De Nieuwe Gids. Jaargang 27
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 866]
| |
Bibliographie door J.R.v.S.
De wijde, wijde Wereld, door El. Wetherell.
| |
[pagina 867]
| |
zocht... begon toen geregeld te lezen, - maar vond de bedoelde passages niet. Begrijpen deed ik het natuurlijk niet, alleen kon ik veronderstellen, dat ik een bij ongeluk misdrukt boek had in handen gekregen. Het speet mij, maar ik dacht er niet verder over na, totdat ik in een onzer couranten de volgende advertentie aantrof. Bon. In plaats van 3.90 v. sl. 50 ct. De wijde, wijde Wereld. Nu kunnen de lezers van dit blad dat wereldberoemde prachtige boek van Wetherell krijgen voor 50 centen. Mooie uitgave op goed papier en duidelijk gedrukt vol platen, circa 400 pagina's. Het is een boek voor jong en oud, een boek hetwelk in één adem genoemd kan worden met Beecher Stowe De Negerhut van Oom Tom. Een boeiend boek, schoon van stijl, rijk van inhoud. Het is de volledige uitgave. Het is de volledige uitgave. Hooren wij het goed? Het is de volledige uitgave. Ik kocht het boek dus opnieuw, om tot mijn verbazing, neen, verontwaardiging, te moeten bemerken, dat het 't zelfde verminkte, uit elkaar gehaalde boek was, dat een parodie op de oorspronkelijke uitgave gelijkt, en waarvan ik reeds een exemplaar bezat. De zaak was te ernstig, om niet eens grondig onderzocht te worden. Ik heb mij die moeite gegeven. Want wij zijn nu toch waarlijk heen over het standpunt, dat alle boeken voor kinderen goed genoeg zijn, hoe slordig verteld, hoe slordig vertaald, mits niet te ‘wijs’ en mits er maar niets in voorkomt van ‘liefde’. We zijn nu toch lang heen over kinderversjes zonder slot noch zin, als bijvoorbeeld: Warre, warre, warre,
Drie boeren op een karre,
Die riepen al van varre:
Warre, warre, warre!
over kindervertellingen, die bij bestaande plaatjes worden gecomponeerd, - er heeft toch een kindertijdschrift langen tijd gebloeid, dat nog wel tot motto voerde: Het beste is voor onze kinderen niet goed genoeg, - terwijl aan de medewerkers plaatjes werden uitgedeeld, - waarbij dan verhalen moesten worden geschreven; met dit gevolg natuurlijk, dat het meisje, wat men met lang haar had leeren kennen, op het volgende | |
[pagina 868]
| |
plaatje eensklaps kort haar had, of omgekeerd, of dat te midden van een spel of schooltijd opeens van kleeding veranderd was, of iets dergelijks; en met dit gevolg natuurlijk óók, dat de auteur, zich in de onmogelijkheid ziende, om, in een vertelling van een Hollandsch klein meisje en een ouden man, opeens bijvoorbeeld een visschenden neger te pas te brengen, zijn toevlucht maar nam tot een ‘droom’. Zooals ik zeg, wij zijn nu toch waarlijk over dat verouderde en weinig liefderijke standpunt heen: in alle opzichten, in zake leerboeken, speelgoed, platen, kinderlectuur, kinderkleeding, spelen, ja, waarin niet, is juist een streven merkbaar, om het kind niet maar in schijn, maar in werkelijkheid, het beste te geven, wat verstand liefdevol weet uit te denken, en liefde verstandig toepassen kan. En nu weer opeens die griezelige terugval naar het verledene, - het verkeerde verledene, dat, naar wij dachten, reeds lang plaats gemaakt had, voor het beter-begrijpende en zuiverder-voelende heden. Want wat is het erge, dat hier is gebeurd. Het boek: De wijde, wijde Wereld, beslaat in de Engelsche uitgave 279, bijna met de kleinheid der Dick's Edition-letter, over twee kolommen gedrukte bladzijden, die dan ook in de oorspronkelijke Hollandsche uitgave, waarvan in 1863 de tweede druk verscheen, een boek hebben gevormd van twee deelen (resp. 312 en 317 blz.) Deze omvang is, het laat zich begrijpen, te groot voor een goedkoope uitgave. En daarom