De Nieuwe Gids. Jaargang 33
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |
Buitenlandsche staatkundige kroniek door Chr. Nuijs.I‘Ein Friedensschluss erfüllet niemals alle Wünsche, wird niemals allen Berechtigungen gerecht’. De eerste vredesboodschap. Als een blijde verrassing kwam zij tot de wereld. De vrede gesloten tusschen de Centralen en de Oekrajine met de onafhankelijk verklaarde Volksrepubliek, die tusschen het Poolsch-Russische gebied en Roemenië gelegen is, en die zich uitstrekt langs de geheele Oostenrijksch-Hongaarsche grens tot ver in het vroegere Russische Rijk. Het Oekrajiensche volk, deel uitmakend van de zuidelijke groep der Oost-Slavische volken, dat tusschen de zesde en achtste eeuw de streken aan den midden- en benedenloop van Dnjepr, den zuidelijken Boeg en den Dnjester bewoonde, had daar eens een groot Rijk gegrondvest, het Rijk van Kjef, dat na door de Byzantijnen tot het Christendom gebracht en voor de beschaving ontsloten te zijn, eeuwenlang bloeide en in de tijden zijner grootste machtsontwikkeling van de Theiss en de Sau in het Westen, tot de Zee van Azof in het Zuiden, de moerassen van Pinsk en de zijrivieren van de Wolga in het Noorden en Oosten reikte. Wat wij de Russische geschiedenis der Middeleeuwen noemen was in hoofdzaak de geschiedenis van het Rijk van Kjef. Uit de belangrijke studie van Nikolaj Kostomarof: ‘Deux Nationalités Russes’ blijkt, welk een machtige en vrije staat het rijk van Kjef was, waarin een groote persoonlijke en politieke vrijheid | |
[pagina 475]
| |
heerschte, en waarin het denkbeeld der nationale eenheid met groote liefde werd aangekweekt. Wel ging dat Rijk van Kjef onder, in den stroom der Tataren-heerschappij, maar het verloor niet zijn staatkundige zelfstandigheid, die in den Halitsj-Wolhynischen staat herleefde, en ten derden male in den vrijen Kazakkenstaat, toen het juk der Tataren was afgeschud. En niet door verovering na nederlaag, maar door een vrije overeenkomst, het verdrag van Perejaslawk, werd de Kazakken-staat in 1684, in den vorm eener persoonlijke Unie, met het rijk van den Tsaar van Moskou verbonden. Doch spoedig werd dit vrije verdrag door de Tsaren geschonden, de russificatie leidde tot volkomen onderwerping, de gewaarborgde zelfstandigheid werd vernietigd, en zoo werd ook het eigen Oekrajiensche volksleven weldra geleidelijk begraven onder een kunstmatige overheersching van vreemdelingen, met een andere taal en een andere cultuur. Die Russische overheersching kon streng zijn, zij was echter niet in staat het Oekrajiensche volk te doen ondergaan. Het bleef een zelfstandig bestaan voeren, zij het ook onder Russische autocratische ambtenaren; en hoewel de eigen kerkelijke zelfstandigheid werd vernietigd, de Grieksch-geunifieerde kerk werd opgenomen in de Russisch-orthodoxe kerkelijke gemeenschap, en het gebruik van de eigen taal werd verboden; deze bepalingen waren niet in staat in het hart der Oekrajiners de herinnering aan eigen nationaal leven, eigen geschiedenis en eigen volksbestaan te vernietigen. Ook na de Oekas van 30 Mei 1876, waarbij de Tsaar, of zijn regeering, met één pennestreek de Oekrajine had vernietigd, de uitgave of het invoeren van werken in de Oekrajiensche taal, of het spreken dier taal op het tooneel of bij voordrachten, het drukken van Oekrajiensche teksten bij muziekuitgaven, het gebruik van de taal voor de rechtbanken, in de scholen en in officiëele bureaux had verboden, bleef de Oekrajine een eigen bestaan voeren. Men kon bij keizerlijk besluit aan 30 millioen Oekrajiners hun taal ontnemen, die nog slechts in de voorsteden en op het platteland werd gehoord als een ‘dialect’ of ‘patois’, men kon haar niet voor goed verbannen van den aardbodem. In stilte werkten schrijvers en dichters, en schreven boeken en verzen voor het volk in hun taal... | |
