De Nieuwe Gids. Jaargang 27
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 518]
| |
Mededeelingen over den veldtocht naar Rusland in 1812 door C.F. Gijsberti Hodenpijl.Wanneer we ons een eeuw terugdenken, verplaatsen onze gedachten zich onwillekeurig naar het veelbewogen jaar 1812. We zien dan dien grootschen maar zoo rampspoedigen Russischen veldtocht voor onzen geest zich in al zijn bittere ellende, gelijk een film, voor ons afwikkelen. En hoe dieper we in dien krijg met al zijn verschrikkingen doordringen, steeds verrijst daaruit voor ons de figuur van den geweldige. Gedoken in zijn groenen pels, met muts op het forsche hoofd, zien we hem in zijn slede over de sneeuwvlakten voortsnellen, terwijl zijn door kozakkenbenden nagejaagd leger, waarin nu alle samenhang ontbrak, havenlooze, meest in lompe gehulde troepen, aan alles gebrek hebbende, zich trachtte voort te slepen tot het ‘tempus abire’ voor hen sloeg. Hoevelen kwamen door koude, honger en ziekte - in hoofdzaak dyssenterie - niet om, maar hoe weinigen was het beschoren den vaderlandschen bodem terug te zien! Hoe vele gezinnen droegen niet den rouw in het hart na de publicatie van het 29ste legerbulletin, dat wel niet alle bizonderheden, maar toch de hoofdzaak der catastrophe bevatte, terwijl andere weer de stille hoop koesterden hun zoon of bloedverwant te mogen zien terugkeeren. Zoo zou het ook den ouders vergaan van den wachtmeester Frölich. Hun zoon lag met een detachement van zijn regiment, het 11de huzaren, in Mei 1811 nabij Coblenz. In een eenvoudigen doch hartelijken soldatenbrief, welken hij van uit Coblenz aan zijn ouders richtte en we hier in zijn geheel laten volgen, trof het ons, dat er toen der tijd reeds vage geruchten liepen over | |
[pagina 519]
| |
een naderenden veldtocht mogelijk naar het Czarenrijk. Het schrijven dat bij een zijner nazaten bewaard wordt is van dezen inhoud: | |
‘Coblentz, den 6 May 1811.Waarde en Teeder Geliefde Ouders.
UE. missive dato den 4 April heb ik in gezondheid ontfangen en met de groote genoegens de uwe daaruit verstaan. UE. zal zeekerlijk vreemd opzien dat ik zoo wijd afwezig ben, dog het is weynig verder als ArrasGa naar voetnoot1) van Holland af: wij leggen hier bij de burgers geïnquartierd maar het zijn hier geen Hollanders, want als men wat meebrengt dan heeft men wat en anders niet. Wij zijn den 15 April met 300 man van ons en 600 man fransche Voltigeurs uit Arras gemarscheerd en den 4 May zijn wij hier gekomen, wij leggen overal verdeeld langs de Rhijn voor de requisitie en na alle gedagte zullen wij spoedig gedetacheerd worden op de dorpen. Wij hebben zooals UE. wel kunt nagaan een armoedige marsch gehad, want als men in een stad nagtquartier heeft daar krijgt men niets, dog op de dorpen bij de boeren daar hebben wij het nog al redelijk gehad en van 7 sous daags daar ken men niet veel meede doen: het algemeen zeggen is dat wij spoedig over de Rhijn naar Poolsche en Russische grensen zullen marscheeren. Dog het zijn maar losse geruchten. Ik hoop niet dat mijn broeder het mij qualijk zult neemen dat ik op Zijn Ed. verjaardag niet heb gedagt, ik heb het glad vergeeten, dog ik houde mij aan de zelvde wensch, die ik aan UE. mijn lieve moeder heb gedaan. Waarde moeder ik hoop dat UE. eens ziet dat mijn zuster nog iets voor mij zende want men moet hier zoo bekrompe leeven: we moeten met 10 à 12 man in een huis kooken willen wij wat te eeten hebben, want van 7 sous kan men alleen niets koopen, daar heeft men qualijk vlees voor; ik zoude UE. er niet om lastig vallen zoo de nood mij niet dwong maar ik hoop dat zoo het in UE. vermogen is mij met UE. ouderlijke armen zult bijstaan; misschien is het | |
[pagina 520]
| |
de laatste maal want als wij na 't veld gaan is het God bekend of wij elkander ooyt weeder zien, daarom lieve moeder hoop ik dat Gij UE. onophoudelijke ouderlijke liefde nimmer van mij zult aftrekken. Zoo UE. mij dan iets gelieft te zende of mijn zuster, zoo doet het dan met de minste kosten; zoo het niet in kontante kan gaan neemt dan een briefje, dog dit laat ik aan UE. over. Na mij in UE. gunst en zorg te hebben bevolen heb ik d'Eer mij met de meeste Eer en Respect te noemen UEd. D.W. Geliefde Zoon F. Frölich.
