van mijn plannen voor de toekomst. Als ik gepromoveerd was, zou ik in de rechterlijke macht gaan. Dat was de loopbaan, waar ik van jongsaf toe neigde, en waar ik mij geschikt voor wist. Hij hield zich tegenover mij, alsof hijzelf een heel anderen kant uit wilde.... alsof hij in de journalistiek wilde gaan.... Wij promoveerden, zooals je weet, kort na elkaar.... Dat was in hetzelfde jaar, dat jij je kandidaats deed. Ik solliciteerde dadelijk naar die plaats van substituut-griffier.... Als ik die benoeming kreeg, dan wou ik jou vragen, en dan.... als je wilde, zouden we zoo gauw mogelijk trouwen. Hij wist dat alles.... hij was er precies van op de hoogte.... En hij had mijn vader beloofd mij te zullen helpen.. Hij zou mijn voorspraak zijn bij een oom van hem, die destijds procureur-generaal was. En toen dan eindelijk de beslissing was gevallen.... toen was hij benoemd en niet ik.... Ik was met mijn vader op reis geweest en wij waren juist thuis gekomen, toen
| |
| |
ik Karels benoeming in de krant las.... Mijn vader wou niet gelooven, dat Karel achter mij om, mijn mededinger zou zijn geweest.... hij meende, dat het Karels oom was, die de benoeming had doorgedreven. En ik liet mij gemakkelijk overtuigen.... want ik huiverde terug voor de gedachte, dat Karel mij zoo had kunnen bedriegen en verraden.... Maar den volgenden morgen vond ik in de brievenbus de kennisgeving van jou verloving met Karel....
(voor zich heen) Het was alsof ik een slag met een hamer op m'n hoofd had gekregen.
(Stilte. Frans zit, de ellebogen en het hoofd op de handen geleund, voor sich uit te staren. Dan vervolgt hij met dof-wanhopige klank in zijn stem:) Van dat oogenblik af is het uit met mij geweest. Ik had alles verloren.... Mijn leven was vernield.... Mijn vader kon mij geen steun geven.... Die kon van Karel geen kwaad hooren en wilde niet gelooven, dat ik door ‘teleurstelling met een meisje’, zooals hij het noemde, alle eerzucht en alle energie verloren had. Het was luiheid, zei hij, aangeboren luiheid.... Ik moest een voorbeeld nemen aan Karel, die al tot zijn ‘bestemming.’ was gekomen.... Ik heb mij met mijn vader gebrouilleerd en ik ben heen gegaan.... En toen heb ik mij vergooid.... willens en wetens vergooid.... Ik wilde weg uit mijn milieu, omdat ik aan niets meer denken wou van mijn verleden.... Ik heb alle smaad en alle vernedering geleden van den mislukte.... van den gereclasseerde.... van den gewoonte-dronkaard.... Ik ben portier geweest in een nachtkroeg van New-York en kellner in een café te Monte-Carlo.... En drie jaar lang heb ik in een asyl voor drankzuchtigen gezeten....
(zonder op haar te letten: voor zich heen) Toen is mijn vader gestorven.... Hij is heengegaan, onverzoend.... Hij wou niet dat ik aan zijn sterfbed kwam..... Als hij mij had kunnen onterven, zou hij het waarschijnlijk hebben gedaan.... Een oogenblik heb ik toen gedacht, dat er ten betere tijd voor mij zou aanbreken. Ik had nu tenminste geld om te leven.. Ik had aisance.. Ik was ‘onafhankelijk’.... Maar jawel.... toen begon de moreele ellende, die nog veel erger is, dan de vroegere physieke misère.... Ik was weer terug in mijn eigen kring, en ik zag wat
| |
| |
ik had kunnen zijn, als ik mij had kunnen uitleven volgens mijn neigingen.... volgens den drang van mijn geest.... Ik zag mijn vroegere kennissen, mijn schoolmakkers, mijn academie-vrienden, en ik zag ze allemaal in hun zelfgekozen werkkring.... Ik zag ze allen rustig.... geposeerd.... de meesten getrouwd.... en allen hadden ze iets bereikt in hun leven.... Zij oefenden hun praktijk uit.... of zij waren in den handel, of in de politiek.... of zij waren auteurs geworden of journalisten.... een enkele, als Jan Bromsen, was naar het tooneel gegaan.... En telkens als ik nu iets hoor of lees van een van mijn vroegere kameraden, al zie ik maar een aankondiging van de geboorte van een kind, dan voel ik mijn keel toegeschroefd van wanhoop.... dan zou ik het wel willen uitschreeuwen van ellende.... van ellende.. van ellende..
