| |
| |
| |
Het proces der toonkunst-beoefening en de toekomstige hoogeschool voor muziek. (Voordracht gehouden op 21 Augustus 1912 in de afdeeling Tooneel en Toonkunde van het 32e Nederlandsch Taal- en Letterkundig congres te Antwerpen). door Frans Vink.
Bevredigend te beantwoorden is de vraag, hoe het met de muziek-wetenschap, de muziek-beoefening en het muziek-onderwijs in onze beide Nederlanden gesteld was en is, want Zuid en Noord, beiden handhaafden ten aanzien der toonkunst-beoefening tot op heden den eenmaal verworven en vèr over de grenzen doorklinkenden goeden en degelijken naam. Het gaat hier en thans echter om de beantwoording van een nuttiger vraag, namelijk: hoe kan en moet het muziek-onderwijs ten onzent en in de toekomst worden? -
Om deze vraag te beantwoorden, hebben we tot het begrip te komen van hetgeen als beginsel van muziek-wetenschap, muziek-beoefening en muziek-onderwijs in waarheid overal en altijd gegolden heeft en gelden zal, doch vanaf heden in werkelijkheid algemeener diene te worden erkend en door de toonkunst-paedagogie in het bijzonder diene te worden toegepast en doorgevoerd. -
Dit begrip kan slechts het gevolg zijn van een redelijke doordenking van de toonkunst-beoefening zelve. -
Zoo verhouden zich ‘het proces der toonkunst-beoefening’ en ‘de toekomstige hoogeschool voor muziek’ als begin en beginsel. -
De omvangrijkheid van deze onderwerpen en de beperktheid van den bespreektijd eischen van mij onmiddellijk terzake te zijn.
| |
| |
De muzikale werkzaamheid van den toonkunstenaar is scheppend òf herscheppend òf scheppend en herscheppend ineen.
Scheppend is zij de werkzaamheid van den componist, herscheppend is zij de werkzaamheid van den executant, scheppend en herscheppend ineen is zij de werkzaamheid van den componist-executant of executeerende componist.
Als scheppende werkzaamheid is zij aanvankelijk inwendig, wanneer de componist op slechts voor zich zelf denkbeeldig hoorbare, voelbare en verstaanbare wijze muzikaal schept.
Als herscheppende werkzaamheid is zij eindelijk uitwendig, wanneer de executant op voor zich zelf evenals ook voor anderen werkelijk hoorbare, voelbare en verstaanbare wijze de muzikale schepping van den componist herschept.
Als scheppend-herscheppende werkzaamheid is zij aanvankelijk inwendig en eindelijk uitwendig, wanneer de componist-executant om te beginnen op slechts voor zich zelf denkbeeldig hoorbare, voelbare en verstaanbare wijze muzikaal schept en ten slotte op algemeen werkelijk hoorbare, voelbare en verstaanbare wijze zijn muzikale schepping herschept, wanneer hij dus aanvankelijk inwendige schepping eindelijk herscheppend veruitwendigt.
Zoo is dus de scheppende werkzaamheid het begin der verwerkelijking van de slechts eenmaal mogelijke schepping en zoo is dus de herscheppende werkzaamheid het eind der verwerkelijking van de schepping, de verwerkelijking zelve, de herschepping, die ontelbare malen te herhalen mogelijk blijft.
Scheppende werkzaamheid en herscheppende werkzaamheid zijn zeldzamerwijze als begin en eind der verwerkelijking in één werkzaamheid vereenigd, tenzij in de werkzaamheid van den improvisator, die noch componist noch executant, doch slechts den meest natuurlijk en daarom minst geestelijk musiceerende mensch mag heeten, en die dan ook vaak musiceert, zooals de vogel zingt en het kind babbelt.
Scheppende werkzaamheid en herscheppende werkzaamheid zijn geregelderwijze als begin en eind der verwerkelijking, en als zoodanig schijnbaar zelfstandig, schijnbaar gescheiden, want
| |
| |
aanvankelijk inwendig treedt de scheppende werkzaamheid van den componist op, om voorloopig, ter uitstelling van de executie, schijnbaar en uitwendig te eindigen in een midden tusschen schepping en herschepping, waaruit dan, tot het geschieden van de executie, inwendig en schijnbaar beginnend, de herscheppende werkzaamheid van den executant eindelijk uitwendig optreedt.