Veelmaals mijn compt. aan mijn broeder, zuster en zwager en verdere vrienden, ik verzoek spoedig antwoord. Adres A... F... F... Hussard dans la 4e compagnie 11e régiment d'Hussards à Coblentz. P.S. UE. moet het adres wel duidelijk en letterlijk schrijven zoo 't hier staat. Ik meende dat Limschot van Coblentz was dog ik heb hier na hem gevraagt maar is niet bekend.’
Evenals alle Fransche cavalerie-regimenten bestond het 11e Huzaren uit 4 escadrons en bij den aanvang van den Russischen veldtocht bedroeg de sterkte 1170 man. Het regiment maakte deel uit van de voorhoede der ‘Grande Armée’ en bereikte Moscou, na 98 dagen onder den blooten hemel te hebben doorgebracht. Eerst in de oude Russische hoofdstad kon het korps zich de weelde veroorloven de noodige rust te genieten. Met roem nam het tijdens den veldtocht deel aan de gevechten te Smolensk, 14 Augustus, bij Borodino, 7 September, waar het zware verliezen leed, bij Krasnoë, 17 November, en aan de Beresina, 26-28 November. Slechts een klein aantal officieren en manschappen keerden uit dezen krijg met zijn naamlooze ellende terug. Onder de omgekomenen behoorde Frölich, althans men heeft nooit meer iets na den terugtocht van hem vernomen. Het ligt hier niet in onze bedoeling de lotgevallen van dat regiment mede te deelen; deze toch worden omstandig beschreven in het werk van Jhr. J.W. van Sypesteyn ‘Geschiedenis van | |
[pagina 521]
| |
het regiment Hollandsche Huzaren’. Wat echter tot de minder bekende bizonderheden in verband met dien veldtocht kan worden gerekend is een overzicht van den toestand, zooals die voor en na den brand te Moscou bestond. Laat het ons thans vergund zijn daarvan een en ander mede te deelen uit een weinig bekend werkje van de hand van iemandGa naar voetnoot1), die blijkbaar tot de gevestigde Fransche kolonie te Moscou, vóór de catastrophe, behoorde en een omstandig verhaal geeft van het leven in die plaats en de preparatieven, welke bij den opmarsch der Franschen werden genomen.
In het Czarenrijk wordt Moscou genoemd de ‘heilige stad’. Wie zich - vóór den brand - van den weg van Smolensk naar Moscou begaf, werd getroffen door den betooverenden aanblik, dien de rijke kleurenpracht dezer half Aziatische stad bood. Op heuvelen gebouwd, had zij een amphitheater's gewijze bouworde, waaruit tal van klokketorens met hun vergulde koepels hel afstaken tegen de bijna altijd effen blauwe lucht. Toen der tijd telde deze luxe-stad circa 300.000 inwoners, waarvan het meerendeel in houten woningen gehuisvest was; de gefortuneerden bewoonden de paleizen. Steenen woningen trof men minder aan, aangezien het hardsteen schaars was in den omtrek der stad, terwijl de houten huizen dit voor hadden, dat zij warmer waren om te bewonen. De kerken gebouwd van steen prijkten met een kruis op elken toren. De straten waren breed, maar het plaveisel - uit zware keien bestaande - had iets ongeriefelijks voor den voetganger en eischte telkens reparatie. Onder de voornaamste gebouwen behoorden in de eerste plaats de om hare baroque architectuur bekende citadel ‘het Kremlin’ genaamd voorts de beurs, welke minder uitmuntte in stijl dan in grootte. In het vierkant was dit laatste gebouw omgeven door in een steen opgetrokken winkelgalarij, waar men behalve de Russische bevolking gewoonlijk allerlei nationaliteiten aantrof als Franschen, Perzen, Armeniërs, Turken, Grieken enz. Dan had men een drietal hospitalen, namelijk één militair en een tweetal andere, respectievelijk door een prins en een graaf gesticht. Ook bezat de stad een Universiteit met een belangrijk | |
[pagina 522]
| |