Och God, Frans.... Dat leven van uiterlijke réussite, van carrière maken.... waar je zoo hoog tegen opziet, dat is voor iemand als jij, heusch niet zoo gelukkig als je denkt.... je hoeft het aan niemand te benijden, vooral niet, nu je toch onafhankelijk bent....
Stil.... stil.... daar weet jij niets van.... Jij kunt niet weten wat het zegt te worden uitgestooten uit den kring, waarin je thuishoort en waarin je alleen maar geestelijk gezond en normaal had kunnen ademen.
(Een pauze. Beide laten zich gaan op den stroom van hun eigen herinneringen. Dan springt Frans plotseling op en loopt opgewonden heen en weer.)
Uitgestooten, ja dat ben ik! En door wien? Door hem ....door den ellendeling, die mij de vrouw aftroggelde, die ik noodig had voor mijn geluk, en die mijn carrière heeft gebroken.. Hij is de vloek geweest van mijn leven,.... hij is altijd in het geheim mijn doodsvijand geweest.... Hij heeft mij altijd verraden, verraden....
(Pauze.)
(bedeesd)
Ik begrijp het niet.... Ik kàn het niet begrijpen....
Dat je nù nog, nu je immers onafhankelijk bent, je nog altijd mislukt voelt en uitgestooten....
Maar ik zei je toch, dat het mij niet om geld te
| |
| |
doen was.... Het is omdat ik niets bereikt heb.... omdat ik niets van mijn leven heb kunnen maken.... Als ik ergens voor had kunnen strijden.... voor een mooi doel.... Als ik mij daar heelemaal aan had kunnen geven en ik was daarbij ten gronde gegaan, dan zou ik vrede met mijzelf hebben gehad.... De besten en de grootsten sterven in armoede.... en het geluk bestaat juist in het offeren van zichzelf.....
Ja, de werkelijk grooten... De sterken van geest .... die hebben aan zichzelf genoeg. Maar de anderen? Denk je dat iemand, die zich heelemaal geeft aan zijn werkkring, die ‘wat bereiken wil’, zooals jij dat noemt.... denk je dat het zoo iemand om iets anders te doen is dan om geld, of om aanzien en invloed? Dat is het, wat ieder ‘bereiken’ wil, ieder, behalve dan de heel enkelen, die zoo ver boven de groote hoop uitsteken.... En als iemand nu plotseling geld krijgt, zooals jij, en daardoor zooveel aanzien en invloed kan krijgen als hij wil, - waarom zou hij zich dan beklagen, dat hij dat alles bereikt, zonder dat hij er om heeft moeten vechten zooals de anderen?
Ach God, je begrijpt het niet.... je zult het nooit begrijpen.... natuurlijk niet.... jij met je gewone alledaagsche levensopvatting.... Ben je niet met Karel getrouwd, alleen maar om zijn ‘positie’?....
Toe, laat het verleden nu rusten, wil je? Ieder probeert op zijn eigen manier van zijn leven te maken, wat hij er van maken kan. En jou neigingen zijn anders dan de mijne, voilà tout.... Wat jij ‘iets bereiken’ noemt, dat is je verlangen om je aan de menschen te toonen, zooals je eigenlijk bent - zooals je van binnen bent, meen ik.... Maar ik.... Ach, ik vraag alleen maar van het leven, dat het niet al te onaangenaam voor mij is.... en met mijn binnenste bemoei ik mij liefst niet.
(peinzend)
Daar kun je wel gelijk in hebben. Ik voor mij,.... ik heb mijn leven lang een drang gevoeld tot verwerkelijking van dat, wat ik mijn ware wezen, de essens van mijn denken en voelen wist.... O, alles wat je hebt aan levenskracht, te kunnen concentreeren en naar buiten te werpen, in de wereld, onder de menschen, opdat het daar iets goeds of iets moois zal kunnen zijn voor een oogenblik.... of voor vele jaren.... of misschien wel voor altijd.... Je heelemaal te kunnen uiten in een
| |
| |
boek, in een gedicht, in een redevoering, in een daad.... Je heelemaal te kunnen geven aan de menschheid, aan de wereld, en er je dan in te verliezen en in onder te gaan.... dat is toch eigenlijk het eenige, het ware, het opperste geluk....