Het midden tusschen schepping en herschepping is dus het middel tot schijnbare scheiding en wezenlijke hereeniging; deze onderscheidings- en vereenigings-bemiddeling verschaft aan den componist het middel om zijn door aanvankelijk inwendige werkzaamheid geworden schepping uitwendig schijnbaar te beëindigen èn de herschepping uitstelbaar, uitvoerbaar en herhaalbaar te doen zijn en zij verschaft aan den executant het middel om zijn door eindelijk uitwendige werkzaamheid te worden herschepping inwendig schijnbaar te beginnen èn zoo de schepping te verwerkelijken, werkelijk te doen hooren, gevoelen en verstaan.
Buiten en behalve deze ten behoeve van schepper en herschepper dienende beiderzijdsche bemiddeling behoeft de muzikale werkzaamheid van den toonkunstenaar nog schijnbaar vele en verschillende andere middelen. Wezenlijk vereenigen zij zich onderscheidend in drie categoriën, namelijk: scheppingsmiddelen, herscheppingsmiddelen, en de reeds genoemde middelen ter hereeniging van schepping en herschepping.
De scheppingsmiddelen zijn als middelen ter aanvankelijk inwendige werkzaamheid van den componist theoretische middelen en onderscheiden zich in vereeniging als toon, toongewicht en toonduur.
De herscheppingsmiddelen zijn als middelen ter eindelijk uitwendige werkzaamheid van den executant praktische middelen en onderscheiden zich in vereeniging als mechanisch, technisch en aesthetisch klankvermogen.
De hereenigingsmiddelen te midden van schepping en herschepping zijn van de eene zijde genomen, eindelijk praktisch en van de andere zijde genomen, aanvankelijk theoretisch te noemen; zij vereenigen zich in het begrip ‘muziekschrift’ en onderscheiden
| |
| |
zich in deze vereeniging als teekens ter veraanschouwelijking en aanschouwbaarheid van het resultaat der schepping en van de bedoeling ter herschepping.
Deze dubbelzijdige hereenigingsbemiddeling is van den componist uit, tot het schijnbaar beëindigen van zijn schepping, de veraanschouwelijking: een eindelijk praktisch middel ter veruitwendiging van de door aanvankelijk theoretische middelen mogelijk zijnde inwendige werkzaamheid; van den executant uit, tot het schijnbaar beginnen van zijn herschepping de aanschouwbaarheid: een aanvankelijk theoretisch middel ter verinwendiging van de door eindelijk praktische middelen mogelijk zijnde uitwendige werkzaamheid; als beiderzijdsche tusschen schepper en herschepper schijnbaar op zich zelf staande bemiddeling, de aanschouwelijke voorstelling zelve: het praktisch-theoretisch of theoretisch-praktisch middel der muzikale werkzaamheid.
Praktisch-theoretisch fungeert de aanschouwelijke voorstelling als veraanschouwelijking ter herschepping en theoretisch-praktisch fungeert zij als aanschouwbaarheid der schepping, doch bovendien is de aanschouwelijke voorstelling op zich zelf een zelfstandig bestaanbaar beeld; eigenlijk is zij het eenig voortbestaanbaar beeld der eenmaal ontstane schepping en ter herhaalbaar blijvende herschepping.
Zoo is de aanschouwelijke voorstelling op zich zelf een verschijnsel, beteekening, beeld of verbeelding van scheppende èn herscheppende werkzaamheid: van de werkzaamheid des componisten een na-schijnsel, na-teekening of na-beeld der schepping, van de werkzaamheid des executants een voor-schijnsel voorteekening of voorbeeld ter herschepping.