werd het oorspronkelijk getal 629 blz. op 400 bladzijden terug-gebracht, - aber fragt mir nur nicht wie! De wijze, waarop de verkorting geschiedde, zal ik zoo dadelijk bespreken. Maar eerst een woord over de inderdaad schandelijke uitgeversspeculatie, waardoor een boek uit zijn verband gerukt en gemutileerd, de wereld wordt ingezonden, terwijl de annonce uitdrukkelijk vermeldt: Het is de volledige uitgave. Waar blijven wij, waar is het einde, als zóó iets veroorloofd is! Ik bedoel niet een verkorte uitgave geven van een boek, de voorbeelden liggen voor het grijpen, waar zoo iets gebeurde en met succes. De editie van den Willem Leevend door Mevr. van Westrheene, b.v., - de Robinson Crusoë, de Don Quichot, die oorspronkelijk geen kinderboeken waren, en welker geschiedenissen men dus feitelijk navertelde; de Decamerone-verhalen, waaruit al het aanstoot-gevende verwijderd was gehouden. (Ik voor mij kan het | |
[pagina 869]
| |
nooit verdedigbaar vinden, dat een boek niet in zijn geheel worde gelaten, zooals de schrijver het schiep: niemand behoeft het immers te lezen, als het hem of haar in den oorspronkelijken vorm niet bevalt; mij dunkt het in elk geval een aantasten van het goed recht van den auteur; maar, - als het publiek eerlijk wordt medegedeeld, wat er met het boek is gebeurd, en als de operatie met kundige hand, een voelend verstand en de uiterste zorgvuldigheid is geschied, - dan kan men het soms begrijpelijk achten om sommige redenen.) Maar als de eerste de beste, door den uitgever daartoe aangezocht, het levende organisme (wat toch een boek is) en dat niet past in het gereed staande Procustusbed, sommige ledematen gewoonweg afhakt, zoodat er ten slotte een vreemde romp met eenige uitsteeksels overblijft, dan moet men toch een woord van protest doen hooren, omdat wij er dan immers allen aan bloot staan, dat ons werk in later tijd, zóóveel jaren na onzen dood, door een uitgever misbruikt kan worden voor zijn onwaardig doel, en hij een aantal bladzijden wild-weg mag schrappen, zoodat de samenhang van het verhaal verbroken, en het boek weinig anders dan waardelooze misdruk wordt. Zonder den geringsten eerbied, zonder ook maar éénige liefde of piëteit heeft degene, die De wijde, wijde Wereld ‘behandelde’ er een onbegrijpelijk, verwarrend en in de war zijnd, verhaal van gemaakt, zoodat zij, die dit boek niet anders kennen dan uit de goedkoope editie, - ik zal het bewijzen, - absoluut den indruk moeten krijgen, dat Miss Wetherell aan vlagen van verstandsverbijstering leed, zoodat zij het boek met een onheimelijk gevoel van weerzin, ja afschuw uit de hand zullen leggen. Van The wide, wide World bestaat ook een Duitsche vertaling, waaruit de zoogenaamde ‘godsdienstigheid’ voor het grootste gedeelte is weggelaten. Waarom, als het boek nu eenmaal verkort moest worden, en de ‘nieuwe’ (ongenoemde) vertaler het toch uit een andere taal (Engelsch) dan de oorspronkelijke (Amerikaansch) overbracht (over dit opnieuw uit het Engelsch vertaald, wat het titelblad vermeldt, zal ik straks óók nog een woordje te zeggen hebben!) waarom dan deze Duitsche editie niet gebruikt, die weliswaar, zooals Ds. Gerdes indertijd opmerkte, de eigenlijke ‘kern’ mist, omdat het boek geheel is doordrenkt van een gevoeligvromen, Christelijken geest, maar die toch in elk geval een aaneen- | |
[pagina 870]
| |
