| |
| |
| |
Binnenlandsche staatkundige kroniek door Frans Netscher.
De Tweede-Kamer is gezwicht voor het politieke deurwaardersexploit van Dr. Kuyper, die in de maand Juni had aangezegd, dat de maand November bestemd zou worden voor de behandeling der Invaliditeits- en Ouderdomswet, bij niet naleving waarvan hij dit Kabinet gedreigd had verder zijn steun aan de sociale wetgeving der Coalitie te zullen onthouden.
En men heeft gehoorzaamd.
Men heeft 't niet tot een politieken executorialen verkoop, met den hoofdredakteur van den Standaard als afslager, laten komen. Het dwangbevel had zijne uitwerking niet gemist.
De Kanaalstraat ligt dan ook dichterbij dan Canossa.
En zoo is een tweetal weken geleden, nadat de Indische en de Staatsbegrootingen voor 1913 in de afdeelingen waren onderzocht, een aanvang gemaakt met de openbare behandeling van bovengenoemde wet.
Ofschoon men op 't oogenblik nog niet verder is gekomen dan de algemeene beschouwingen en de Regeering, nadat sprekers van verschillende partijen reeds veertien dagen aan 't woord zijn geweest, nog niet eens in eerste instantie heeft gesproken, wenschen we hier toch 't een en ander in 't midden te brengen over hetgeen tot nu toe in die debatten aan 't licht is getreden. Maar alvorens daartoe over te gaan, dienen we in de allereerste plaats iets te zeggen over het Concentratieplan der drie vrijzinnige partijen met 't oog op den stembusstrijd in 1913.
We hebben dit plan - of liever het voornemen om zulk een plan te ontwerpen - hier ter plaatse al meermalen ter sprake gebracht en melding gemaakt van de onderhandelingen, die
| |
| |
tusschen de drie partijbesturen dienaangaande gevoerd werden. Tevens wezen we er toen op, dat volgens loopende geruchten dit concentratieplan drie punten zou bevatten, waarover de vrijzinnigen van alle groepen 't eens zouden zijn geworden en die als vrijzinnige leuze voor het volgend jaar dienst zouden doen, t.w. grondwetsherziening om tot Algemeen Kiesrecht te komen; Ouderdomsvoorziening; en handhaving van het Vrijhandelstelsel.
Zoo heette 't algemeen in de pers.
En men wachtte.
Maar nu zijn de onderhandelingen tusschen de partijbesturen der Vrijzinnig-demokraten, Unie-liberalen en Oud-liberalen afgeloopen; men is 't eens kunnen worden over een gezamenlijk Concentratie-program; en het ontwerp is thans aan de kiesvereenigingen ter kennisneming en konsideratie toegezonden. In den loop dezer maand zullen de drie vrijzinnige partijen nu op eenzelfden dag, maar ieder afzonderlijk, in algemeene vergadering bijeenkomen om over het lot van dit plan te beslissen.
Laten we nu eens zien, wat er in dit ontwerp te lezen staat.
Voorop zij gezet, dat 't uit twee deelen is samengesteld: - uit een kritisch en uit een opbouwend gedeelte, een beschouwing over wat men verkeerd vindt in den gang van zaken onder de huidige regeering, en een aangeven van wat men daartegenover stellen wil.