kabinet van mineralen, waarvan Prof. Fischer aan het hoofd stond. Als bibliotheek kon de collectie van graaf Boutourlin onder een der eerste van Europa worden gerangschikt, maar deze verging in den brand; de boekerij van graaf Golovkin was meer vermaard om zijn classici. Het stadsgedeelte, waar de adel verblijf hield, de ‘Beloye Gorod’ kon doorgaan voor de Moscousche Chausseé d'Antin, waarvan een wijk behoorde aan de vreemde kooplieden. Van 12-2 uur was er in dat stadsgedeelte het meeste vertier, daar de dames zich dan naar de Maarschalksbrug begaven tot het bezoeken der winkels. Men was even verzot op alles wat uit Frankrijk werd geimporteerd, als men te Parijs dweepte met hetgeen van de Londensche markt kwam. Toen het Fransche leger echter Rusland binnenrukte, keerden de rollen om; tegen alles wat Fransch was ontstond toen een felle haat. Door hare ligging in het centrum van het land was er veel handel en had men er het depôt van de Marine. Tot den invoer der verschillende producten moet niet vergeten worden de thee, waarvan groote hoeveelheden, in looden kistjes verpakt, verbruikt werden en verder de pelterijen, welke een der voornaamste bronnen van bestaan uitmaakten. Over het algemeen bood het leven te Moscou te dien tijde genoeg afwisseling, daar bals, concerten en tooneelvoorstellingen elkander opvolgden. Er bestond een groote schouwburg en verscheidene kleine theaters; in den eerste werden zoowel Russische als Fransche tooneelstukken opgevoerd. Onder de Moscousche dames bevonden zich zeer goede musiciennes, terwijl vele groote heeren er een eigen, uit hun lijfeigenen gevormd, orchest op nahielden. Daar de meeste Russen muzikaal aangelegd zijn, trof men er uitstekende zangers onder, welke, wanneer zij in koor zongen, elk daarin zijn partij had. Tot een zwak van den Rus behoorde het hazardspel en ofschoon dit te Moscou streng verboden was, nam zulks niet weg, dat er toch grof gespeeld werd, waardoor menigeen zich in een nacht ruïneerde. Aan het hoofd van het stadsbestuur stond als militaire gouverneur, de sedert zoo bekend geworden generaal Rostoptchin. Een groot politiekorps, op militaire leest geschoeid, handhaafde | |
[pagina 523]
| |
er de openbare orde. Het was in twee gedeelten gesplitst, namelijk de gewapende politie welke uit Dragonders bestond, waaraan somtijds kozakken werden toegevoegd voor patrouillediensten, benevens uit politieagenten, welke waren aangewezen om degenen, die de wet overtraden, te arresteeren en tevens tot het houden van toezicht op de straatverlichting in verband met de houten woningen. In de 24 wijken waarin de stad verdeeld was bevond zich een politie-commissariaat, dat door een majoor gepresideerd werd. Alle dagen behoorden deze majoors zich op het rapport van den Grootmeester van Politie te melden. Ook bestond er een goed georganiseerde brandweerdienst, want in een dicht bevolkte stad als Moscou, waar de huizen zich grootendeels tot houten constructie bepaalden, kwamen branden veelvuldig voor. Ten einde nu spoedig met de brandweer ter plaatse te kunnen zijn, bezat elke wijk een hoogen toren, waar een schildwacht onophoudelijk moest uitkijken of hij geen vlam zag uitslaan. Dra had hij brand ontdekt of de brandweer werd gealarmeerdGa naar voetnoot1) en spoedig konden de spuiten, welke steeds aangespannen stonden, vertrekken. Toen de groote brand bij de komst der Franschen uitsloeg, was er geen enkele spuit te vinden; de politie had al het bluschmateriaal heimelijk meegevoerd. In hoeverre Napoleon gefaald heeft ondanks de waarschuwingen zich niet aan een krijg met Rusland bloot te stellen, is genoegzaam bekend. Een der voornaamste aanleidingen tot dien veldtocht is geweest deze, dat, aangezien de Fransche zeemacht niet krachtig genoeg was om een landingsexpeditie tegen het Albion te ondernemen, Napoleon den Czaar wilde dwingen, dat ook hij het afsluitstelsel van het vasteland zou handhaven, waardoor Engeland's handel dan nog meer zou worden getroffen. Napoleon vermeende, dat hij in Rusland een slaafsche bevolking zou vinden, die gereed stond zijne ketenen te verbreken, voorts een zwak gouvernement, dat reeds uitgeput was ten gevolge van den krijg tegen Turkije en dat niet over de noodige middelen en tijd zou kunnen beschikken om de lichtingen uit de ver verwijderde provinciën op te roepen. Maar keizer Alexander liet bij proclamatie het onrechtvaardige van dezen krijg, dien Napoleon hem opdrong, bekend maken en riep zijn volk te wapen. Bij den | |