De aanschouwelijke voorstelling treedt ter hereeniging van schepping en herschepping bemiddelend op en deze bemiddeling is niet slechts dubbelzijdig doch ook volledig, want als veraanschouwelijking geldt zij als veruitwendiging van hetgeen, van de wijze waarop en van de middelen waarmee de componist geschapen heeft en als aanschouwbaarheid geldt zij als verinwendiging van hetgeen, van de wijze waarop en van de middelen waarmee de executant herscheppen zal.
| |
| |
Uit deze veruitwendigings- en verinwendigingsbemiddeling, de aanschouwelijke voorstelling, blijkt dus, 1o. dat in de aanschouwelijke voorstelling de componist practisch beëindigt, hetgeen hij theoretisch begint en dat uit de aanschouwelijke voorstelling de executant theoretisch begint, hetgeen hij practisch beëindigt, 2o. dat de componist de praktische herscheppingsmiddelen van den executant theoretisch en de executant de theoretische scheppingsmiddelen van den componist praktisch gebruikt, 3o. dat de muzikale werkzaamheid van den componist zoowel als van den executant dubbelzijdig of theoretisch-praktisch geschiedt, dat is aanvankelijk theoretisch of inwendig en eindelijk praktisch of veruitwendigend, en 4o. dat compositie en executie zich óok verhouden als inwendigheid en uitwendigheid, als theorie en practijk, als bedoeling en resultaat.
Hieruit volgt, dat ter voorbereiding, ontwikkeling en voltooiïng van de muzikale werkzaamheid van den toonkunstenaar, van den componist zoowel als van den executant, de toonkunstbeoefeningen in drieërlei zin en dan dubbelzijdig of theoretisch behoore te worden opgevat.
De componist behoeft de kennis en de kunde der gebruikmaking van scheppingsmiddelen; zoo behoeft de executant de kennis en de kunde der gebruikmaking van herscheppingsmiddelen. De componist behoeft vervolgens de kennis der herscheppingskunst evenals de executant de kennis der scheppingskunst behoeft.
En ten slotte behoeft de componist de kennis der aanschouwingskunst en de kunde van gebruikmaking der veraanschouwelijkingsmiddelen; zoo ook behoeft de executant ten slotte de kennis der veraanschouwelijkingskunst en de kunde van gebruikmaking der aanschouwingsmiddelen.
Ziedaar de aanleiding en aanwijzing tot de analytisch-synthetische methode der toonkunst-paedagogiek en zoo meteen het beginsel der toekomstige hoogeschool voor muziek.
Uit de synthetische analyse van het proces der toonkunstbeoefening blijkt, dat theorie en praktijk óok in de muzikale werkzaamheid van den toonkunstenaar als keerzijden van hetzelfde begrip te gelden hebben. Toch leert de geschiedenis der toon- | |
| |
kunstbeoefening, dat nimmer nog de toonkunstbeoefening in werkelijkheid als een dubbelzijdige, theoretisch-praktische muzikale werkzaamheid gegolden heeft en dat de ervaringen van eenzijdig theoretische evenals van eenzijdig praktische toonkunstbeoefening zoo niet altijd dan toch zeer vaak onbevredigend waren.
Van den componist is de dubbelzijdige werkzaamheid geaccentueerd theoretisch en van den executant is de dubbelzijdige werkzaamheid geaccentueerd praktisch; dit heeft in het verleden maar al te zeer den componist de praktische zijde en den executant de theoretische zijde hunner dubbelzijdige werkzaamheid doen verwaarloozen.
En toch verhouden zich de theoretische zijde en de praktische zijde der werkzaamheid van den componist en den executant evenals schepping en herschepping als inwendigheid en uitwendigheid, als bedoeling en resultaat; juist dàarom leiden dan ook verwaarloosde of onvolkomene praktijk van den componist en verwaarloosde of onvolkomene theorie van den executant tot de ervaring, dat de bedoeling van den componist door den executant niet geresulteerd en het resultaat van den executant door den componist niet bedoeld wordt.
In hoeverre de bedoelende schepping door de resulteerende herschepping kan worden verwerkelijkt beslist de componist.
In hoeverre de resulteerende herschepping de bedoelende schepping zal verwerkelijken beslist de executant.