geschakeld, goed-loopend verhaal geeft, dat den werkelijkheidszin van de schrijfster geen geweld aandoet. Een ander voorbeeld van dit uitlaten van wijdloopige godsdienstige overwegingen en beschouwingen, is de nieuwe uitgave van Richardson's Clarissa Harlowe, dat thans een zeer aangenaam-leesbaar, zelfs modern aandoend boek is geworden, terwijl de oorspronkelijke uitgave altijd beschikbaar blijft voor hen, die deze zullen verkiezen. Al dadelijk, op blz. 6 van de goedkoope uitgave der W.W.W. leest men, dat Ellen de thee verder ging gereed maken, terwijl er van thee nog geen sprake is geweest. Op bladz. 55 is een heel gedeelte uitgehakt, zoodat er thans is komen te staan: ... maar nu gevoelde zij zich eenigszins (door haar weenen) verlicht. ‘O neen, Mijnheer.’ Op dit ongemotiveerde ‘o, neen, mijnheer’, volgt ook niet den minsten uitleg, daarna komt: Eindelijk haalde hij een boekje uit zijn zak, enz. Hier begint de vreemdheid dus al, maar het zal nog erger worden. Op blz. 76 vangt een hoofdstuk aan, dat tot titel draagt: Modder - en wat er van kwam. Daar uit dit hoofdstuk tien bladzijden zijn weggehakt, komt er in het geheel niets van modder in voor, zoodat men zich natuurlijk afvraagt, waarom het hoofdstuk zoo heet, en tot besluit maar eens op zijn voorhoofd tikt. Ellen ligt te bed; (wat zij den geheelen dag doet, is uitgehakt) zoodat zij dus, zoodra zij opstaat, aan haar Moeder gaat schrijven, welken brief zij eindigt met de woorden: ‘het begint donker te worden.’ En zij is pas opgestaanf Mysterie! - Wat verder: de grootmoeder had Ellen den ganschen dag niet gezien. Den ganschen dag? En zij is pas opgestaan? Mysterie!... Op blz. 80: ‘Ellen had het genot achter het geheim van den koperen ketel en de witte ahornschors te komen...’ Maar we hadden nog niets van een ketel of ahornschors gehoord! Ons wordt het geheim niet opgelost, integendeel het blijft ons een drie dubbel, duister mysterie! Blz. 115. Zij had nu ontdekt, hoe zij (het raam) moest openhouden. Nu? ontdekt? waar heeft de schrijfster het over? we wisten niets van een raam! Alice berispt Ellen, omdat zij ‘als dat’ zegt. En zij had het nog in 't geheel niet gedaan?? Op blz. 182 brengt Ellen zich de woorden te binnen van Alice, die... deze nóóit heeft uitgesproken! Op blz. 223 en 250 hooren we opeens van een | |
[pagina 871]
| |
linnen boordje, waarvan niet de minste sprake is geweest, terwijl er op gezinspeeld wordt, alsof men het weet. Op blz. 263 is het winter, op blz. 264 opeens weer September, terwijl de lente en de zomer, die heel belangrijk voor Ellen waren, er zijn uitgehakt. Telkens wordt er gesproken over de ziekte van juffrouw Fortuna (blz. 274, 279, 282, 311, 358) waarvan we niets hadden gemerkt. Op blz. 302 is Ellen bij Alice, maar daar er geheel is uitgehakt, dat zij daar blijven mocht, veronderstellen wij haar natuurlijk in haar eigen huis, en zijn zeer verwonderd, haar te hooren zeggen: Zooals gij weet, ben ik bij Alice. Noch degene, tot wien zij dit zegt, noch wij, hadden daar ook maar iets van gehoord. Nog veel onbegrijpelijker wordt het, als Ellen op blz. 308 opeens weer wel thuis blijkt te zijn, waar zij in de keuken zit boonen uit te zoeken. Ik vraag, wat moet een kind hiervan denken? Een kind maakt korte metten, zegt eenvoudig van de schrijfster: dat mensch is gek! en werpt het boek in een hoek. Op blz. 341 hooren wij plotseling van allerlei dingen, die Ellen ‘inmiddels’ geleerd had, en deed. Hoe? bij wien? dat blijft ons een raadsel, en ook waarom zij deze dingen deed. Op blz 383 hooren wij spreken over een mijnheer Muller, waarvan klaarblijkelijk wordt verondersteld, dat wij hem kennen, terwijl wij zijn naam op die plaats voor de eerste maal vernemen. Op dezelfde blz. had Ellen bijna haar gewone uur gereden, terwijl wij niets van een rijles wisten; op blz. 384 denkt zij aan haar tante, van wie wij niet vernomen hadden, dat deze bij haar was. Op blz. 385 is weer een hoofdstuk weg-gelaten; een geheele scène van een boek, dat Ellen afgenomen werd, is uitgehakt, zoodat wij ongeduldig vragen, - als wij hooren, dat zij ‘alles aanwendde om haar boek weer meester te worden’, dat zij verzoekt: ‘Wilt ge mijn boek weder terug-geven, vader?’ - Welk boek? Wat beteekent dat gezeur? En op de laatste bladzijde lezen wij: Ellen peinsde gedurig, wat toch wel het derde ding mocht zijn, dat Jan van haar verlangde, - wij óók, wij peinzen daarover, want wij hadden daarvan nog niets gehoord!... Nietwaar? Ik heb er niet te veel van gezegd. Op de slordigste, liefdelooste, brutaalste wijze, zonder een enkele poging, om het verband tenminste te behouden, en het uitgelatene in een paar | |
[pagina 872]
| |
woorden te vertellen, is hier een goed en aardig, aan velen dierbaar boek uit de kinder-literatuur gruwelijk verminkt, en daardoor onbruikbaar gemaakt, terwijl het aangekondigd wordt, als zijnde ‘de volledige uitgave’! - Maar alsof deze misleiding nog niet erg genoeg ware, vermeldt het titelblad ook nadrukkelijk: Opnieuw uit het Engelsch vertaald. Doch als wij deze ‘nieuwe’ uitgave met de vroegere en zeer voldoende, die ik mij thans voor mijn doel weer wist te verschaffen, vergelijken,Ga naar voetnoot1) dan blijkt ons, dat deze nieuwe vertaling bestaat in een letterlijk volgen van den ouden tekst, terwijl een enkele maal, - de ‘vertaler’ heeft waarschijnlijk het oorspronkelijke er bij gehad, - een woord is veranderd (over dit veranderen aanstonds nog meer) of wel ingevoegd. Hoe typisch getrouw de ‘nieuwe’ vertaler in de voetstappen van den eerste treedt, moge blijken uit een paar passages: In 't Engelsch staat: that rider that breaks youth, in beide vertalingen vindt men: ‘die ruiter, die de jeugd welhaast weet tam te rijden’. Bij beiden treft men aan ‘aangenamer uitzichten, die (Ellen) sedert lang te beurt gevallen waren’, voor ‘brighter visions dancing before her eyes than had been the case for some time’. Blz. 27 Gij zult zien, hoe scherp zij is, voor: how it works. Blz. 46. Nogmaals nam de uitdrukking van vrede op haar voorhoofd plaats, voor: the expression of peace settled again upon her brow’. Blz. 50 neemt de nieuwe van den eersten vertaler over de woorden Spreek toch iets, die er in het oorspronkelijke niet staan. Blz. 51. Een droevige nevel, voor: a sorrowful blank; Blz. 53 dondersteen voor: thunderbolt. Zelfs een drukfout als jok voor juk wordt nagevolgd, en een vraagteeken, waar een; moest staan. Green corn wordt onrijp koren, terwijl het een sóort van koren is; die blonde blijft, terwijl er staat black haired; de naam Jumper veranderen beiden in ‘Karo’; pumpkin pies, mince pies, apple pies, wordt bij beiden kaas, taartjes, flensjes, en appeltaartjes; Op blz. 240 staat: Nu. Dat moest gij geweten hebben, wat in de eerste vertaling een drukfout was voor Na (after)! No 2 laat het evenwel pacifiek staan. - Beiden spreken van gepromoveerd worden, in plaats van promoveeren; waar No. 1 zich vergist, en | |
[pagina 873]
| |
‘Bruintje’ schrijft, volgt de andere het gedweelijk na; evenals ook de fout: gij behoort dus mij, wordt overgenomen. Mij dunkt, ik heb voldoende aangetoond, dat hier eenvoudig gebruik is gemaakt van de reeds bestaande vertaling, en dat dit ‘opnieuw vertaald zijn’ zacht uitgedrukt: een ‘smoesje’ is. Gaarne wil ik ook nog even laten zien, van welken aard de veranderingen zijn, die No. 2 gemeend heeft zich te moeten veroorloven. Waar No. 1 heel natuurlijk ‘haar’ of ‘diens’ schreef, maakt No. 2 er ‘derzelver’ van, of ‘deszelfs’; bagage wordt pakkaadje, horloge horologie; plaatsen op de boot nemen, wordt: plaatsen in de boot; fonkelende oogen, vonkelende oogen; het woord ‘genoegen’ wordt het stijve ‘vermaak’; van waslucifers maakt No. 2 waspitjes; niemendal wordt niet met al; nieuwtjes noemt hij ‘nieuwe