Er wordt aan herinnerd, dat het Ministerie Heemskerk bij zijn optreden het voornemen te kennen gaf in gematigden en verzoenenden geest te willen regeeren, maar dat daar niets van gekomen is en dat 't thans de tradities van het kabinet-Kuyper voortzet, zich scherp keerend tegen de vrijzinnige beginselen, welke sedert 1848 ons Staatsleven beheerschen. Onder den drang der Roomschen en Calvinisten is een reaktie ingeleid tegen de beginselen van vrijheid en recht, die den grondslag vormen van onze Staatsinstellingen; geloofsverschillen worden aangescherpt en het gevoel van saamhoorigheid gaat verloren. Dan wordt er gewezen op begunstiging van bepaalde kerkelijke richtingen, wat tot veinzerij voert; dat de bedrijfsvrijheid aan banden wordt gelegd; dat bij den opbouw van sociale instellingen niet gestreefd wordt naar ontwikkeling van eigen werkzaamheid van arbeiders en werkgevers, maar dat heil gezocht wordt in
| |
| |
overdreven vermeerdering van ambtenaren en ambtenaarsinvloed; dat de handelsvrijheid, waaronder landbouw en nijverheid, scheepvaart en handel bloeien als nooit tevoren, aan die averechtsche sociale plannen der Regeering ten offer worden gebracht; dat het rechtmatig streven der vrouw naar meer zelfstandigheid belemmerd wordt, wat o.m. blijkt uit de poging tot optreden tegen de gehuwde ambtenares en onderwijzeres; dat de meest dringende maatregelen tot verhooging van het peil van het openbaar en het bizonder onderwijs achterwege blijven en er slechts belangstelling is voor de eenzijdige bevoordeeling van de bizondere school ten koste van de openbare; dat de opgedrongen kerstening de Inlandsche bevolking van het Moederland dreigt te vervreemden; en dat het gevaar, aan den bestaanden politieken toestand verbonden, des te grooter is, wijl de door de machtsbegeerte bijeengehouden, schoon innerlijk verdeelde coalitie in de Tweede-Kamer, aan allen, die zich tegen haar beleid verzetten, op tyrannieke wijze haren wil oplegt en zelfs niet schroomde het Reglement van Orde der Kamer, tot dusver waarborg van de rechten der minderheden, aan haar stembus-politiek dienstbaar te maken.
Dit is de akte van beschuldiging tegen de Rechterzijde.
Men ziet 't: haar algemeene politiek, haar handels-politiek, haar onderwijs-politiek, haar koloniale politiek en haar sociale politiek worden er in afgekeurd.
Maar wàt wil de vrijzinnige Concentratie daar tegenover zetten?
Dat zullen we ook zien.
Niet genoeg kan hierbij in 't oog worden gehouden, dat aan het tweede gedeelte van dit nieuwe program niet alleen de beteekenis moet worden toegekend van bloot punten te zijn, waarover de drie linksche partijen 't nu, na meer of minder moeite, eens zijn geworden, en waarmee zij nu het volgend jaar in gesloten gelederen naar de stembus willen trekken. Er zit nog méér in. Want als men gezamenlijk ten strijde trekt, heeft men ook de bedoeling en de hoop om gezamenlijk te overwinnen. Dan wordt men op zijn beurt Regeeringspartij. En wel op den grondslag van het gezamenlijk programma.
Dit Concentratie-program zou dan Regeerings-program worden.
Maar met wier hulp zal men 't dan denken uit te voeren?
Met die van Rechts natuurlijk niet.
| |
| |
Maar met den steun der Sociaal-demokraten dan?
Ja en neen.
Neen, omdat deze niet in de Concentratie zijn opgenomen en niet op te nemen zouden zijn. Maar ja, in zooverre er mogelijkheid zou bestaan, dat er op dat program punten zouden kunnen voorkomen, die ook hier instemming zouden kunnen vinden.
Maar het program neemt positie naar beide fronten, naar Zwart en Rood. Want nadat het zich naar Rechts gekeerd heeft, maakt het ook een afwijzend gebaar naar de S.D.A.P. ‘De vrijzinnigen - zoo zegt het - hebben strijd te voeren niet alleen tegen de rechterzijde, maar evenzeer tegen de sociaal-democratie, die, zich stellende op het standpunt van den klassenstrijd, tot bereiking van een hersenschimmig einddoel, de grondslagen van de hedendaagsche maatschappij ondermijnt’.
