De Nieuwe Gids. Jaargang 33(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] Christus door Hélène Swarth. I. O ware ik u gevolgd, ik had u niet Alleen gelaten in d'Olijvenhof, Terwijl, in lommer van het grijze lof, U elke apostel voor den slaap verliet. 'k Leed ook door één geklonken aan het stof, Die liefde veinsde - en met een kus verried. Ik had uw smart een zacht melodisch lied Gezongen, vol belofte en hemellof. Ik had gevlijd, in zusterlijk gebaar, Uw goddlijk hoofd aan mijn doorgriefde borst En uit uw weenende oogen maneklaar Gekust de tranen met mijn liefdedorst En àl gefluisterd wat mijn deemoed dorst, Wijl twee die lijden troosten zoo elkaar. [pagina 249] [p. 249] II. De Smartemoeder lag, in nachtblauw kleed, Geknield bij 't leege kruis. De grafspelonk Ontving haar Zoon en de aarde dorstig dronk De warme tranen van haar moederleed. De nacht was zwoel en zwart - geen sterrevonk. En weenend lag de Moeder en verweet Haar Hemelbruigom dat haar Zoon hij wreed Liet sterven. - Doch het kruishout bloeide en blonk. Waar 't bleeke hoofd verlichtte een smartelach, Goudstraalde een zon en de armen van het kruis Omrankten rozen rood en waar zij lag Ontbloeide een passiebloem en wiekgeruisch Bewoog de lucht - Zij voelde een vleugelslag. - ‘Uw Zoon zal varen tot zijn Vaderhuis.’ [pagina 250] [p. 250] III. O Christus wist waarom hij droeg zijn lijden, Den hoon, den doornkroon, Judas' hoogverraad, Den slavedood: Zijn liefde, in ruil van smaad, Kwam de arme wereld van haar last bevrijden. Hij wist dat zou ontbloeien 't roode zaad Van godebloed voor wie zijn naam beleiden Een oogst van rozen, dat zijn Ingewijden Aanschouwen zouden eeuwig Gods gelaat. Doch ik, die, machtloos, kàn geen heil beloven, Draag zonder hoop mijn doornkroon en mijn kruis. O werd voor mij de voorhang weggeschoven, Waarachter 'k hoor geheimvol wiekgeruisch En zag ik stralen, blij, in 't blauw daarboven, De zaalge zalen van Gods Vaderhuis! Vorige Volgende