zaken’; ze zijn nog niet zoo kwaad, wat No. 1 goed vertaalde van They are well enough, verandert in: ze zijn vrij wel; en toch is het zoo, wordt: en echter is het toch zoo; een suikerpopje, dat ik voor gezelschap bij mij heb, wordt een suikergebakje; kwam naar mij toe, kwam tot mij; Sint Nicolaas is iedereen, die u wat geeft, wordt zelfs fout: hij is een ieder, die u niets geeft; de teen van een kous, de top van een kous; gezondheidsdronken (toasten) worden opeens gezondheidsdranken; zij kon niet mooier worden, dan zij al was, zij kon niet schooner worden, dan zij reeds was; I know what you think, wordt: ik weet echter wat gij denkt; (iets) deed haar hart opspringen, wordt deed haar hart huppelen; aarzelend spreken wordt twijfelachtig spreken. She is so well as I am, wordt: zij is zoo wel als zij kan; ik drink het toch niet, zéér goed door No. 1 overgezet van I shall not take it, wordt: Ik zal het niet nemen; is het niet lekker? wordt: is het niet goed? En het mooiste: een paard hinnekt niet, neen, het grinnekt volgens No. 2. Al deze veranderingen, ouderwetschheden en fouten, die in de ‘nieuwe’ vertaling zijn gekomen, wekken onweerstaanbaar den indruk, dat de oude vertaling de nieuwe is en de nieuwe vertaling de oude, en dat daarin, met recht vele verbeteringen zijn aangebracht! En wáár nog een correctie viel te maken, waar bijvoorbeeld iets verkeerd begrepen is, of minder fraai vertaald, daar laat de nieuwe vertaler het zorgeloos staan, bijvoorbeeld: de gansche berg van kommer, die zich zoo diep in haar hart ge- | |
[pagina 874]
| |
worteld had, voor het veel beter gezegde: The load of grief, that had been settling heavily on her heart. En bijvoorbeeld: squire blijft jonker, en gentility adeldom, terwijl er immers in Amerika geen sprake van adel is! En de woorden: Still silence. ‘Silence that spoke,’ die beteekenen, dat er nog altijd stilte heerschte, hoewel geen zwijgende stilte, maar dat men de stem der stilte kon hooren, is bij No. 1 geworden, en bij No. 2 gebleven: ‘Stil daar! stil, wie daar spreekt!... Men zou nu waarlijk denken, dat het voldoende was, maar nóg is dit boek niet genoeg mishandeld. Fouten, (drukfouten?) als kust(t)e, breid(d)e, belo(o)ven, omdro(o)gen, wijs(s)elijk, kniën, zein, kwe(l)ling, to(o)nen (voor klanken) zuch(t)te, enzoovoort, enzoovoort staan overal op de bladzijden verspreid. En zelfs zijn er nonchalant regels uitgelaten: b.v. - Dat zal hij toch niet willen doen, nietwaar? Het kleine meisje, nu weder bemoedigd... Waardoor bemoedigd? Zij had immers geen antwoord gekregen?.. Blz. 312. Waarom zijt ge blijde, Alice? ‘Och, ik weet het niet... Het komt mij zoo zonderling voor, het bevalt mij niets.’ Welk kind kan nu begrijpen, dat hier niet Alice antwoordt, wier wedervraag: Waarom zijt gij bedroefd, Ellen? er is uitgevallen, en dat de woorden: Het bevalt mij niets, van Ellen zijn? Blz. 352. Sophia drong er op aan, dat zij niet vermoeid was. Alweder onbegrijpelijk, daar zij Ellen immers juist wat liet rusten! Niemand kan vermoeden, dat er eigenlijk moet staan: Sophia drong er op aan, dat zij wat zou gaan rusten, ofschoon Ellen haar verzekerde, dat zij niet vermoeid was. Ziedaar dan het ‘wereldberoemde’, het ‘prachtige’ boek, het lievelingsboek van onze Moeders, de vreugde van onze eigen kinderjaren, tot ónze kinderen gebracht in een verwaarloosden en verminkten vorm, waarin het oorspronkelijke werk nauwelijks te herkennen valt. Nauwkeurig heb ik de teksten vergeleken van het Amerikaansch, de eerste vertaling en de zoogenaamde ‘nieuwe’. En ik hoop, dat niemand mij zal verwijten te ver te zijn gegaan, en te veel te hebben ‘gevit’. Want immers, juist met hetgeen voor ‘het kind’ is bestemd, komt het er zoozeer op aan. Een kind heeft nog geen ‘oordeel des onderscheids’, een kind heeft | |
