De Nieuwe Gids. Jaargang 33(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Avondliederen door Willem de Mérode. I. Het milde ävondlicht werd koel en flauw. De wind bleef fluistrend in de boomen hangen: En gij alleen in 't veld: der oogen blauw Werd kwijnend goud van ongestild verlangen. De klaver geurde door den witten dauw Zijn zoete droefheid, die de naamloos bange Gevoelens opwekt: eenzaamheid, berouw! En martelt, wie zij eenmaal heeft gevangen. En langzaam gleed toen de avond naar den dood, En 't was, of hij met 't allerlaatste beven Opstond in u.... toen werd hij in u gróót En groeide en schemerde over heel uw leven. En wie u mint geniet den avondvrede. Maar gij lijdt al zijn angst en eenzaamheden. [pagina 252] [p. 252] II. De bloemen geuren in den donkren tuin. Nu bloeit het aarzlend avondlijk beminnen. De blauwe schaduwen vergaan in bruin En alle huizen worden licht van binnen. En wij tezamen buiten.... o, de vrêe Bij u te zijn, wat kan mij nog genaken? Nu ben ik thùis; de hemellampen blaken. Wij voeren de'avond eeuwig met ons mee. Is er nog meer? Mijn moede liefde rust Weldadig als in schaûw van koele boomen En 't water murmelt naar mijn heeten dorst. Ik sluimer van dit diep geluk bewust, Dat ik aldoor uw zingend bloed hoor stroomen En waak aan 't weldoend kloppen van uw borst. [pagina 253] [p. 253] III. Zal mijn hart den weg wel vinden, Dien gij iedren avond gaat? O, het hart van een beminde Aarzelt niet, vermoedt en.... rààdt. Alles wordt tot taal en teeken Dat mij uwe wegen wijst, 'k Word, hoe moede en bezweken, Wonderlijk gesterkt, gespijsd. In den morgen moge ik dwalen, 's Middags moogt gij mij ontgaan, Maar in avonds koele zalen Kom ik veilig bij u aan. Want het lachen van uw oogen Is mij zekerlijk beloofd, En uw armen zullen bogen Rond mijn toegenegen hoofd. En mijn lippen zullen drinken Leven aan uw jongen mond. 'k Zie uw lach door tranen blinken Als Gods boog van 't vast verbond. O, mijn hart zal u wel vinden, Welke wegen gij moogt gaan, Tastende gelijk een blinde, Kom ik zeker bij u aan. Vorige Volgende