[pagina 476]
| |
Na de revolutie van 1905 bleek plotseling de reeds dood en begraven gewaande Oekrajiensche natie springlevend te zijn. Het was onmogelijk gebleken dertig millioen menschen vaderlandsloos te maken, door hen van hunne taal te berooven. De grondwet van 30 October 1905 deed overal de Oekrajiners te voorschijn komen; vereenigingen en kerkgenootschappen, seminaria en scholen werden gesticht op Oekrajienschen grondslag; een Oekrajiensche dagbladpers bleek in enkele maanden vier-en-dertig bladen te kunnen voeden; en in de eerste Doema waren 63 afgevaardigden uit de Oekrajine, die tezamen een Oekrajiensche club vormden. Zij deden, als de andere nationaliteiten, en stelden een program op, dat de eischen der Oekrajiensche boeren bevatte: Autonomie voor het Oekrajiensche gebied en verdeeling van den grond onder de boeren. De eerste eisch was gericht tegen de Groot-Russische Centralisatie, de tweede tegen het Poolsche groot-grondbezit in het Oekrajiensche gebied. Toen de eerste Doema door Stolypin, op grond harer al te radicale agrarische plannen was ontbonden, en een nieuwe Doema in het Taurische paleis vergaderde, waarin het groot-grondbezit en de industriëelen de meerderheid hadden, was de Oekrajiensche club verdwenen. En met haar ook de herleving van het Oekrajiensche staatsbewustzijn. In Petersburg zeide men, dat het nu wel duidelijk was geworden, dat er geen Oekrajiensche quaestie was dat de geheele beweging was aangestoken door een handvol Galicische Oekrajiners, die een rol wilden spelen en den waan doen ontstaan van een Oekrajiensch volk. En slechts enkelen, als Miljoekof, wezen op de krachtig toenemende verspreiding van de Oekrajiensche literatuur, de wassende belangstelling van de bevolking voor de herleving der taal, de geschiedenis en het onderwijs. De liberalen, zeide Toegan-Baronowski, stonden heel welwillend tegenover de ‘folklore’, de dichters en schrijvers van de Oekrajina. En vooral de oude Oekrajiensche gedichten waren heel mooi.... Thans is voor de tweede maal sedert het begin dezer eeuw de nationaliteit in de Oekrajina tot nieuw leven ontwaakt. Plotseling, met krachtige beweging en volkomen bewuste politieke bedoelingen, zijn de Oekrajiners opgestaan, tegen het Russische gezag en hebben zij zich onafhankelijk verklaard. Zij willen geen Russen meer zijn, snijden het tafellaken door en proclameeren de zelfstan- | |
[pagina 477]
| |
digheid, op grond van het door de Russische revolutionnairen afgekondigde recht der volkeren, om zelfstandig over hun lot te beschikken. Een gebied van 840.000 vierkante kilometers groot en door dertig millioen zielen bewoond, een volk dat op den tweeden rang staat der Slavische volken en op den zesden der volkeren van Europa, heeft zich in Rusland onafhankelijk verklaard. En ditmaal met meer kracht en meer levensvatbaarheid. In 1905 stond de Oekrajina tegenover een snel weder in macht en aanzien winnenden Russischen staat; toen stond de Oekrajina, als Finland, voor het feit, dat het vertrouwen in de Russische regeering gesteld, schandelijk werd bedrogen. De beloften van den Tsaar, de toezeggingen van de liberalen, ten aanzien van de hervormingen voor de vreemde volken in Rusland, werden onder Stolypin's bestuur op krasse wijze geschonden, en weldra zagen Finnen en Oekrajiners, Polen en Letten, Esthen en Kaukasiers in, dat zij door Stolypin in het vaarwater eener kleinzielige nationalistische politiek werden gedreven. Dit is - wij hebben het reeds bij de Finsche beweging uiteengezet - voor de vreemde volken in Rusland een vingerwijzing geweest, om niet meer te vertrouwen in de beloften en toezeggingen van de Centrale Russische regeering, maar zelf hun lot ter hand te nemen. En zoo zien wij dan, na de onafhankelijkheidsverklaring van Finland, het optreden eener Centrale Oekrajiensche Rada, die niet alleen de autonomie en de volkomen zelfstandigheid van de Oekrajina afkondigt, maar die een afzonderlijk vredesverdrag aangaat met de Centrale Staten. | |