[pagina 875]
| |
nog geen begrip genoeg, om te zien, dat er een onrecht aan dit boek moet zijn begaan; (trouwens welke volwassene, die de oorspronkelijke lezing niet kent, zou het zoo gauw begrijpen?) voor het kind is, in den meest werkelijken zin van het woord het beste niet goed genoeg. Lofwaardig is het denkbeeld zeker, om een standaard-werk in een goedkoope uitgave beschikbaar te stellen; maar als het zóó moet gebeuren, als met De wijde, wijde Wereld geschiedde, dan voelen wij ons gedrongen uit te roepen: Laat het dan liever, láat het in 's hemelsnaam! terwille van den naam des auteurs, maar ook, en niet minder, terwille van uwe eigene uitgevers reputatie!... Ik heb mij verplicht gevoeld deze waarschuwing uit te spreken, omdat ik door een toeval op de hoogte der zaak ben gekomen, en andere ouderen het, zooals van zelf spreekt, niet zullen merken. Men koopt het boek, dat men uit eigen herinnering kent, en geeft het aan zijn kinderen ten geschenke, wetende, dat het een goed en boeiend en ook ‘leerzaam’ werkje is, - zonder het, waartoe zou dat noodig zijn, men kent het immers? - eerst nog eens over te lezen. Ook wordt het boek natuurlijk niet ter recensie gezonden, - vrij ongestraft kan dus deze kwade uitgeverspractijk, ik kan het niet anders noemen, worden uitgevoerd. En ik zeg het nogmaals, als een dergelijke speculatie veroorloofd is, dan ligt hierin een groot gevaar voor den naam van alle auteurs, wier werken ‘vrij’ zijn gekomen.
Iets dergelijks, wel niet zóó erg en ergerlijk, maar toch wel erg genoeg om er over te spreken, gebeurt bij een andere firma met een ander kinderboek, dat door alle ouders, paedagogen en de kinderen zèlf, wordt beschouwd als het ‘boek der boeken’, ‘het’ meisjesboek bij uitnemendheid, en dat in den loop der jaren het klassieke voorbeeld geworden is van ontelbaar veel kinderschrijvers; het liefste, innigste, diepst en zuiverst gevoelde, warmst levende, intensiefst de jeugd begrijpende boek: Louise Alcott's Onder Moeders Vleugels. Een halve eeuw geleden is dit boek verschenen, en nog, nog altijd is het 't lievelingsboek van aankomende meisjes, die er diep door worden ontroerd. Ida Heyermans vertelt zelfs in De Vrouw, dat zij dit werkje haren meisjes te lezen geeft, om door het oordeel, dat zij erover uitspreken, te | |
[pagina 876]
| |
weten te komen, hoe hun karakter is. Dit boek is vol van een warme, bloeiende liefde, van een diep verstandelijk inzicht, en tegelijk een groote, gevoelige teederheid. En een bewijs, hóezeer het levend is in de geesten van hen, die zelve willen schrijven, is wel, dat de jonge Australische schrijfster Lilian Turner (de zuster van Ethel Turner) in haar: De meisjes Perry naïevelijk een familie schetst, die arm is geworden, en waar vier dochters zijn, waarvan de oudste les geeft, de tweede de ‘man’ is in het gezin, de derde huishoudelijk en de vierde een nufje, - precies zooals in O.M.V., terwijl de familie, waar het oudste meisje les geeft, zelfs den naam... King draagt! Verder zijn er nog allerlei reminiscenties in, bijvoorbeeld: de maaltijd buiten, de jongen naast de deur, het mislukte diner, ‘Laat de zon niet ondergaan over uw toorn’, Addie's minnaar, enz., enz. De vertaling van Little Women door Almine is zéér voldoende. Een enkele maal treft ons een onnauwkeurigheid, zooals o.a. ‘kandij’ (candy) wat ‘suikergoed’ zou moeten zijn; a handsome nose is niet bepaald een ‘lange’ neus; gallant is niet ‘grappig’; lame is niet lam, maar ‘gebrekkig’ (hoe kunnen lammen loopen?) she had burnt the skin of her nose is niet: zij had een zonnesteek gekregen; en Sairy Gamp, de bekende