[pagina 524]
| |
aanvang der campagne begaf de vorst zich naar Moscou en wees op de gevaren, welke het vaderland dreigden en groote offers vorderden. Nu opende de koopmanswereld een inschrijving tot stijving der krijgskas, welke enorme bedragen opbracht. Zelfs decreteerde de adel een lichting van 80.000 man alleen in het gouvernement Moscou; andere gouvernementen namen dergelijke maatregelen. Aangezien er voor al die troepen vele vuurwapenen ontbraken, werden kozakkenbenden, zoowel te voet als te paard, georganiseerd en met lans en sabel gewapend. Deze militie behield het boerenpak, alleen was de muts voorzien van een kruis en 's keizers naamcijfer om aan te toonen, dat zij streden voor hun geloof en hun souverein. Toen nu het Fransche leger zich ongeveer even ver van Petersburg als van Moscou bevond, zagen de Russen wel in, dat Napoleon op hun oude hoofdstad zou aanrukken. De ervaring van vele oorlogen toch had geleerd dat voor elk land de voordeeligste vredesvoorwaarden onder de muren van de hoofdstad werden verkregen. Daarom scheen Moscou door den aard zijner ligging, zijn rijkdommen, handel en den adel, die er verblijf hield, bij Napoleon de voorkeur te verdienen. Tengevolge van den val van Smolensk werden de vreedzame Moscovieten niet weinig opgeschrikt, doch de gouverneur trachtte hen door proclamatiën moed in te spreken. Echter kritiek werd de toestand voor de Fransche kolonie, wie de schrik om het hart sloeg bij de gedachte, dat ze evenals hare landgenooten in Spanje bij de komst der Fransche legers aldaar aan vervolging zou blootstaan. Elke nieuwstijding van het slagveld was voor de Russen alarmeerend. Steden en dorpen, welke de Franschen doortrokken, waren door hen grootendeels in de asch gelegd, zoodat zeer velen harer ongelukkige bewoners, van have en goed beroofd Moscou binnen trokken. Aan den anderen kant brak er een lichtstraal door voor de bijgeloovige Moscovieten, toen het bericht verscheen, dat het heilige beeld der stad Smolensk als door een mirakel door de vlammen in de schendende hand van den vijand was gespaard gebleven en op weg om naar Moscou gebracht te worden. Met de noodige praal ging de Moscousche geestelijkheid het tegemoet, terwijl een talrijke menigte zich evenals bij een processie aansloot tot aan de kerk, waaraan het merkwaardige | |
[pagina 525]
| |
beeld ter bewaring werd toevertrouwd. Zoo nam de verdere oorlog eenigszins den vorm aan van een strijd voor het geloof. Sedert dat tijdstip waren er lieden, welke er openlijk voor uit kwamen, dat Moscou door vuur moest te gronde gaan, maar de sluwe gouverneur dreigde met hooge boeten degenen, die dergelijke geruchten durfden rondstrooien. Voorts werden de kostbaarheden der kerken en de schat van het Kremlin in veiligheid gebracht. Instellingen van de Kroon als de Universiteit, het Pension van adellijke jonge dames en dat der vondelingen verhuisden naar Kazan. Talrijke schuiten met groote hoeveelheden graan voerden dagelijks de Moscowa af, opdat deze niet in handen van den vijand zouden vallen. Aan het smeden van lansen en sabels werd met koortsachtigen ijver gewerkt en in de arsenalen deelde men wapens uit aan degenen, die er om verzochten. Batterijen werden op last van den gouverneur buiten de stad opgeworpen en bij publicatie liet hij bekend maken, dat hij met het wonderbeeld der maagd van Iversk met 150.000 man de Franschen zou te gemoet gaan. Soldaten der nieuwe lichting vulden de kazernes ten einde na drie dagen de bataillons te versterken. Van den gouverneur verscheen een proclamatie, waarin hij in raadselachtige termen den brand der stad als 't ware aankondigde. Hierin liet hij bekend maken, dat