IIDe onderhandelingen te Brest-Litowsk hadden al ruim zes weken geduurd, zonder tot een resultaat te hebben geleid. Trotzky wilde de onderhandelingen niet laten komen tot een vrede van den gewonen aard; hij wilde integendeel gebruik maken van de besprekingen, om zijn sociaal-revolutionaire plannen uiteen te zetten en propaganda te maken voor de maximalistische grondstellingen. Het was niet langer de strijd tusschen de Centralen en de Entente, die bij de besprekingen te Brest-Litowsk den inzet vormde, maar | |
[pagina 478]
| |
de strijd tusschen gezag en revolutie, tusschen bezit en proletariaat. Trotzky bleek meer propagandist dan diplomaat en stelde telkens nieuwe beginselen aan de orde, waarover zich dan lange discussies ontsponnen, die de zaak van den afzonderlijken vrede niet vooruit-brachten. Als handig debater, opgegroeid in de sfeer der socialistische en revolutionaire bijeenkomsten, wist hij zijn tegenstanders aan de conferentie-tafel vaak aardig in 't nauw te brengen, maar niet om van hen concessies of goede voorwaarden te verkrijgen, doch voor het genot van het debat, en voor de overwinning van zijn principes. En tegelijk poogde zijn regeering, door de hulp harer Roode Garden, in de verschillende deelen van Rusland, die zich op grond van het zelfbeschikkingsrecht autonoom hadden verklaard, maximalistische contra-revoluties te beginnen, om zoodoende de sociale revolutie, die in Rusland was begonnen, te verspreiden over Europa. Zooals de sansculottes eens de beginselen der Fransche revolutie, met vuur en zwaard, hadden verspreid over Europa, zouden nu Lenin's Roode Garden, de beginselen der Russische revolutie gaan verspreiden over Europa, met mitrailleurs en gepantserde auto's.... Het eerst in Finland en de Oekrajina, waar burgerlijke of gemengde regeeringen waren ontstaan. De Centrale Rada te Kjef, die het bestuur voerde, op gezag eener door het algemeene kiesrecht benoemde volksvertegenwoordiging, had gedelegeerden naar Brest-Litowsk gezonden, om aan de onderhandelingen tusschen de Centrale en Russische delegaties deel te nemen. En Trotzky had natuurlijk geen oogenblik geaarzeld de bevoegdheid der Oekrajiensche delegatie te erkennen, en voor haar toegang te vragen tot de onderhandelingen. Maar toen het bleek dat de delegatie der Oekrajina ernstige vredesplannen had en niet voornemens was haar mandaat te gebruiken voor propagandistische redevoeringen, maar voor het ‘slaan van spijkers met koppen’, zocht Trotzky naar de gelegenheid zich van deze spelbedervers te ontslaan en de onderhandelaars van de Oekrajina door meer maximalistisch-gezinde personen te vervangen. Een poging, door een Sovjet, een Raad van Arbeiders en Soldaten, te Charkof ondernomen, om een Bolsjewiki-revolutie te beginnen tegen de Centrale Rada te Kjef, gaf Trotzky voor zijn | |
[pagina 479]
| |