(Zij is geheel meegesleept door zijn woorden en ziet hem met verteedering aan)
O, Frans!
(na een pauze)
Maar zoo iets was, meende ik altijd, alleen maar voor de bevoorrechten, voor een lieveling der goden, zooals mijn vader altijd zei, en het was voor gewone menschen niet weggelegd.... Maar al kon je dan niet in een enkel oogenblik alles geven, wat je in je had, dan was het toch wel mogelijk, dacht ik, om naar zulk een levensverwerkelijking te streven.... aanhoudend.... dag aan dag.... week aan week.... uur aan uur.... Dàt was het, waar ik altijd zoo naar verlangd heb.... En vroeger meende ik dat ik dat bereiken kon, als ik rechter werd want ik heb altijd een hartstocht gehad voor het evenwicht, het goddelijke Evenwicht, het heilige levensrythme,.... en waar dat in de samenleving werd geschonden, daar zou ik het kunnen herstellen door de toepassing van het eeuwige Recht.... En dat daar allemaal niets van gekomen is.... dat mijn mooie illusie bezoedeld is en vernield en dat ik, in plaats van het Recht af te wegen in de samenleving, een schipbreukeling! een mislukkeling in diezelfde samenleving ben.... dat dank ik aan hem.... en aan jou.
(zich hoe langer hoe meer opwindend)
O nu voel ik het, dat het geen banale wraakzucht is, waarom ik hem vernietigen wil.... nu, nu ik hem in mijn macht heb.... Het is dezelfde drang naar het Recht, naar het Evenwicht, de drang die altijd in mij geweest is als een felle honger....
(heeft een oogenblik in gepeins, het hoofd in de handen geleund, gezeten. Dan legt zij eén hand op zijn schouder) Luister eens Frans,.... ik geloof, dat je je vergist, dat je je heel erg vergist in jezelf....
Omdat je toch nooit dezelfde carrière van Karel zou hebben gemaakt, ook al had je destijds die benoeming gekregen.
(spottend)
O zoo.... ach ja.... jawel, ik begrijp ....ik zou er te stom voor geweest zijn, niet?
Neen Frans, je weet heel goed, dat ik dat niet
| |
| |
bedoelen kan.... Maar je zou er te goed voor geweest zijn, weet je?
Wel - zou jij bijvoorbeeld vrijspraak of een te lichte straf hebben geëischt voor een beklaagde, die een zware straf verdiende - alleen omdat die beklaagde relaties had onder lieden, die invloed hadden op je promotie? Of zou je een onschuldige in de gevangenis hebben geholpen, omdat hij een politieke tegenstander was van den minister van justitie?
Heeft Karel dat alles dan gedaan?
Gedaan.... gedaan.... dat is wat sterk uitgedrukt.... Ik zou niet kunnen zeggen, of het ooit tot de daad is gekomen .... Ik denk het niet. Maar zeker is het, dat het er toe had kunnen komen.... Omdat Karel er bereid toe was... Er is eigenlijk niets, waartoe hij niet bereid is geweest, ter wille van zijn carrière. Daar heeft hij tegenover mij nooit een geheim van gemaakt.... Maar wat hij zeer zeker wel heeft gedaan, van het eerste oogenblik af, dat is het ‘fokken van relaties’, zooals hij dat noemt, onder de lui ‘van invloed’. En ik heb hem daarin moeten helpen. Onvermoeid moest ik klaar staan met soireetjes en soupé'tjes en glimlachjes en lievigheden voor ieder, die maar eenigszins in de termen viel om Karel van nut te zijn. O wat zijn wij ten slotte geschoold en uitgeslapen geworden in dat alles! Achteraf gezien, is het maar gelukkig, dat we geen kinderen hebben gekregen - hoe vreeselijk ik dat ook in de eerste jaren van mijn huwelijk heb gevonden.... maar bij onze drukke en gejaagde levensmanier, zouden wij heelemaal geen tijd hebben gehad om nog kinderen op te voeden ook....
Zeg niet Ajasses Frans! Ieder handelt tenslotte volgens zijn innerlijken aanleg, en niemand heeft het recht een ander te veroordeelen, omdat die ander er van binnen anders uitziet dan hijzelf. Het eenige misschien, waartoe wij in staat zijn, is te pogen, eerlijk te zijn jegens onszelf.