er een atelier was opgericht, waarvan de toegang aan een ieder streng was ontzegd, aangezien daarin gearbeid werd aan een brandstichtende ballon, welke naar het Fransche leger zou worden afgestuurd en een uitgestrektheid van wel 30 wersten door haar vernielend vuur zou verwoesten. Ongelukkig werd deze proclamatie geheel naar de letter opgevat en daardoor verzuimden de kooplieden hun magazijnen leeg te halen. Groot was de consternatie in de stad na den bloedigen slag aan de Moskowa, welke 25 mijlen van Moscou geleverd werd. De bedachtzame zeventigjarige Kutusoff, in wien de Moscovieten een groot vertrouwen stelden, was eerst met zijn troepen al strijdende tot Mojaïsk teruggetrokken. Dáár kwam het den 7 September tot een ernstig treffen en bleef de overwinning ofschoon lang onbeslist aan Fransche zijde. Een gedeelte der Fransche cavalerie werd opgeofferd, toen zich drommen kurassiers op de Russische positiën wierpen. Maar het Fransche leger was genood- | |
[pagina 526]
| |
zaakt te overwinnen en Moscou behoorde ten koste wat het wilde bezet te wordenGa naar voetnoot1). De onrust nam in Moscou toe naar mate talrijke gekwetsten en zwermen vluchtende boeren, die van alles beroofd, de heilige stad binnen trokken. Een groote vuurstreep van bivouacvuren en brandende dorpen zette den omtrek in gloed, waaruit men afleidde, dat de Franschen naderden. In den nacht van den 13 op 14en September trok het Russische leger in goede orde uit de stad. In dien zelfden nacht verliet nog een deel der bevolking - waarvan het gros reeds afgetrokken was - de stad om naar het land te trekken, waar haar hongersnood en doodstrijd wachtte, want voor de arme volksklasse was de broodsprijs veel te hoog gestegenGa naar voetnoot2). Hoewel er batterijen voor de stad waren opgeworpen, bedienden de Russen er zich niet van. Met kalmte werd die merkwaardige plaats met zijn mengeling van gebouwen, geëvacueerd. De hospitalen echter waren vol gekwetsten, die niet konden worden weggevoerd en bestemd waren om in de vlammen om te komen. Arme kerels! De gouverneur vertrok eerst met alle autoriteiten eenige uren voor de intrede van den vijand. Geruimen tijd konden de Franschen genieten van het prachtige panorama, dat die wonderbare stad met zijn veelkleurige tinten bij hun nadering te aanschouwen gaf. Zij meenden er alle comfort te vinden als vergoeding der doorstane vermoeienissen en ontbering; zelfs verscheidene officieren rekenden er op aan veel feestelijkheden te kunnen deelnemen, waarvoor de balcostumes zich in hun bagage bevonden. Hoe bitter zou hun ontgoocheling wezen! Bij het binnenrukken den 14en September 's namiddags verbaasde het den Franschen overal een doodsche stilte aan te | |
[pagina 527]
| |
treffen, hetgeen hun kregelig maakte; slechts wapengekletter en tromgeroffel weerklonk in de ontvolkte stad. Al spoedig brak er brand uit in een magazijn nabij een brug, ook kleine branden sloegen hier en daar uit, waar eerst weinig acht op werd geslagen. Met eenige officieren had Napoleon het vermaarde Kremlin betrokken; zijn norsche blik verried wat er in hem omging. Den 15en brak er brand uit in de winkelwijk, doch men dacht niet anders of dit was aan de nalatigheid der soldaten te wijten. De Garde trachtte het vuur te smoren en toen ontwaarde men eerst niet zonder ontzetting, dat al het bluschmaterieel was verdwenen. In den nacht van 15 op 16 September was de lucht een en al vuurgloed. Ontbrandbare stoffen en vuur zag men toen van uit de torens op de houten huizen neerwerpen om den brand in omvang te doen toenemenGa naar voetnoot1). Den daarop volgenden morgen dreven zware rookwolken over de rampzalige stad, welke het daglicht verduisterden, terwijl de zonneschijf een bloedige tint vertoonde. Het vernielingswerk werd uitgevoerd door gevangenen, wien de gouverneur de vrijheid had geschonken, op voorwaarde de stad overal zooveel mogelijk in vuur te zetten. In handen dezer lieden had Rostoptchin het lot van de oude Russische hoofdstad gesteld en daarmede met zijn wilde hartstochten zijn doel bereiktGa naar voetnoot2). Wel waren er een week na den komst der Franschen nog wijken ongeschonden, was de vreemdelingenwijk vernield, waar | |