plannen gereede aanleiding. Hij verklaarde te Brest, dat de feitelijke regeering in de Oekrajina niet meer berustte bij de Centrale Rada van Kjef, maar bij een maximalistische Rada te Charkof, waarvan hij vertegenwoordigers te Brest-Litowsk als gemachtigden van de Oekrajiensche maximalistische Republiek voorstelde. Dit gaf aanleiding tot een heftige discussie, waarbij Trotzky een zeer slecht figuur maakte. Met groote betoogkracht en zich steunend op feiten, die een zonderlingen kijk gaven op de Bolsjewiki-opvattingen van de principes, die de Petersburgsche volkscommissarissen met zooveel ijver te Brest verkondigden, wist Holoebowitsj, de eerste gedelegeerde der Centrale Rada te Kjef, Trotzky in het nauw te drijven. Het was daar een zeer vuile wasch, die niet ‘en famille’, maar voor het oog der geheele wereld werd uitgespreid. De Oekrajiners brachten een heel dossier krachtige beschuldigingen uit, tegen de maximalistische regeering te Petersburg, die zich democratisch noemt, maar in waarheid anarchistisch is, en zich niet bepaalt tot een schrikbewind in Petersburg, maar die poogt de regeeringen en republieken, wier zelfbeschikkingsrecht zij eerst met luide stem voor geheel Europa heeft erkend, omver te werpen en met geweld haar communistische wereldbeschouwing in te voeren. Terwijl de Bolsjewiki in Brest den eisch stelden, dat de bezette gebieden door de Centralen dadelijk moesten worden ontruimd, hielden zij zelf hunne troepen in de streken, die zij als zelfstandige, vrije Republieken hadden erkend. Zoo deden zij in Finland, zoo deden zij in de Oekrajina. Met deze troepen poogden zij den toestand te wijzigen, het gezag der Centrale Rada te ondermijnen. Een centraal-congres van Oekrajiensche Sovjets was in de Oekrajina gehouden, op aandringen van Petrograd - doch toen het Congres begon met een huldebetuiging aan de Centrale Rada en haar president - wat in strijd was met de verwachtingen der Petersburgsche maximalisten - werd het niet meer erkend. In Charkof werd nu een nieuwe regeering uitgeroepen, waarin een paar Petrogradsche creaturen naast eenige avonturiers zitting hadden; en de Russische regeering wilde nu de volmachten van de Centrale Rada vernietigd zien, ten gunste van de delegatie der nieuwe Rada te Charkof. | |
[pagina 480]
| |
Hierover moest Trotzky heel wat harde woorden hooren. Hem werd verweten, dat hij niet in staat was een regeering te Petersburg te vormen, dat het jaar eindigde met hetzelfde geschiet in de straten van Petersburg als in Maart, bij de revolutie die een einde maakte aan het Tsaristische bestuur, dat hij de Constituante uiteenjoeg, toen het bleek dat de Bolsjewiki daarin geen meerderheid hadden, en dat zijn regeering alleen steunt op machtsmisbruik en de bajonetten der Roode Garde; dat zijn bestuur demagogisch en oneerlijk is, en nog een beetje slechter dan het bureaucratische, autocratische tsaristische systeem. En indien men, naar hetgeen Trotzky inbracht tegen de Oekrajiensche delegatie, de volmacht der Russische delegatie wilde beoordeelen - zeide Holoebowitsj - dan heeft Trotzky niet het minste recht, want hij vertegenwoordigt slechts een kleine groep en heeft geen volksvertegenwoordiging achter zich, sinds hij de Constituante uiteendreef. Trotzky beweerde daarentegen, dat de Centrale Rada te Kjef een fictieve grootheid is, die door de Centralen wellicht voor een positieve wordt gehouden, maar wier gezag op niets berust. En namens den Petersburgschen Raad van Volkscommissarissen protesteerde Trotzky bij voorbaat tegen elke overeenkomst, die door de Centralen met de delegatie van Kjef zou worden afgesloten, en die niet goedgekeurd is door de Russische delegatie, omdat Rusland die overeenkomst alsdan niet zal erkennen. Doch de Centrale delegaties lieten zich door al dit gepraat niet van hun plan afbrengen; zij verklaarden hun besluit van 10 Januari te handhaven en de Oekrajiensche delegatie te erkennen voor de zelfstandige vertegenwoordiging van de Rada der vrije Oekrajiensche Volksrepubliek en dus de onderhandelingen met haar over den vrede te zullen voortzetten. Met het resultaat, dat in den nacht van 8 op 9 Februari de vrede tusschen de Centralen en de Oekrajiensche Volksrepubliek werd afgesloten. De eerste vrede in dezen wereldoorlog, de eerste stap op den weg naar den eindelijken algemeenen vrede. | |