Maar Fietje, kind, hoe kom je toch aan zulke ideeën! Op die manier beschouwd, zou er dus geen onderscheid in waardeering kunnen zijn tusschen goed en kwaad!.... Maar ik vraag eigenlijk naar den bekenden weg! Het is maar al te duidelijk, hoe
| |
| |
je aan al die wijsheid komt.... Die heb je natuurlijk van je nobelen man.
O neen Frans, nu vergis je je toch.... Over dergelijke dingen denkt Karel nooit. Hij leeft het leven.... maar hij bepeinst het niet....
(sarcastisch)
Hij is een bruut, wil je zeggen.... ja, dat heb ik destijds ook tenslotte begrepen.... Maar toen was het te laat....
Ach Frans, waarom wil je toch absoluut het verleden weer ophalen?
(met lichte ironie)
O wees maar gerust Fie, ik bedoelde er eigenlijk niets kleineerends mee voor Karel.... Er was zelfs een tikje jaloezie in hetgeen ik zei.... Het leven alleen maar te leven en er niet over te denken, te tobben, te piekeren.... ik zou zeggen - dat is eigenlijk je ware....
Het is mogelijk.... Ik voor mij, ik weet het niet.... Maar wel weet ik, dat niemand gelukkiger kan worden, of liever gezegd, minder ongelukkig kan zijn, dan waartoe hij door zijn aanleg is voorbestemd.... evenmin als hij beter handelen kan.... ook al zou hij dat nog zoo gaarne willen....
Arm kind, wat moet je in je huwelijk veel hebben doorgemaakt, om zulk een kijk op het leven te hebben.... Als ik bedenk, hoe je vroeger waart.... vroeger, toen we.... Ach, toen ging er lachen en onbezonnenheid en zonneschijn van je uit....
Ach ja Frans,.... dat doet nu het Leven.... Daar ontsnapt niemand aan....
(heftig)
Neen, niet het leven heeft het je gedaan, maar hij, je man, die je heeft neergehaald tot zijn eigen niveau en tot zijn sfeer van zelfzucht en leugen en laag-bij-de-grondschheid....
(onrustig)
Ach neen Frans, dat moet je niet zeggen, .... dat is niet zoo..... je doet Karel onrecht....
Alsof ik het niet heb gehoord uit elk woord, dat je over hem sprak.... over hem en je huwelijk, en over jullie leven van ‘Streberei’....
(droevig)
Wat geeft het om dat alles nu zoo uit te pluizen.... Ik weet zelf heel goed, dat de sfeer, waarin ik leef, niet bizonder verheven is..... ja niet eens, als je wilt, heel erg zuiver....
| |
| |
(in plotselinge opwinding opspringend)
O ga er dan uit.... uit dat milieu.... ontvlucht het dan, dat rampzalige huwelijk.... ontvlucht het dan met mij....
(eveneens opgestaan)
Frans, om Godswil, wat bedoel je....
(zacht haar middel omvattend)
O Sophie, Sophie, nu voel ik, dat je nooit uit mijn leven bent geweest.... dat ik al die jaren toen ik rondzwalkte als een schip zonder roer, naar jou heb gesmacht....
(heeft zacht zijn handen losgestrengeld en voert hem, als een kind, terug naar zijn stoel; hij gaat gewillig weer zitten. Zij blijft voorover geleund achter den stoel staan, en legt haar hand zacht op zijn schouder terwijl hij, het hoofd achterover gebogen, tegen haar opziet. Dan zegt zij zacht en met een heel droevige klank in haar stem:)
Ach Frans, waarom heb je dat nu gedaan? Waarom heb je nu het verleden niet laten rusten?.... Het verleden moet men nooit weer ophalen uit zijn graf.... Dat is niet goed.... Dat brengt nooit geluk....