In zooverre zijn schepping van herschepping evenals herschepping van schepping en bovendien schepping en herschepping van veraanschouwelijking in en aanschouwing uit de aanschouwelijke voorstelling afhankelijk.
Zoo geldt het zichtbaar, ontleedbaar en beschouwbaar beeld der geworden schepping en der te worden herschepping eenerzijds als middel tot critiek over de schepping en anderzijds als middel tot advies ter herschepping.
Zal de veraanschouwelijking of veruitwendiging door den componist, zijn manuscript of autographie de juiste critiek van den executant kunnen doorstaan, dan moet de componist ook door middel van de juiste veraanschouwelijkingsmiddelen den executant
| |
| |
tot critiek over de geworden schepping en tot advies voor de te worden herschepping een zoo zuiver en verstaanbaar mogelijk beeld verschaffen.
Zal de aanschouwing of verinwendiging door den executant tot een juiste herschepping van des componisten schepping leiden, dan moet de executant tot een juiste critiek over de schepping in staat zijn en de adviezen ter herschepping trouw nakomen.
Doch boven en behalve deze bekwaamheid, welke gedacht is in verhouding tot de in de toekomst te verschijnen volkomen aan alle eischen beantwoordende autographieën der componisten, heeft de executant, ten aanzien van de reeds bestaande, in het verleden reeds verschenen en dus traditioneel gebruikelijke copieën der manuscripten of afdrukken der handschriften onzer muziekliteratuur, te kunnen beoordeelen in hoeverre de veraanschouwelijking der schepping en de aanschouwbaarheid ter herschepping juist zijn, ingeval het beeld of de aanschouwelijke voorstelling een onnauwkeurige afdruk van het handschrift òf een afdruk van een onnauwkeurig handschrift is, de onzuiverheden te kunnen herstellen, ingeval het beeld, hetzij als afdruk, hetzij als handschrift, onvolledig is, het ontbrekende te kunnen aanvullen, in elk geval ondanks alle onnauwkeurigheden en onvolledigheid in de aanschouwelijke voorstelling de schepping gezuiverd en volkomen te kunnen herscheppen.
Zoo is er dus nog een zeer omvangrijke doch gewichtige, vruchtbare en vèrstrekkende arbeid, buiten de scheppende en herscheppende werkzaamheid van den toonkunstenaar, weggelegd voor hen, die zich geroepen achten zich te wijden aan een werkzaamheid, waarmee Professor Doktor Hugo Riemann door zijn zoogenoemde ‘Phrasierungsausgaben’ een aanvang heeft gemaakt, namelijk: het doen gezuiverd herdrukken van de eenmaal in traditioneel gebruikelijke en gehandhaafde uitgaven verschenen doch onzuiver veraanschouwelijkte scheppingen der groote meesters.
Voorzoover echter de ontzaggelijk omvangrijke, ja, onmetelijke en onoverzichtbare muzieklitteratuur grootendeels verstoken zal blijven van gezuiverde uitgaafvernieuwing, zal eenerzijds de componist in zijn toekomstig scheppende werkzaamheid zich praktisch volkomener hebben te ontwikkelen, om zoo het aantal onzuiver
| |
| |
veraanschouwelijkte scheppingen niet te vermeerderen en zal anderzijds de executant in zijn toekomstig herscheppende werkzaamheid zich theoretisch volkomener hebben te ontwikkelen, om zoo in staat te zijn de eenmaal onzuiver veraanschouwelijkte scheppingen tòch gezuiverd te herscheppen.
Het zijn dus de veruitwendiging door den componist in en de verinwendiging door den executant uit de aanschouwelijke voorstelling, die in de voorbereiding, ontwikkeling en voltooiïng der toonkunstbeoefening in de toekomst de bijzondere aandacht der toonkunstpaedagogie vragen.