[pagina 528]
| |
te midden der verwoesting de Fransche kerk staande was gebleven, maar het oude Moscou bestond niet meerGa naar voetnoot1). Uit gehechtheid aan zijn standplaats had de waardige pastoor dezer kerk de stad niet willen verlaten maar getracht ongelukkigen zooveel mogelijk op te beuren. Zijn toewijding sloopte zijn levenskrachten geheel. Was het den Franschen bij het uitbreken van den brand eerst niet recht duidelijk wie de eigenlijke brandstichters waren, in den nacht van 15 op 16 September kwam de waarheid aan het licht. Toch vreezende dat zij als de uitvoerders hiervan zouden worden verdacht, stelden de Franschen een commissie van onderzoek in om de Russische brandstichters, welke intusschen gevat waren, te vonnissen. In een uitgebreid proces-verbaal kwam een opgave voor van al het brandstoffenmaterieel, dat in een buitenplaats was gevonden en waar verondersteld werd, dat congrevische vuurpijlen en andere helsche werktuigen waren vervaardigd geworden. Men geloofde zelfs de sporen van een ballon te hebben ontdekt, waarover de gouverneur in een zijner proclamatiën had gesproken. De moreele gevolgen van het grootsche vernielingswerk waren ontzettend en het oordeel over Rostoptchins woest patriotisme is nog zeer uiteenloopend. Maar door zijn fanatiek ingrijpen had hij de Franschen feitelijk zoo goed als van niets beroofd, want in de stad bleef nog huisvesting over en voedsel, zoutevisch b.v., was er voldoende, behalve vleesch, dat geheel ontbrak, terwijl meel met moeite kon worden verkregenGa naar voetnoot2). Een voornaam doel echter was toch bereikt namelijk de nationale hartstochten der Russen tegen de Franschen opgewekt, onderhandelingen onmogelijk gemaakt en het geschokte zelfvertrouwen in het Russische leger hersteld. Verwondering baart het dat Napoleon zoo lang draalde met Moscou te verlaten en dat nog wel niettegenstaande de woorden: ‘Ceci nous présage les plus grands malheurs’, welke hij den graaf van Lobau toe- | |
[pagina 529]
| |
voegde, toen hij zijn blik over de brandende stad liet gaanGa naar voetnoot1). Door dit dralen in de hoop dat Rusland met onderhandelingen op het tapijt zou komen, ving de retraite twee weken te laat aan (19 October) waardoor aan de ‘Grande Armée’ de genadeslag werd toegebracht. Hiermede zouden we dit artikel kunnen besluiten, doch indachtig aan de woorden van wijlen den hoogleeraar Theod. Jorissen die ergens zegt, dat een historisch onderwerp weinig waarde heeft, wanneer op het Rijksarchief niet gesnuffeld is, wensch ik hier nog iets te laten volgen. In die schatkamer onzer manuscripten mocht ik, in de achtergelaten papieren van den Prins Stedehouder (Lebrun), een drietal brieven aantreffen, welke in verband met den veldtocht van 1812 ik hier in 't kort zal bespreken. Zoo hadden de Fransche troepen den 14en September hun intrede binnen de Moscovietische hoofdstad gedaan, of deze gebeurtenis werd naar alle windstreken verkondigd. Toen hier te lande de officieele tijding op 1 October verscheen, ontving de Prins Stedehouder van den Directeur-generaal van Politie te Amsterdam Duvilliers du Terrage de navolgende missive: | |
‘Amsterdam, le 1r Octobre 1812,Monseigneur. J'ai l'honneur d'adresser à Votre Altesse la copie d'un extrait d'une lettre officielle qui m'arrive imprimé par la poste du Nord; il contient la nouvelle de l'entrée de Sa Majesté l'Empereur à Moscou. Je me suis empressé d'en donner communication à tous les principaux fonctionnaires civils et militaires, et de la faire publier dans Amsterdam avec solemnité qui a produit le plus grand effet. Daignez agréer Monseigneur l'hommage de mon profond respect.