Maar mijn liefde ligt niet in een graf..... Mijn liefde voor jou heb ik altijd meegedragen.... in al mijn ellende, in al mijn vernedering.... overal....Alleen omdat jij me ontstolen werd, is immers mijn leven verwoest.... Dat is wel het ergste, wat Karel mij heeft kunnen aandoen.... Door jou van mij weg te nemen, heeft hij niet alleen mijn werkkracht vernield, maar ook het vermogen om het mooie van het leven te zien.... Ik kon nóóit meer zijn zooals vroeger. Ik kon niet meer blij zijn om de dingen van elken dag.... om een mooie blauwe lucht, om de jagende wolken of om een zonsondergang.... Mijn ziel reageerde niet meer op de blijheid van buiten.... Maar nu voel ik, dat dit weer teruggekomen is.... Nu ik je heb teruggevonden, is alles weer goed. Toen je zoo straks hier binnenkwam, dacht ik dat ik je haatte.... Je had mij immers versmaad voor een ander.... En je waart immers gekomen om de belangen te behartigen van dien ander.... Maar langzamerhand begon ik uit je woorden te begrijpen, hoe je huwelijksleven was.... en hoe het niets dan leegheid en uiterlijkheid en schijn voor je is gebleven..... een soort compagnieschap tot het maken van carrière.... En tegelijkertijd voelde ik, dat ik je geen oogenblik had gehaat, maar dat ik altijd
| |
| |
naar je had gesmacht.... gesmacht.... Toen werd het mij duidelijk, dat je innerlijk nog ongeschonden was, en dat dit nog voor mij zou kunnen zijn.
(Zij heeft terwijl hij sprak, haar hand van zijn schouder laten glijden en staart thans als gefascineerd naar den grond)
Ach God, Frans, waarom zeg je dat toch allemaal....
(staat op, neemt haar opnieuw in de armen en overdekt haar gelaat met kussen. Zij laat het willoos toe.)
Sophie, lieveling, wil je me weer terug geven wat ik noodig heb om te leven.... Wil je maken, dat ik weer blij kan zijn om de dingen,.... om de wolken en om de zon.... Wil je eindelijk van mij zijn.... van mij?....
(nog altijd in zijn armen)
O Frans, Frans, waarom martel je me toch zoo.... Het kan immers niet.... het kan immers nooit....
(Haar loslatend)
Heb je Karel dan nog altijd lief?
(droevig)
Lief?.... Neen, dat geloof ik niet.... tenminste....
(aandringend)
Maar wat is het dan? Kun je mij dan niet meer liefhebben.... Is het verleden dan heelemaal dood voor je.... voor goed uitgebluscht....?
(snikkend)
Vraag toch niet verder.... Vraag toch niet verder....
Zeg mij de waarheid Sophie.... Als je me nog liefhebt, - want ik weet het, ik weet het nu, dat je me niet hebt vergeten.... waarom wil je dan niet breken met dien man, die ons beiden het leven bedierf, jou evengoed als mij....
(met verstikte stem)
Ik kan het niet Frans....
Is het soms om het schandaal.... om de menschen...
(verward)
Het schandaal.... de menschen.... ja eigenlijk wel.... of liever, neen, niet in den zin, waarin jij dat opvat....
Dat meen je niet, Fie, dat kun je niet meenen!
Ja.... God.... hoe zal ik het je zeggen.... hoe zal ik het je kunnen uitleggen zoo, dat je me begrijpt en me niet al te veel veracht.... Kijk eens Frans, ik zei je toch zooeven, dat niemand gelukkiger worden of beter handelen kan, dan waartoe hij door zijn aanleg is voorbeschikt....
| |
| |
Ja, dat heb je gezegd.... Ik wil er niet over twisten ..... In elk geval is dat een meening, die thuis hoort in een geleerde verhandeling.... Maar wat heeft dat nu in Godsnaam met onze liefde te maken?....
Dat heeft er alles mee te maken. Want, zie je Frans, ik kan ook niet anders en beter handelen, dan in mijn aard ligt.... Al zou ik mezelf ook willen diets maken, dat ik het wel kon, dan zou de werkelijkheid het me al heel gauw anders leeren. Ik heb in al die jaren, dat ik met allerlei menschen moest omgaan, een beetje uit mijn oogen gekeken, en ik heb altijd gezien, dat zulk een zelfbedrog de akeligste gevolgen na zich sleepte.
Ik begrijp nog altijd niet, waar je heen wilt....