En is de aanschouwelijke voorstelling veruitwendiging van inwendige schepping en verinwendiging tot uitwendige herschepping en als zoodanig hereenigingsmiddel van scheppend bedoelen en herscheppend resulteeren, dan zullen componist en executant hun werkzaamheid dubbelzijdig hebben te verrichten; en bovendien, hoewel of juist omdat in de werkzaamheid van den componist het accent op theorie en in de werkzaamheid van den executant het accent op praktijk ligt: de componist zal meer dan ooit de praktische zijde en de executant zal meer dan ooit de theoretische zijde der werkzaamheid hebben te ontwikkelen.
Zullen dus de bedoelende schepping van den componist en de resulteerende herschepping van den executant elkander complementeeren en te zamen aan het doel der toonkunst beantwoorden, dan zullen ook theorie en praktijk als keerzijden van hetzelfde begrip, als verinwendiging, van veruitwendiging en veruitwendiging van verinwendiging, in de toonkunst-beoefening van componist en executant te onderscheiden èn te vereenigen, vereenigend te onderscheiden, onderscheidend te vereenigen zijn.
Zóó brengt ons het begrip der muzikaal werkzame werkelijkheid van verleden, heden en toekomst de waarheid en tevens de eisch, dat de leiding der toonkunst-beoefening of de muzikale opvoeding in de toekomst zich ten doel stelle:
in algemeenen zin de dubbelzijdige of theoretisch-praktische voorbereiding ter scheppende en ter herscheppende werkzaamheid
in bijzonderen zin de geaccentueerd theoretische doch vooral niet te veronachtzamen praktische ontwikkeling van den componist
| |
| |
en de geaccentueerd praktische doch vooral niet te veronachtzamen theoretische ontwikkeling van den executant, eindelijk
in verenkelden zin de analytisch-synthetische volmaking der scheppende en herscheppende muzikale werkzaamheid.
Ziedaar de taak der toonkunst-paedagogie, ziedaar de taak der toekomstige hoogeschool voor muziek.
De toekomstige hoogeschool voor muziek stelle zich ten doel de dubbelzijdige of theoretisch-praktische ontwikkeling der toonkunst-beoefening in den volledigen zin van het woord.
Zij geve dus academische opleiding aan den toonkunst-beoefenaar tot componist, executant en paedagoog.
Zij onderscheide de opleiding in algemeene voorbereiding ter scheppende, ter herscheppende en zoo meteen ter leidende werkzaamheid, bijzondere ontwikkeling van scheppingskunst, herscheppingskunst en zoo meteen van leidingskunst, verenkelde volmaking tot componist, executant en paedagoog.
Zij onderwijze elk vak dubbelzijdig of theoretisch-praktisch, aan toekomstige componisten bovendien de herscheppingskunst theoretisch en aan toekomstige executanten bovendien de scheppingskunst theoretisch, aan toekomstige paedagogen dubbelzijdig de scheppings- zoowel als de herscheppingskunst.
Zangkunst is niet toonkunst zonder meer, ook niet spraakkunst zonder meer, doch vereeniging van toonkunst en spraakkunst; dààrom diene naast de opleiding tot componist, executant en paedagoog der toonkunst ook opleiding tot componist, executant en paedagoog der zangkunst te worden gegeven.
Paedagogie beteekent in den strengsten zin des woords leiding en in zooverre onderscheidt zij zich in dirigeerende, doceerende en philosopheerende paedagogie.
Ondanks de onderscheiding van het toonkunstenaarsberoep in de functies van componist, executant, dirigent, docent, musicoloog, criticus enz., hetzij prakticus hetzij theoreticus, hetzij op vocaal hetzij op instrumentaal gebied, de toekomstige hoogeschool voor muziek bepale en beperke zich tot het theoretisch-practisch onderwijs ten behoeve van componist, executant en paedagoog.
De algemeene voorbereiding bestaat in het onderwijzen van de
| |
| |
kennis omtrent en van de kunde der gebruikmaking van scheppingsmiddelen, van herscheppingsmiddelen en van de hereenigingsbemiddeling.