Dickens-figuur, kan, daar zij een vrouw is, geen ‘vriend en makker’ zijn. En als ik zooiets lees, als: Haar handschoenen besloegen een teeder plaatsje in haar hart, dan ga ik gauw eens kijken in het oorspronkelijk of daar zoo iets dwaas' en ongevoelds werkelijk staat. Neen, - o, wat schrijft ‘het buitenland’ toch gewoonlijk zuiver! - daar staat het natuurlijk niet, daar staat: Her gloves were a tender point with her. Maar dit zijn absolute kleinigheden: en, naar ik hoor, is de editie (welke f 1.25 kost), die ik hier bedoel, voor een nieuwen druk nog eens geheel nagezien door de bekende specialiste op dit gebied: Mej. G.W. Elberts, zoodat ik niet twijfel, of zij zal nu wel in orde zijn. Het doet mij zeer veel genoegen te kunnen constateeren, dat door den uitgever aan deze uitgave zorg is besteed, en hetgeen te waardeeren valt, verzwijg ik opzettelijk niet, om met te meer nadruk protest te kunnen aanteekenen tegen de editie, die, naast de eigenlijke, werkelijke, goedkoop verkrijgbaar wordt gesteld, en die door de allerslechtste verzorging, noch den naam van de schrijfster noch dien | |
[pagina 877]
| |
van den uitgever eer aandoen kan. De drukfouten, weg-gevallen woorden, uitgelaten regels, verkeerde of ontbrekende punctuatie, - al deze dingen, die in een boek niet mogen voorkomen, beloopen hier over de vierhonderd! De dwaaste onbegrijpelijkheden zijn er in komen te staan: twee mannen treden hier op als vrouwen, Laura en Christiana; ‘gedienstigheid’ wordt ‘godsdienstigheid’; wij hooren van een ‘knetterend’ zwaard; ‘het warme weer maakte hem ‘hongerig’ inplaats van ‘hangerig’; ‘ben je van plan den heelen middag te preeken’ wordt ‘ben je van plan den heelen middag te ‘spreken’; gij zult heel wat leeren lezen, staat voor ‘gij zult heel wel leeren lezen, enzoovoort, enzoovoort. Voor deze goedkoope 75 cts. uitgave geldt hetzelfde, wat ik hierboven over de goedkoope editie van ‘De wijde, wijde Wereld’ schreef: als het niet anders gebeuren kan dan zóó, laat het dan, láát het dan liever!... Natuurlijk heb ik geen tijd, om al de deeltjes der goedkoope Alcott-serie zoo nauwkeurig na te gaan. Een enkele blik vertelde mij evenwel, dat in den negenden druk van: Op eigen Wieken nog eenzelfde drukfout voorkomt, die ik reeds in den tweeden druk had opgemerkt! Wat is het toch jammer, dat Nederland vaak zoo nonchalant voor den dag komt, waar in andere landen dergelijke uitgaven onherroepelijk als ‘misdruk’ zouden worden beschouwd. Ook in het buitenland verschijnen telkens weer nieuwe uitgaven der Little Women en Good Wives; de nieuwste zijn die der Queen's Treasures Series, en het is een lust voor de oogen deze goedgedrukte, onberispelijk uitgevoerde boekjes te doorbladeren, die met tact en sentiment door Miss Wheelhouse zijn geïllustreerd. Met een bewonderenswaardig aanpassingsvermogen heeft de teekenaarster het verhaal gevolgd, en geen plaatje is er, dat ons niet treft door de uiterste, fijne zorgvuldigheid, waarmee de aanwijzingen van den tekst zijn gevolgd. En wij stemmen dan ook geheel in met het oordeel van The Bookman: ‘It was a happy fate which placed these gems of child-fiction in the hands of Misss Wheelhouse for illustration; in her graceful lines and delicate shades of colouring she proves how thoroughly she is in sympathy with the art of the writer.’ (Tusschen twee haakjes, hoe eigenaardig is het toch, dat zooveel ‘echte’ kinderboeken tot ons komen uit Amerika. De werken van | |
[pagina 878]
| |
Miss Alcott; ‘De wijde, wijde Wereld,’ de aardige jongensboeken van Mark Twain: ‘Tom Sawyer’ en ‘Huckleberry Finn’ en ook dat veelgeliefde boek ‘De zilveren Schaatsen’ door Andriessen bewerkt naar het Amerikaansch van Mary Mapes Dodge...!)