Dan zul je het nu heel gauw begrijpen. Kijk eens, Frans, ik behoor niet tot die vrouwen, die vatbaar zijn voor een geweldige passie, die hun heele leven beheerscht, en waarvoor zij alles, letterlijk alles kunnen offeren. Die vrouwen zijn waarschijnlijk veel gelukkiger, dan de anderen.... want op geld, op aanzien, op gezelligheid kijken zij met onverschilligheid neer.... omdat zij, heelemaal vervuld van hun passie, dat alles kunnen ontberen. Was ik ook zoo'n hartstocht-natuur, dan zou ik je stellig volgen, Frans, want, voor zoover ik liefhebben kan, heb ik je lief....
Je hebt me lief.... Is dat niet voldoende, meer dan voldoende, om voortaan samen met mij door het leven te gaan?
(ernstig)
Neen,.... want zooals ik je al zei, ik behoor niet tot de vrouwen, voor wie dat voldoende is. Ik zou nu niet meer kunnen leven, zonder een zekere aisance, en zonder dat ik, door mijn man, een zekere positie inneem in mijn omgeving, in mijn kring....
En daarvoor wil je je levensgeluk opofferen?
(nerveus)
Ach God Frans, gebruik toch niet zulke groote woorden.... Levensgeluk.... levensgeluk.... Als er werkelijk geluk in het leven bestaat, waarachtig en durend geluk .... dan is dat alleen maar voor de heel sterken, die van de uiterlijke omstandigheden onafhankelijk zijn, omdat zij leven van binnen uit.... Maar voor de anderen.... en ook voor mij.... is het al heel mooi, als het leven niet al te veel misère brengt.... dat wil zeggen: als de uiterlijke omstandigheden in staat zijn de wan-
| |
| |
hopige leegte in ons binnenste te bedekken....
(gebaar van Frans)
Ja ik weet het wel, je vindt dat alles egoïstisch en klein, en je haalt er minachtend de schouders voor op.... maar voor mij is het bittere, wanhopige ernst. En ik weet ook wel, dat jij heel anders voelt dan ik.. jij behoort ook tot de diepe naturen, die van binnen uit leven.... Misschien heb ik dat wel onbewust gevoeld, toen ik me destijds van je terugtrok en met Karel trouwde. Het stond me toen natuurlijk niet helder voor den geest, zooals nu.... Daar was ik nog te jong voor. Ik heb mij met Karel verloofd op aandrang van mijn ouders, die voorzagen, dat Karel heel gauw een positie zou hebben en jij niet. Maar ik zou aan dien drang waarschijnlijk niet hebben toegegeven, als er niet een soort van onbewust weten in mij was geweest, dat ik met jou nooit gelukkig zou zijn geworden .... omdat ik niet sterk genoeg zou zijn, om met jou en om jou den uiterlijken tegenspoed te dragen.... Jij staat te hoog voor mij.... Jij bent een van de sterken en ik ben maar een zwakke....
Ik een sterke.... ik .... een man, die zich vergooid heeft en die in een drankzuchtasyl heeft gezeten?....
Juist daarom, Frans.... Want dat je maatschappelijk ten gronde ging, dat was juist, omdat je getroffen werd in je innerlijk leven.... in je liefde.... Als je zooals Karel was geweest of als ik, dan zou alleen maar de teleurstelling om dat substituut-griffierschap in je gevoelens hebben gedomineerd.... en dat zou je natuurlijk wel gauw te boven zijn gekomen. Je ziet dus, dat ik anders, heel anders ben, dan jij....
Ik kan dat allemaal niet gelooven.... het zijn theorieën, die je op je mondaine soirée's hebt hooren verkondigen.... maar het is geen werkelijkheid.... het is niet doorleefd....
Ach God, het is zoo fel, zoo gruwelijk fel doorleefd.... Ik heb het al die jaren zoo scherp gevoeld, dat, als ik mijn welgesteldheid moest missen en mijn positie als vrouw van een procureur-generaal.... dat ik dan zou verdorren en te gronde gaan..
En heb je dan werkelijk eenig geluk gevonden in dit soort van leven?
Geluk?.... Ik heb er ten minste al de bevrediging in gevonden, waarvoor ik, met mijn alledaagsche ziel, vatbaar ben.
(na eenige oogenblikken van stilte, half-luid voor zich heen)
Het is niet te begrijpen.... Wist ik maar een middel om te
| |
| |
weten te komen of dat alles waarheid is of zelfbedrog......