De drie partijen van links zijn dus op zichzelf aangewezen, zonder hulptroepen, en moeten zich dus bewust wezen, dat, als zij in Juni van het volgend jaar mochten overwinnen, zij ook dienen te weten, dat wat zij nù aan de kiezers aanbieden, in regeeringsdaden moet worden omgezet. En laten we dus eens zien, wat er in het Concentratieprogram te lezen staat.
Het begint met een verklaring over het kiesrecht. ‘Algemeen Kiesrecht voor mannen moet worden ingevoerd, zonder dat aan die hervorming als voorwaarde wordt verbonden het nemen van maatregelen tot verzwakking van den volksinvloed, dien men door algemeen kiesrecht tot volle ontwikkeling wil brengen. De gelegenheid moet worden geopend, aan de vrouw het kiesrecht te verleenen, zonder dat daarbij eischen van maatschappelijken welstand mogen worden gesteld. De beletselen tegen verkiesbaarheid van de vrouw moeten worden weggenomen. Evenredige vertegenwoordiging moet worden ingevoerd.’
In 't kort komt dit dus hierop neer: algemeen kiesrecht voor mannen zonder korrektieven (zooals bijv. amendementrecht voor de Eerste-Kamer, gelijk de oud-liberalen wilden), geen algemeen kiesrecht voor vrouwen (maar slechts de mogelijkheid scheppen, dat zij 't mettertijd ook eens zullen krijgen), en evenredige vertegenwoordiging.
Om het bovenstaande te bereiken, zal dus Grondwetsherziening noodig wezen.
| |
| |
Aangezien dit program na overleg van drie partijbesturen is tot stand gebracht en er dus over en weer koncessies moeten zijn gedaan om tot eenstemmigheid te komen, willen we eens even nagaan, hoe de verschillende vrijzinnige partijen er tegenover staan.
We beginnen dan met de Oud-liberalen. 't Blijkt dan, dat zij een weinig naar het algemeen kiesrecht zijn opgeschoven, want wat zij in hun beginselprogram over het algemeen kiesrecht voor mannen schreven, n.m.l. dat ‘de uitoefening niet op grond van persoonlijke hoedanigheden of omstandigheden’ mag worden ontzegd, hebben zij laten vallen. Zij verklaren zich nu voor algemeen kiesrecht voor mannen tout court. De eisch der korrectieven (b.v. het amendementrecht der Eerste-Kamer), opdat, volgens hun program, de beide Kamers ‘nagenoeg gelijke invloed op de wetgeving zij verzekerd’, hebben zij ook laten vallen. Op het punt van het kiesrecht voor vrouwen hebben zij hun zin gekregen, want ook zij eischen niet meer dan 't scheppen der mogelijkheid 't haar eenmaal toe te kennen. De proportioneele vertegenwoordiging hebben zij op den koop toe meegenomen, want daarover spreekt hun beginsel-program niet.
En thans de Liberale Unie.
Wel, die heeft reden zich in de handen te wrijven, want op het gebied van het kiesrecht krijgt zij zoo wat alles dat in haar beginsel-program te lezen staat: - algemeen kiesrecht voor mannen, kiesrecht voor vrouwen ‘naar regelen door de wet te stellen’ (dus vooreerst nog geen algemeen kiesrecht voor vrouwen), en evenredige vertegenwoordiging.
Deze paragraaf in het Concentratie-program is dus een zuivere Unie-paragraaf.
Maar de Vrijzinnig-democraten komen er minder goed af; die hebben er heel wat van hun demokratie bij ingeboet. Zij toch eischen Grondwetsherziening opdat mogelijk worde ‘invoering van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, met toepassing van het beginsel van evenredige vertegenwoordiging’. (Zie het V.D. Werkprogram). Het algemeen kiesrecht voor vrouwen heeft zij dus moeten prijsgeven en zij is aldus afgedaald naar de Unie-liberalen en Oud-liberalen. Zij heeft een slip van haar demokratischen mantel in den strijd gelaten en zij heeft er in
| |
| |
toegestemd, dat het algemeen vrouwenkiesrecht ad calendas graecas wordt verschoven.
