| |
| |
| |
Buitenlandsche staatkundige kroniek door Chr. Nuijs. LXIII.
I.
Als Goethe in het eerste deel van zijn Faust Mephistopheles laat zeggen:
‘Die Kirche hat einen guten Magen,
Hat ganze Länder aufgefressen
Und doch noch nie sich übergessen,’
dan is dit als 't ware de stelling, waarbij zich de toepassing aansluit, die hij in het tweede deel laat geven, in het IVe bedrijf, door den aartsbisschop. Na het gevecht met den tegenkeizer, waarin de keizerlijke troepen met behulp van Faust en Mephisto en de booze geesten de overwinning hebben behaald, deelt de keizer de gaven en gunstbewijzen uit, die bij zoo'n gelegenheid onvermijdelijk schijnen. Doch wanneer dan de keizer de vorsten ontslaat, blijft alleen de aartsbisschop achter:
‘Der Kanzier ging hinweg, der Bischof ist geblieben,
Vom ernsten Warnegeist zu deinem Ohr getrieben!
Sein väterliches Herz von Sorge bangt um dich.’
zegt hij. En op de vraag, waarom? zet de bisschop uiteen, dat de overwinning, in verbond met den booze behaald, geen stand kan houden, wanneer niet een deel van het overwonnen gebied aan de kerk wordt gegeven:
| |
| |
‘Den breiten Hügelraum, da, wo dein Zelt gestanden...
Den stifte, fromm belehrt, zu heiligem Bemühn;
Mit Berg und dichtem Wald, so weit sie sich erstrecken,
Mit Höhen, die sich grün zu steter Weide decken,
Fischreichen klaren Seen, dann Bächlein ohne Zahl
Wie sie sich, eilig schlängelnd, stürzen ab zu Thal.
Das breite Thal dann selbst, mit Wiesen, Gauen, Gründen...
Die Reue spricht sich aus, und du wirst Gnaden finden.’
Maar daarmede is het nog niet gedaan.
Om daar een kerk te bouwen, moet er geld zijn! Welnu, daar moet de keizer ook maar voor zorgen:
‘Dann widmest du zugleich dem Werke, wie's entsteht
Gesammte Landsgefälle: Zehnten, Zinsen, Beth,
Für ewig. Viel bedarf's zu würdiger Unterhaltung
Und schwere Kosten macht die sorgliche Verwaltung.
Zum schnellen Aufbau selbst auf solchem wüsten Platz
Reichst du uns einiges Gold aus deinem Beuteschatz...’
Bovendien nog bouwmaterialen, die door het volk ‘vom Predigstuhl belehrt’, wel zullen worden aangevoerd. En reeds wil de bisschop, verheugd over 's keizers toezeggingen, heengaan, als hij zich nog bedenkt en terugkomt om te zeggen:
‘... Es ward dem sehr verrufnen Mann
Des Reiches Strand verliehn: doch diesen trifft der Bann
Verleihst du reuig nicht der hohen Kirchenstelle
Auch dort die Zehnten, Zins, und Gabe und Gefälle.’
Wat den keizer aanleiding geeft tot de bittere opmerking:
‘So könnt' ich wohl zunächst das ganze Reich verschreiben.’
In deze regels heeft Goethe willen schetsen, wat de kerk doet, zoo zij ergens de baas wordt. Dan neemt zij alles en nog wat voor zich, en gunt geen ander wat. In landen, waar zij nog onderligt, spreekt zij voortdurend van tolerantie en pariteit, maar dat alles vergeet zij, zoodra zij aan de bovenhand is. Dan is er niemand buiten haar, dan is zij de eenige, waarmede rekening moet worden gehouden, dan neemt zij ‘Kirch und Staat zum Lohn.’
| |
| |
En dat is juist de reden, waarom nergens de strijd tegen het clericalisme feller en met scherper wapens wordt gestreden, dan in landen, waar men den clerus aan het bewind heeft gezien en de schorpioenen kent, waarmede deze zijn tegenstanders weet te geeselen. Dit is de reden, dat in landen, waar het clericalisme eeuwenlang heeft geheerscht, de felste oppositie tegen die partij bestaat, omdat zij daar zich intolerant, hebzuchtig, fanatiek en vooral een vijandin van ontwikkeling en vooruitgang heeft getoond. Zooals in Luther's tijd reeds de spreekwijze gold: ‘hoe dichter bij Rome, hoe slechter Christen,’ - zoo is het in onzen tijd opmerkelijk, dat in de landen, waar de clericale heerschappij oppermachtig was, de handel is vernietigd, de welvaart gedood, de ontwikkeling tegengehouden, het onderwijs verwaarloosd. Nergens worden meer analphabeten aangetroffen dan in landen, waar de clerus de macht in handen had, nergens heerschen op intellectueel, moreel en sociaal gebied erger toestanden, nergens is de domheid grooter, het bijgeloof erger.