III.Voor Trotzky was dit einde van de besprekingen tusschen de Centralen en de Oekrainsche vertegenwoordigers een onaangename | |
[pagina 481]
| |
verrassing. En hij beantwoordde dien zet van zijn tegenpartij door een even ongewone als merkwaardige tegenzet: de mededeeling, dat de volmachten der Russische delegatie waren uitgeput, en dat hij, zonder een formeelen vrede te sluiten met de Centralen, den oorlog voor geëindigd verklaarde en de algemeene demobilisatie in Rusland afkondigde. Zulk een oplossing hadden ook de Centralen niet verwacht. Zij stonden hier voor een geheel nieuwe staatsrechtelijke opvatting. Een oorlog kan eenzijdig worden verklaard; maar kan er ook eenzijdig, en zonder formeel verdrag een einde aan worden gemaakt? Dat was een vraag, waarop noch von Kühlmann, noch Czernin een antwoord gereed hadden. Het zou overleg en bespreking vorderen, om vast te stellen, welke houding de Centralen en vooral Duitschland tegenover deze Bolsjewiki-rarigheid moesten aannemen. En het resultaat van dit overleg is klaarblijkelijk, dat Duitschland besloten heeft, zich niet bij deze opvatting neer te leggen, maar den strijd voort te zetten. Rusland kan wel verklaren, dat de oorlog geëindigd is, zoo luidt ongeveer de officiëele verklaring, maar voor vrede sluiten zijn er twee noodig. En een vrede, waarbij alles op losse schroeven wordt gesteld, waarbij niets wordt geregeld voor de toekomst, waarbij alles zwevende blijft en onbeslist, aanvaarden wij niet. Wij willen waarborgen voor de toekomst, waarborgen vooral voor de economische betrekkingen, voor de regeling van financiëele en politieke vraagstukken, die eveneens door eenzijdige beslissingen van den Raad van Volkscommissarissen al zijn afgedaan, maar waarbij ook anderen, onderdanen van de Centrale landen, belang hebben. Zonder vredesverdrag gaat dat niet. En nu beroepen zij zich op de clausule in het verdrag van wapenstilstand van 15 December 1917, waarin bepaald werd, dat de wapenstilstand werd gesloten, om den vrede tot stand te brengen. De weigering om een vredesverdrag te sluiten, heeft het herstel van den vrede onmogelijk gemaakt. Door af te zien van een vrede heeft dus de Bolsjewiki-regeering in Rusland feitelijk het verdrag van wapenstilstand opgezegd, zoodat te rekenen van 17 Februari, zeven dagen na den datum van opzegging, de Duitsche regeering geacht wordt de vrije hand te hebben herkregen. | |
[pagina 482]
| |
Dit kan voor den toestand op het oostelijk oorlogstooneel van de grootste beteekenis zijn. Er steekt toch, niet alleen voor Duitschland, maar voor geheel Westelijk Europa, een groot gevaar in de maximalistische opvattingen, die de Bolsjewiki-regeering te Petrograd propageert. Dat gevaar te bestrijden is een plicht, die niet alleen in het belang van den vrede met de Oekrajina, van het voortbestaan dezer volksrepubliek zelf, maar ook voor Finland en de randgebieden van Rusland noodzakelijk is, maar tevens voor dat van geheel West-Europa. Het plan van Trotzky toch is een sociale revolutie in Europa te doen ontstaan, te beginnen in de landen, die onmiddellijk grenzen aan het operatiegebied der Bolsjewiki, maar dan verder te gaan, in alle oorlogvoerende en neutrale landen den fakkel der sociale revolutie te zwaaien en den wereldbrand te stichten. Daartegen wil Duitschland, blijkens de officieele regeerings-verklaring optreden, daartegen