Dit zijn de gevaren van een koalitie of koncentratie voor een demokratische partij; een deel van 't beste wat zij bezit, moet zij er gewoonlijk bij inboeten.
De eenige partij uit deze politieke Triple-Alliantie, die tevreden kan zijn over de kiesrechtparagraaf is ergo de Liberale-Unie.
Het tweede punt van het Concentratie-program eischt, dat de ‘verhouding tusschen Kroon en Volk, zooals die in onze Grondwet is geregeld’, moet worden bestendigd; - een algemeene frase, met welker aanvaarding niemand zich tot iets bindt. Het derde punt handelt over het Onderwijs en luidt aldus: ‘Onverzwakt moet - ook als waarborg voor de deugdelijkheid van het geheele volksonderwijs - de openbare school worden gehandhaafd, waar ieders godsdienstige gevoelens worden geëerbiedigd. Herziening van het schoolwezen en verbetering van de opleiding en de positie der onderwijzers, ten einde het volksonderwijs op hooger peil te brengen, is dwingende eisch.’
Geen der vrijzinnige partijen heeft eenige koncessie behoeven te doen, om zich met de handhaving van de openbare school te kunnen vereenigen, dat spreekt vanzelf.
De overige punten luiden dan als volgt:
‘Verandering in onze vrijhandelspolitiek moet worden afgewezen.
Noodzakelijk is eene algemeene voorziening op het gebied van de geneeskundige en geldelijke hulp bij ziekte en invaliditeit van on- en minvermogenden. Hiervoor zal eene wettelijke regeling van de ziekenfondsen en ziekenkassen en van den daarbij van Staatswege te verleenen steun het uitgangspunt moeten zijn.
Tot het verkrijgen van de voor sociale hervormingen benoodigde middelen zal, voorzoover die niet gevonden worden uit bijdragen van belanghebbenden en uit bestaande inkomsten van den Staat, niet mogen worden teruggedeinsd voor verhooging van directe heffingen.’
Wat er over de vrijhandel-politiek, over het vinden van de gelden voor de sociale hervormingen uit een verhooging der directe belastingen, en over een regeling van de ziekenfondsen en ziekenkassen met steun van Staatswege gezegd wordt, dáárover behoeven wij niets te zeggen; dat zijn politieke waarheden als
| |
| |
koeien; en de drie vrijzinnige partijen, die op deze drie punten door geen beginselen gescheiden worden, zullen dan ook wel niet veel moeite hebben gehad om een formule te vinden, die allen kon bevredigen.
Voor het punt, dat nog overblijft, willen we evenwel een uitzondering maken.
En dat is de paragraaf, die over de Ouderdoms-verzorging handelt. Zij is als volgt geredigeerd: ‘In de behoeften ontstaan door ouderdom moet voorzien worden door uitkeeringen uit de Staatskas, onverschillig of de behoeftigen al dan niet tot de loonarbeiders behooren. Verzekering van uitkeeringen boven het minimum, dat aan de behoeftigen wordt verstrekt, dient van Staatswege bevorderd en geldelijk gesteund te worden.’
Wanneer men dezen paragraaf nog eens overleest, dan zal men dadelijk bemerken op welk standpunt de samenstellers van het program de drie vrijzinnige partijen tegenover de Ouderdoms-verzorging willen plaatsen.