Apropos van illustraties, die van O. Geerling bij het boek van C. Joh. Kievit Gouden Daden zijn ook wel aardig, en met veel zorg bewerkt. ‘Plaatjes’ in een boek met korte verhalen en van een soort als dit zijn dikwijls een opwekking tot lezen. Waar de teekening hem bevalt, begint het kind gewoonlijk te lezen, om te weten te komen, wat zij ‘beteekent.’ Daarom zij de waarde van illustraties niet onderschat, daar zij meer zijn dan een versiering, een aardigheid, en daarom zorge men ook steeds ze zoo goed mogelijk te geven. Gouden Daden, - waarom niet liever ‘goede’ daden, of ‘groote’ daden; beteekent gouden daden nu werkelijk iets anders, of iets meer dan de door mij genoemde woorden? - is een verzameling van verhalen, die allen tot onderwerp hebben een daad van moed, zelfopoffering of energie. Over gebrek aan afwisseling behoeft men hierin niet te klagen: het boek begint met Jan van Schaffelaar; dan volgt Leonidas, daarna George Stephenson, en daarop krijgen wij ineens de geschiedenis van de ramp der stoomboot Berlin. Zóó gaat het voort: Jeanne d'Arc vormt met Niels Finsen, David Livingstone en Florence Nightingale een bonte rij, en nog meer, nog veel meer, komen wij te hooren: van De Ruyter en van Blériot, van czaar Peter den Groote, van Édison en van ‘Een trouwe Slaaf’... zoodat wij ons twijfelend beginnen af te vragen: is het niet te veel? Zeer zeker is Gouden Daden een kostelijke leerschool in heldhaftigheid en geestkracht en doorzettingsvermogen te noemen, maar overdaad schaadt, ook in dit opzicht. Een intelligente en leesgrage jongen van bijna twaalf jaar, wien ik het boek in handen gaf, sneed het, al lezende open, tot... bladzijde 209 (er zijn er 301). Toen vond hij het mooi genoeg, en verlangde weer naar iets anders. Ziehier een boek als ‘Gouden Daden’ aan het leven getoetst. Misschien was het beter geweest dit boek in twee deelen te verdeelen; één met verhalen uit onze eigen geschiedenis, een met die van feiten uit den vreemde. En dan nog wat te schiften... Waarom bijvoorbeeld de ‘Romeinsche ontaarding’ aanschouwelijk voorgesteld, al die gruwelen van de Fransche revolutie nog eens | |
[pagina 879]
| |
opgehaald, en in 't bizonder, dat afgrijselijk tooneel van het drinken van het menschenbloed door Marie de Sombreuil, - dat ook al voorkomt bij Andriessen's ‘Val van een Koningshuis.’ Mededeelingen daarentegen over de eerste spoorwegen, de eerste luchtballons, ontdekkingsreizen, enzoovoort, zijn zeker heel merkwaardig en aangenaam om te weten, en in dit opzicht bevat Gouden Daden zeer veel wetenswaardigs en belangrijks, zoodat het een boek is, om te bewaren, wijl men er telkens iets in opzoeken kan, omdat alles hier zoo gemakkelijk en beknopt bij elkander staat. C. Joh. Kievit is een onzer prettigste moderne kinderschrijvers, zijn verhaaltrant is vlot, frisch en natuurlijk, en hij weet zich met een jeugdige, opgewekte, gezellige manier te verplaatsen in de kindersfeer. Het spreekt dus vanzelf, dat er ook in Gouden Daden veel te roemen valt: de eenvoudige, begrijpelijke wijze van vertellen, de animo, waarmee van mooie, moedige daden wordt gesproken, - en men voelt, hoeveel studie en onderzoek er toe noodig is geweest, en hoeveel zorg en geduld, om in een betrekkelijk klein bestek zóóveel wetenswaardigs samen te brengen. Over het algemeen is de stijl van Johan Kievit zuiver, en vrij van bombast en aanstellerij, hoewel wij een enkele maal wel eens ouderwetschheden aantreffen, als ‘paarden, die trotsch schenen te zijn op den last dien zij droegen’, ‘de natuur, die rust en vrede ademt’, enzoovoort.
Ten slotte wil ik nog een enkel woord van waardeering zeggen over het bekende boek ‘Van oude Tijden tot Heden’ door Jacs. M. Vos. Dat van deze geschiedenis van ons vaderland reeds een elfde druk verscheen, is feitelijk al aanbeveling genoeg. Het is een beknopt en zeer bevattelijk geschreven boek, dat op voldoende wijze een verslag geeft van de voornaamste gebeurtenissen, die in ons land voorvielen van de vestiging der Germanen tot op den huidigen dag. En omdat hier met tact en intelligentie een keuze is gedaan, loopt de historie van Nederland voort in één breede lijn, terwijl een verwarrende overvloed van namen is vermeden. En juist omdat dit werk, in zoo'n handzamen vorm, toch alles bevat, wat noodig of leerzaam is om te weten, zal het ook buiten de scholen goeden dienst kunnen doen, voor wie belang stelt in de geschiedenis van zijn land, en dus daarvan gaarne geheel op de hoogte wil zijn. |
|