wil het pogen een dam op te werpen. En teven wil het gehoor geven aan de hulp- en noodkreten, die uit de onmiddellijk bedreigde gebieden, de Oekrajina, Finland, Lijfland en Esthland tot de regeering en het volk van Duitschland worden gericht. De eenzijdige verklaring van Trotzky heeft dus niet geleid tot het einde van den strijd, en ook de regeering te Petrograd zal maatregelen moeten nemen, om een deel van het land, en de hoofdstad in de eerste plaats, te verdedigen tegen mogelijke Duitsche aanvallen.Ga naar voetnoot1) Maar het is niet alleen deze herleving van den strijd aan het Oostelijk front, die van de vredessluiting met de Oekrajina het gevolg is. Er is een tweede, hoogst ernstige quaestie gerezen in het Oosten, die door de Centralen niet werd verwacht, toen zij hun gevolmachtigden last gaven, het verdrag van Brest Litowsk met handteekening en zegel te doen voorzien. Bij dat verdrag werd het vroegere Russische gouvernement Cholm aan de Oekrajina toegewezen, en daarover zijn de Polen, in Duitschland, in Oostenrijk en in het jonge Poolsche Rijk, dat door | |
[pagina 483]
| |
een souvereine wilsbeschikking der Centralen het aanzijn kreeg, ontzettend ontstemd. De Polen eischen dat gouvernement Cholm op voor den Poolschen staat, zooals zij zich dien herinneren uit den tijd van den grootsten bloei, toen de Jagellonen hun macht uitstrekten van de Oost-Zee tot aan de Zwarte Zee, en Wit-Russen en Klein-Russen zich bogen voor den scepter van den Poolschen vorst. Zij, die het Polen uit dien tijd als uitgangspunt voor hunne wenschen tot herstel en autonomie nemen, moeten reeds teleurgesteld zijn, wijl het Oekrajiensche gebied, Klein-Rusland, zich een plaats heeft verzekerd als zelfstandige staat, op een gebied dat ook eenmaal Poolsch is geweest. En nu wordt aan dat Oekrajiensche rijk een gedeelte toegewezen, waarop de Polen met een zeker recht aanspraak maken; het gouvernement Cholm, dat een gemengde bevolking van Oekrajiners en Polen heeft, en dat naar luid van Poolsche gegevens een overgroote Poolsche meerderheid telt, volgens Oekrajiensche opgave een overwegend Oekrajiensch element heeft. En tengevolge daarvan is er rumor in casa onder de Polen in de monarchie en in Polen. In de monarchie is dat begonnen met een oorlogsverklaring van de Polen aan de Oostenrijksche regeering. De positie van het kabinet-Seidler is toch al niet gemakkelijk, en voor eenige weken heeft de minister-president den keizer het ontslag van het ministerie aangeboden, wijl Polen en Tsjechen zich tegen het kabinet verzetten. Nu hebben ook de Poolsche leden van het Oostenrijksche Heerenhuis, evenals de Polenclub in de Kamer van afgevaardigden, de regeering den handschoen toegeworpen. Tegelijkertijd heeft het ministerie-Koejarzewski in Polen aan den staatsraad ontslag aangeboden. Ook al op grond van de quaestie, die plotseling alle Polen schijnt te hebben bewogen tot in het diepst hunner ziel: de grensregeling van de Oekrajina. En tengevolge daarvan verwacht men, dat de Oostenrijksch-Poolsche oplossing, die tusschen de monarchie en den nieuwen Poolschen staat een vriendschappelijke verhouding en een persoonlijke unie wilde doen ontstaan, een zoo hevigen schok heeft ontvangen, dat er van vriendschap en unie niet veel meer te wachten is. De grondfout, die de aanleiding van dit alles is, moet worden gezocht in de omstandigheid, dat de Poolsche regeering bij de | |
[pagina 484]
| |