En het is daarom te begrijpen, dat in landen, waar de clerus heerscht, door de vrienden van den vooruitgang telkens krachtige pogingen worden aangewend, om de voortwoekerende macht dier partij te bestrijden, en háar zoo mogelijk te beletten, de toestanden, die in zuiver clericale staten zijn ontstaan, ook daar in te burgeren.
Voor eenige weken is in België die strijd gestreden - en door de anticlericale partijen verloren. Opnieuw zijn, voor vele jaren, de clericalen in België de baas, en kunnen zij hun destructieve politiek naar hartelust voortzetten.
Hoe anders is deze uitslag geweest dan verwacht werd! Met toenemend geweld hadden de anticlericale partijen zich verzet tegen de alleenheerschappij van het Katholicisme, en menige veer had deze partij in dien strijd moeten laten. Voor veertien jaren had de Katholieke partij nog in de Belgische Kamer de overweldigende meerderheid van 72 stemmen. Twee jaren daarna was deze meerderheid tot 54 geslonken; toen zonk zij voortdurend eerst op 26, toen op 20, op 12, op 8, en eindelijk voor twee jaren op 6 stemmen. Dit voortdurend toenemen van de anticlericale beweging in het land had plaats zonder uiterlijken dwang, kwam uit het volk zelf voort. En na de geestdriftige
| |
| |
betooging, die verleden jaar tegen de fanatieke schoolwet van het ministerie-Schollaert plaats had - een betooging, die den leider van het clericale kabinet tot heengaan noopte en instinctief tot de aaneensluiting van de liberale en de socialistische partijen leidde, meende men, dat thans de eindelijke overwinning van de linkerpartijen gewaarborgd was, dat thans aan het clericale bewind, nadat het 28 jaren in België had geheerscht, een einde zou komen.
Die verwachting is teleurgesteld. De verkiezingen hebben, in stede de clericale groep te verzwakken, haar versterkt, en de clericale meerderheid weder van 6 op 16 stemmen gebracht. De vereende pogingen van de linker-coalitie hebben niet tot de overwinning kunnen leiden. En voor vele jaren zal het lot van België weer in handen zijn eener regeering, die haar bevelen ontvangt uit de duizenden kloosters, en van een heerscher over de bergen, ultra montes.
Het is buiten twijfel, dat de leiders van het linker-cartel alles hebben gedaan wat zij konden, om hun partij de overwinning te bezorgen. Het program dat zij hadden opgesteld: openbaar onderwijs, ontdaan van geestelijken invloed; betere organisatie der landsverdediging, algemeene weerplicht; en algemeen, gelijk kiesrecht, hebben zij in de tallooze meetings, die aan de verkiezing voorafgingen, met consequentie en standvastigheid verdedigd. Maar de vrees, dat een deel der kiezers zich met de cartel-politiek niet zouden vereenigen, een vrees die door de liberale leiders sinds lang werd gevoeld en uitgesproken, is bewaarheid.
De uitstekend georganiseerde verkiezings-agitatie van de clericalen, de invloed der geestelijken, die op het platte land zeer groot is, de taktiek om de ‘leekenschool’ voor te stellen als de bron van alle onheil, als de kweekschool van misdaad en anarchisme, heeft vele stemmen voor de clericalen gewonnen; maar meer nog de vrees in sommige conservatieve kringen voor het roode spook. Meenende voor de keus te staan tusschen het clericalisme en het socialisme, hebben velen aan het eerste de voorkeur gegeven boven het laatste.
En toch had de uitslag in België een andere moeten en kunnen zijn, wanneer in dat land, inplaats van het zonderling samengesteld en ingewikkeld meervoudig kiesrecht het enkelvoudig,
| |
| |
algemeen en gelijk democratisch kiesrecht bestaan had. Dit zal de oorzaak wezen, dat de strijd om het algemeene, gelijke en geheime, enkelvoudige kiesrecht met vernieuwde heftigheid zal ontbranden, nu de strijd om de school voorloopig moest worden opgegeven.
| |
II.