De bijzondere ontwikkeling van scheppingskunst, die de toekomstige componist theoretisch-praktisch en de toekomstige executant theoretisch moet ondergaan, bestaat in het onderwijzen van de techniek der compositie van melodie en harmonie, metrum en rhythmus, eenerzijds en anderzijds, in het onderwijzen van de aesthetiek der compositie van inhoud en vorm in stijl; de bijzondere ontwikkeling van herscheppingskunst, die de toekomstige executant theoretisch-praktisch en de toekomstige componist theoretisch moet ondergaan, bestaat in het onderwijzen van de techniek der executie van melodie en harmonie, metrum en rhythmus, eenerzijds en anderzijds, in het onderwijzen van de aesthetiek der executie van inhoud en vorm in stijl.
Buiten en behalve de bijzondere ontwikkeling van toonscheppingskunst heeft de componist der zangkunst òòk nog de bijzondere ontwikkeling in techniek en aesthetiek van zangscheppingskunst en buiten en behalve de bijzondere ontwikkeling van toonherscheppingskunst heeft de executant der zangkunst òòk nog de bijzondere ontwikkeling in techniek en aesthetiek van zangherscheppingskunst te ondergaan; de zich in lied, oratorium of opera openbarende zangkunst onderscheidt zich in toon- en spraak- ja zelfs in dicht- en tooneelspelkunst; het spreekt dus van zelf, dat componisten en executanten der zangkunst ook aan deze andere bijzondere ontwikkelingen moeten deelnemen.
De volmaking tot componist, executant en paedagoog geschiedt ten slotte door het onderwijzen van muziek-geschiedenis, muziek-wetenschap, muziek-paedagogiek en muziek-philosophie.
Overeenkomstig dit paedagogisch systeem zal de toekomstige hoogeschool voor muziek het volgende methodische programma hebben te onderwijzen:
I. |
a. | elementaire theorie van toon, toongewicht en toonduur; |
b. | de aanschouwelijke voorstelling: het muziekschrift; |
c. | elementaire praktijk: applicatie van het mechanisch klankvermogen; |
|
II. |
a. | scheppingstechniek: compositie van melodie en harmonie, metrum en rhythmus; |
|
| |
| |
|
b. | veraanschouwelijkingstechniek: muziekdictaat; |
c. | herscheppingstechniek: executie van melodie en harmonie, metrum en rhythmus; |
|
II. |
a. | scheppingsaesthetiek: compositie van inhoud, vorm en stijl; |
b. | aanschouwingsaesthetiek: analyse; |
c. | herscheppingsaesthetiek: executie van inhoud, vorm en stijl; |
|
III. |
a. | muziek-geschiedenis; |
b. | muziek-wetenschap; |
c. | muziek-paedagogie; |
d. | muziek-philosophie; |
|
| Ten behoeve van componisten, executanten en paedagogen der zangkunst zal de toekomstige hoogeschool bovendien onderwijs hebben te geven in: spraakkunst, zangkunst, dichtkunst en tooneelspelkunst. |
Zeer wel mogelijk zal het nu zijn dit programma te verbeteren of aan te vullen; het wil dan ook geen onverbeterlijk of volledig programma zijn, neen, het wil slechts beginsel-programma of programma-beginsel wezen, want om het beginsel is het hier en thans te doen, en ook niet slechts om het beginsel van een programma, doch om het beginsel van de toekomstige hoogeschool voor muziek, om de toekomstige hoogeschool voor muziek als beginsel, als beginsel der geheele toonkunst-paedagogiek.
Ik heb getracht, voorzoover de beperkte tijd mij dit mogelijk maakte, het proces der toonkunst-beoefening doordenkend, begrijpelijk te maken, dat de ware muzikale werkzaamheid, noch van componist, noch van executant, derhalve ook niet van paedagoog mogelijk zou zijn, zonder haar dubbelzijdigheid te betrachten en dat dientengevolge ook niet wenschelijk is nog langer het onderwijs ter voorbereiding, ontwikkeling en voltooiïng van de bekwaamheid tot muzikale werkzaamheid eenzijdig theoretisch of eenzijdig praktisch te doen geschieden. Zoo zij de toekomstige hoogeschool voor muziek als beginsel de richtsnoer onzer toonkunst paedagogiek.