besprekingen te Brest-Litowsk, waar toch ook over het lot van Polen moest worden beslist, niet vertegenwoordigd is geweest. Trotzky heeft eenmaal het onjuiste daarvan aangetoond en een Poolschen gedelegeerde medegebracht, een zijner partijgenooten, Radek, die echter niet de minste volmacht bezat en om verschillende redenen, ook van persoonlijken aard, nooit door eenige Poolsche vertegenwoordiging als gedelegeerde zou zijn aangewezen. Doch afgezien van den persoon, hebben de vertegenwoordigers der Centrale mogendheden verzuimd de vingerwijzing te volgen en ook de Poolsche regeering in staat te stellen een delegatie naar Brest-Litowsk te zenden. Zoo werd te Brest beschikt over en zonder de Polen, hoewel het voor de grensregeling tusschen Polen en de Oekrajine wenschelijk ware geweest, dat de Polen stem in het kapittel hadden. Het bezwaar voor die Poolsche vertegenwoordiging was de houding der Bolsjewiki, die wel de autonomie en de zelfstandigheid van Polen had erkend, maar geen regeering van Polen zouden erkennen, die niet uit een door 't algemeen stemrecht geboren Landdag was aangesteld; - en dan nog? Doch de Centralen hadden, nu zij eenmaal door hun besluit den Poolschen staat in 't leven hadden geroepen, met de voorwaarden voor het bestaan en de levensvatbaarheid van dien staat rekening moeten houden, ook bij de onderhandelingen met de Oekrajina; zij hadden 'n uitweg moeten vinden, om aan Polen 'n gerechtvaardigde en wettige vertegenwoordiging bij de besprekingen te Brest te geven; en dat hebben zij verzuimd. De gevolgen daarvan zijn niet uitgebleven. De Polen verzetten zich nu tegen de getroffen overeenkomst, zij protesteeren tegen de Oekrajina, in Polen, in Oostenrijk en in Duitschland; en de mogelijkheid om hen nu nog tevreden te stellen, is gering. De stemming onder de Polen is verbitterd, en dit moet op de geheele verhouding tusschen de Polen en de Centralen van invloed zijn. En zoo is wel de eerste vrede in den wereldoorlog tot stand gekomen, maar een vrede, die ondanks de wenschen der betrokken partijen om een goede, vriendschappelijke en vredelievende verstandhouding te doen ontstaan, toch weer aanleiding tot nieuwen strijd geven zal. Wijl de groote moeilijkheid niet werd ingezien, om bij de verdeeling van het Russische gebied, alle betrokkenen tevreden te stellen. Het beginsel van het zelfbeschikkingsrecht der | |
[pagina 485]
| |
volkeren en nationaliteiten is in zich zelf uitstekend; maar slechts als beginsel. In de practijk, toegepast met de kleinzielige, hebzuchtige opvattingen, die volken en stammen schijnen te bezielen, wordt het een wensch, dit beginsel steeds toe te passen voor anderen, maar niet voor zichzelf. Integendeel, voor eigen nut zooveel mogelijk binnen te halen, onverschillig voor het met zooveel ophef verkondigde beginsel. Dit ziet men bij groote staten en bij kleine, en dit zal straks, bij de finale regeling, de groote moeilijkheid voor een allen bevredigende oplossing blijken te zijn. En waar is de staatsman, die met het denkbeeld van president Wilson instemmend, in staat is een vrede tot stand te brengen, die ‘geen lapwerk is, maar een nieuwe wereldorde inluidt; niet een door de staatshoofden aangegeven, door de diplomaten ineengeschroefde vrede, die noch rechtvaardig, noch duurzaam is - maar een vrede, die naar menschelijke berekening voldoet aan de behoeften van alle volken en de mogelijkheid in zich sluit van een volkerenbond, waardoor voor de toekomst oorlog een onmogelijkheid zou doen worden?’ Is er zulk een staatsman, in de oorlogvoerende of de neutrale landen, dat hij zich verheffe en het verlossende woord spreke. Maar dit is juist de ramp van dezen tijd, dat er staatslieden ontbreken, die iets meer kunnen, dan de verwarring nog verwarder, de oplossing nog onoplosbaarder maken. Als er een staatsman ware.... ja, als.... Dan zou men met Shakespeare kunnen zeggen: ‘Your if is the only peacemaker....’ |
|