Le Directeur-général de la Police en Hollande, Devilliers du Terrage. Extrait d'une lettre officielle: La grande bataille du 7 a mis les Russes hors d'état de défendre Moscou, ils ont abandonné cette capitale. Il est 3 heures | |
[pagina 530]
| |
et demie. L'armée victorieuse vient d'entrer à Moscou. S.M. l'Empereur Napoléon arrive à l'instant avec son quartier-général’Ga naar voetnoot1). Moscou, le 14 Septembre 1812. Son Altesse Sérénissime le Prince Gouverneur-Général.’
Mocht deze voor de Franschen zoo heuglijke tijding en niet 't minst den ouden heer Lebrun veel vreugde hebben verschaft, hoe weinig dacht men toen, welk een ontzettende catastrophe de ‘Grande Armée’ nabij was. Toen Napoleon zich genoodzaakt zag de puinhoopen van Moscou te verlaten, nam een reeks van gevechten een aanvang, welke in de benarde omstandigheden waarin zijn troepen verkeerden, toch van zeldzame geestkracht getuigen. Tot degenen, die roemvol sneuvelden, behoorde Lebrun's tweede zoon Alexander, die als kolonel van het 3e regiment Lanciers der Keizerlijke Garde te Leppel het leven liet. Toen de noodlottige tijding Lebrun bereikte, schokte deze hem diep, te meer, daar het hier en daar begon te gisten in den lande. Aan deelneming ontbrak het hem niet en als curiositeit geef ik hier een condoleancebriefje van den ouden maarschalk Kellermann en waarin bij wijze van troost tot slot voorkomt, dat Napoleon zulk een beste gezondheid genoot. Ziehier den inhoud:
‘Mon cher Prince. J'ai pris la part la plus vive à la perte que votre Altesse Sérénissime a faite de son second fils mort glorieusement au champ d'honneur. | |
[pagina 531]
| |
Au milieu de sa douleur V.A. sera bien aise d'apprendre que Sa Majesté l'Empereur a passé hier à Mayence à 7 heures du soir, se rendant à Paris et jouissant de la meilleure santé. Je prie V.A.S. d'agréer l'assurance de tous mes regrets et l'hommage de tout mon attachement à sa personne. Le Mal de l'Empire, Sénateur Duc de Valmy. Mayence le 17 Xbre 1812.’ (December).
De Politie-Directeur Devilliers du Terrage schreef eveneens aan Lebrun over den goeden staat van 's keizers gezondheid, hetgeen vermoedelijk verband houdt met een gerucht dat eerst was rondgestrooid, dat namelijk de geweldige niet meer tot de levenden zou behooren. Dit schrijven luidt: | |
‘Amsterdam, 22 dec. 1892.Monseigneur. Je me hâte de prevenir Votre Altesse que je viens de recevoir de Hambourg la nouvelle suivante: “Sa Majesté l'Empereur et Roi a passé par Dresde dans la nuit du 13 au 14 Decembre, Elle puissait d'une parfaite santé et se rendait à Paris avec sa suite.” Daignez agréer Monseigneur l'hommage de mon prefond respect Le Directeur-général de la Police, Devilliers du Terrage.’
In den besten welstand arriveerde Napoleon in den avond van den 18en December te half twaalf uur te Parijs. Werkte zijn overhaast vertrek uit Rusland ongunstig op het moreel der troepen, hij had dit gedaan, daar het noodzakelijk was geworden dat het in Frankrijk zich meer en meer openbarende misnoegen tegen zijn onbeperkt gezag alsook de vrijzinnige denkbeelden alleen door zijn tegenwoordigheid in zijn staten konden worden onderdrukt, terwijl nieuwe legerbenden behoorden te worden georganiseerd. Zijn doel werd bereikt en met vernieuwde kracht richtte de vleugellam gewaande adelaar zich weder op. |
|