Tot tweemaal toe wordt er in gesproken over behoeftigen. En 't lijkt wel, dat men dit kwetsende woord opzettelijk gekozen heeft en bedoeld heeft te doen gelooven, dat iemand, die op zijn ouden dag pensioen gaat trekken een behoeftige is. De vrijzinnigen zullen dus moeten verklaren, dat pensioentrekkenden eigenlijk tot het leger der paupers behooren. Verzorging van den ouden dag door middel van pensioen zal dus niet als een recht erkend worden van de afgewerkte leden onder gemeenschap, die met hun arbeid aan de instandhouding der maatschappij hun deel hebben bijgedragen, de nationale welvaart hebben helpen verhoogen, en het nationaal vermogen hebben doen vermeerderen, van wier prestaties in de maatschappij anderen dus ook hun deel hebben opgestoken, maar als een onderdeel der armenzorg. ‘Je hebt geen aanspraak op pensioen, wil men hen toeroepen; je hoort eigenlijk bij de diakonie of bij den armmeester thuis’. Maar men heeft toch niet den moed hen dit ronduit te zeggen, en daarom maskeert men het woord, dat men zoo hardop niet durft te gebruiken, en spreekt men fatsoenshalve van ‘ouderdomsverzorging’. Ondertusschen blijft men ze als ‘behoeftigen’ kwalificeeren, d.w.z. als tweede of derderangs-menschen in ons midden.
Dit stempel wil men, dat de vrijzinnigen den personen, die
| |
| |
in de termen van een pensioen zullen vallen, op het voorhoofd zullen drukken.
Vrijzinnig moge dit wezen, demokratisch zeker niet, en van fijn gevoel getuigend evenmin.
Van Ouderdomsverzorging wil men dus een onderdeel van Armenzorg maken; men wil het afgewerkte lid der gemeenschap een ‘uitkeering’, (alias ‘aalmoes’) uit de Staatskas geven, en daarnaast eigen pensioensparing aanmoedigen.
Welke partij uit de Triple-Alliantie kan daar mee tevreden wezen?
De Liberale Unie niet. Die komt er 't slechts af. Want van haar streven om de Ouderdomsverzorging op te lossen in de richting van Staatspensionneering komt zoo niets terecht. Zij heeft aan de Concentratie dus een offer moeten brengen, dat met de opoffering van een beginsel gelijk staat. De demokratie heeft 't hier afgelegd.
De Vrijzinnig-demokraten met hun eisch van verzekering door middel van bijdragen van belanghebbenden, met vrijstelling der allerarmsten, kunnen zich met dezen paragraaf natuurlijk zonder gewetensbezwaar vereenigen, en de Oud-liberalen kunnen zich genoeglijk in de handen wrijven, want op dit punt is men naar hun toegekomen of tot hen afgedaald. Zij schrijven toch in hun programma: ‘Voorziening in de nooden van den ouden dag worde bevorderd door een stelsel van vrijwillige verzekering met steun van Staatswege. Als overgangsmaatregel zullen aan onvermogenden boven een te bepalen leeftijd uitkeeringen worden gedaan zonder storting hunnerzijds’.
De paragraaf in het Concentratie-program over de Ouderdomsverzorging is dus zoo goed als geheel uit het program der Oud-liberalen overgenomen; alleen heeft men de twee zinsneden van plaats doen verwisselen; de eerste is de tweede, en de tweede de eerste geworden.
Wanneer we nu onzen indruk van dit Concentratie-program mochten samenvatten, dan zouden we willen zeggen, dat de Demokratie bij de over en weer gedane koncessies er 't slechtst is afgekomen. In de belangrijke vraagstukken van Kiesrecht en Ouderdomsverzorging is een afzakking naar den minst demokratischen kant waar te nemen. In een gekombineerd leger, dat vooruit wil, zal men nu de snelheid van het geheel afmeten naar
| |
| |
den gang van degenen, die 't minst snel vooruit kunnen of willen.
Maar we zien nu, dat we al beschikt hebben over de plaatsruimte, die ons is toebedeeld, zoodat we nu geen gelegenheid meer hebben iets te zeggen over de verzekeringsdebatten in de Tweede Kamer. De volgende maand zullen we er echter op terug kunnen komen; men zit nu immers nog in de algemeene beschouwingen; en dàn zullen wij er meer overzichtelijk over kunnen schrijven.
|
|