| |
| |
Het ligt niet in mijn bedoeling om hier en thans propaganda te maken tot het in werkelijkheid doen verrijzen van zulk een hoogeschool voor muziek in Zuid- of Noord-Nederland, want Uw Brussel evenals ons Amsterdam, Uw Antwerpen evenals ons Den Haag en zoovele andere centra ten Uwent zoowel als ten onzent bezitten hunne conservatoria en muzikale instellingen op paedagogisch gebied. Evenmin zou ik durven beweren, dat de toekomst onze Nederlanden nimmer een hoogeschool voor muziek in den door mij bedoelden zin zal verschaffen, want hoever wij ook nog van de ware paedagogiek op muzikaal gebied verwijderd zijn, het leven is een aaneenschakeling van ervaringen eenerzijds en van hervormingen anderzijds, de hervorming als zoodanig een gevolg van de eeuwigdurende activiteit des geestes, en zoo is in het onderwijs in het algemeen doch in het muziek-onderwijs in het bijzonder de hervorming of het streven naar volmaking aan de orde van den dag.
Hier en thans is het mijn bedoeling om als Zuid- en Noord-Nederlanders overeen te komen gezamenlijk te streven naar de toekomstige hoogeschool voor muziek in den ideëelen zin van het woord, namelijk door het muziek-onderwijs te leiden in dubbelzijdigen of theoretisch-praktischen zin, bijzonder paedagogische zorg te besteden aan de praktische zijde der scheppende werkzaamheid van den toekomstigen componist en aan de theoretische zijde der herscheppende werkzaamheid van den toekomstigen executant en zòò door middel van de analytisch-synthetische methode de toonkunst-beoefening in volledigen zin te voltooien.
Zoo staan wij thans als hedendaagsch paedagoog tusschen het verleden en de toekomst als tusschen de oude en nieuwe school.
Willen we van uit de oude in de nieuwe school geraken, dat wil zeggen, willen we in de toekomst een hooger onderwijs der toonkunst ontwikkelen, dat aan alle redelijke eischen voldoet, dan dienen we Riemann's wijsgeerige zuivering van muziek-theorie en muziek-praktijk te beschouwen niet alleen doch ook aan te wenden als de overgang van de oude naar de nieuwe school.
De thans 63-jarige Riemann heeft onze toonkunst-paedagogie sedert 1873 een logica, een logica van theorie en praktijk der muziek, verschaft, die nog wèl te ontkennen doch niet meer te
| |
| |
vernietigen valt en waardoor zoo niet alle dan toch zeer vele vraagstukken der toonkunst-beoefening tot oplossing zijn gebracht.
En ik zeg het daarom uwen geachten stadgenoot en medepaedagoog Emile Ergo in zijn ‘Elementair-muziekleer’ na: Riemann's naam zij gebenedijd! -
Riemann's arbeid is echter voor vele Nederlanders nog een gesloten boek; de oorzaak hiervan ligt echter in het midden; het is de redelijk zwakke, ja, laten we maar zeggen, de betrekkelijk armoedige Duitsche taal, die vaak het doordringen van Riemann's wetenschap tot de ook minder ontvankelijke geesten belemmert.
Beijveren wij ons echter om Riemann te onderwijzen in ons redelijk zooveel krachtiger en betrekkelijkerwijs zooveel rijker Nederlandsch, dan wordt het gesloten boek Riemann's in en door en voor ons toonkunst-onderwijs Riemann's boek des muzikalen levens! -
Zoo zien wij als Zuid- en Noord-Nederlandsche muziek-paedagogen of in het Nederlandsch onderwijzende leeraars der toonkunst ons bevoorrecht, door onze redelijk rijke taal Riemann's wijsgeerig gezuiverde inwendige en uitwendige toonkunst-beoefening aan toekomstige scheppers en herscheppers te besteden als een overgang van de oude en naar de nieuwe school en zoo weten wij ons ín staat om muziek-wetenschap, muziek-beoefening en muziek-onderwijs in Zuid- en Noord-Nederland te onderscheiden en te vereenigen in de toekomstige hoogeschool voor muziek.
Mogen wij deze taak aanvaarden en volbrengen!
|
|