Dat middel zal ik je verschaffen, Frans.... Ik zal je onmiddellijk bewijzen, dat alles wat ik gezegd heb, bittere waarheid is.... waarheid, die ik in al de jaren van mijn huwelijk naar boven geworsteld heb in een onmeedoogende uiteenrafeling van mijn intiemste gevoelens.... Want het is juist het treurige in mijn leven, dat ik inzicht genoeg heb, om mijn eigen minderwaardigheid te begrijpen, maar de kracht mis om er boven uit te komen....
(heftig)
Ik geloof het niet.... ik geloof het niet, zeg ik je.... Je laat je meesleepen, door je smaak voor een zelfanalyse, die nergens goed voor is....
Luister dan Frans, dan zul je hooren, dat ik het recht niet heb, om je mee te sleepen in een avontuur met mij....
(Zij heeft sich in haar volle lengte opgericht en doet langzaam een paar schreden naar Frans toe. Deze is ook opgestaan en staart haar in angstig gespannen aandacht aan. Tusschen hen is de adem van het onherroepelijke.)
(Zij spreekt langzaam, alsof zij ieder woord heeft overwogen. Zij tracht zoo eenvoudig mogelijk te zeggen, wat zij te zeggen heeft. Langzamerhand, en haars ondanks krijgen haar ivoor den op het eind een gedragen klank.)
Als ik met je meeging, zou ik mijn sociale positie verliezen. Ik zou zijn een getrouwde vrouw, die er met een ander ‘van door was gegaan’. Ik zou mij eenzaam voelen en verdorren en te gronde gaan....
Jou liefde, Frans, zou mij niet kunnen redden, omdat mijn liefde niet tegen dat leven bestand zou zijn.... Maar er is een geval, waarin ik wel met je zou meegaan....
En dat geval?.... Toe zeg het me, zeg het me in Godsnaam....
Ik zal het je zeggen Frans. Dat geval zou zich voordoen, wanneer je mij de schuldbekentenis van Karel niet zoudt willen teruggeven....
Welke schuldbe.... ach ja, da's waar ook.... die schuldbekentenis.... daar ben je eigenlijk voor hier gekomen....
Daar ben ik eigenlijk voor hier gekomen.... Welnu, wanneer je mij die schuldbekentenis niet zoudt willen geven en
| |
| |
wanneer je dat geld van Karel terugvorderen zoudt, dan.... dan zou ik Karel verlaten en bij jou komen.
(niet begrijpend)
Waarom?
Omdat Karel dan arm én gecompromitteerd zou zijn, en omdat de armoede nog veel erger voor mij zou zijn dan het verlies van mijn positie als vrouw van Karel.
(Langzaam en plechtig)
Begrijp mij goed.... Dan zou ik mij aan je verkoopen... verkoopen voor geld.... verkoopen voor een materieel ruim en gemakkelijk leven.. Je zou mij krijgen, zooals je de eerste de beste vrouw van de straat zoudt kunnen krijgen. Beslis nu wat je doen wilt.
(Stilte. Frans is doodsbleek geworden. Hij brengt zijn hand aan het voorhoofd met een gebaar van radeloosheid. Dan keert hij zich om en gaat met wankelenden stap, als in droom, naar zijn schrijftafel, trekt een lade open, en haalt er de schuldbekentenis uit, die hij zwijgend aan Sophie geeft.)
(toonloos)
Zoo is het goed, Frans. Ik dank je, dat je mij niet tot een prostituée hebt willen maken....
(is overstelpt neergevallen in een stoel, het gelaat met de handen bedekkend)
M'n God.... m'n God....
(gaat naar hem toe en legt haar hand op zijn schouder. Met droeven weemoed in haar stem)
Stil m'n jongen, daar kom je wel overheen.... Wat ik je heb moeten aandoen was mijn plicht.... de vreeselijke plicht van allen, die de wrakheid van hun eigen ziel doorschouwden.... Zoo is het goed - voor ons beiden. Jij zult nu verder nog iets goeds van je leven kunnen maken. Je zult weer vreugde kunnen hebben aan de zon en de wolken en de bloemen.... en ik.... ik zal aan jou blijven denken als aan een hooge en sterke, bij wien alles te vinden is, dat ik voor mijzelf niet bereiken kon.
(Frans blijft zwijgend en onbewegelijk zitten. Sophie omvat hem nog eenmaal met een blik, die vol van zachten weemoed is en gaat dan langzaam en onhoorbaar heen.)
|
|