Het ging bij dezen strijd voornamelijk om de school. Het woord, eens door Schaepman gesproken: ‘Wie de opvoeding van het kind in handen heeft, dien behoort de toekomst’, is in België in de laatste kwarteeuw met groote consequentie door de clericalen in praktijk gebracht. Zij hebben alles gedaan, wat zij konden, om de staats- en gemeentelijke openbare, neutrale school te onderdrukken en daarvoor de clericale, de kloosterschool in de plaats te stellen.
Toen de clericalen aan de regeering kwamen waren er in België al 2124 kloosters met 32461 monniken en nonnen. Thans, na een kwarteeuw, is dat aantal ontzettend toegenomen, en telt men 4135 kloosters, met 85744 monniken en nonnen. Na de invoering van de scheidingswet in Frankrijk werden in een enkel jaar in België 500 nieuwe kloosters opgericht, waarin 6000 monniken, uit Frankrijk uitgeweken, een plaats vonden. Overal in de omstreken der groote steden en op het platteland ziet men kloosters oprijzen, en de waarde der onroerende goederen in de doode hand wordt in België op ruim 700 millioen francs geschat, het totale bezit van de kloosters op ruim drie milliard.
En nu is het de groote zorg der regeering geweest, om het onderwijs geheel in handen te brengen van deze kloosterlingen, waarvan velen niet de geringste bevoegdheid hebben om onderwijs te geven. Van de 12436 monniken en nonnen, die bij het onderwijs werkzaam zijn, hebben ruim een derde, 4137 geen enkele bevoegdheid. Vandaar dat het onderwijs zich in die kloosterscholen beperkt tot het van buiten leeren van gebeden en liederen, en dat de ontwikkeling van het volk in België steeds meer achteruit gaat.
In het jaar 1883, dus een jaar voor het begin van de clericale overheersching, waren in België 27 staats-kweekscholen voor
| |
| |
onderwijzers, en geen clericale. In 1911 waren er nog slechts 13 staats-kweekscholen tegen 40 clericale, wier kweekelingen bestemd waren, om ook het openbaar onderwijs in clericalen zin te geven. Het aantal gemeentelijke openbare scholen daalde, ondanks de toeneming der bevolking, van 4787 tot 4684; de door den staat ondersteunde clericale scholen echter namen toe van 10 op 2906. De gemeentelijke scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs verminderden in dien tijd van 2710 tot 2270. En daarbij dient in 't oog te worden gehouden, dat onder het clericale bestuur de openbare scholen geenszins neutraal of liberaal waren. In 1895 werd het godsdienstonderwijs op alle scholen verplichtend gesteld, en slechts onder zekere vrij beperkte voorwaarden kan een leerling daarvan worden vrijgesteld. Meer dan de helft der gemeenten hebben katholieke gemeenteraden, en deze zorgden wel, dat de scholen in hun ressort een clericaal karakter kregen.
De begeerte van de clericale partij om de school in handen te krijgen nam toe, naarmate de anticlericale stemming in het land sterker werd.
In 1884 werd een wet ingevoerd, waarin de gemeenten het recht verkregen, aan vrije, dat wil zeggen kloosterscholen, een bijdrage uit de staatskas toe te kennen. In 1895 werd het godsdienstonderwijs in alle scholen verplichtend gesteld en werden staatsbijdragen toegekend aan alle kloosterscholen, die aan zekere waarborgen voldeden. En in 1911 werd door de clericale regeering een schoolwet voorgesteld, waarin voor alle kloosterscholen staatsbijdragen worden aangewezen. Daardoor kon overal de stichting van kloosterscholen worden ter hand genomen, en kon de gehate openbare of leekenschool, de école laïque, overal worden leeggepompt!
Zoo zouden ook liberale of vrijzinnige gemeenten genoodzaakt zijn, naast de eigen scholen, de kloosterscholen te bekostigen; onder den schijn van ‘vrije keus der ouders’ zou aan de ouders een bewijs worden gegeven, waarop zij hun kind in de openbare of kloosterschool onderwijs konden laten geven, en werd de staat, de provincie of de gemeente verplicht die ‘schoolbon’ tegen contante waarde in te lossen. Bij den bekenden invloed, dien de geestelijkheid op haar gemeentenaren weet uit te
| |
| |
oefenen zou dit de totale vernietiging van de openbare, neutrale school na zich gesleept hebben. En de vrees voor de onafwendbare totale verdomming van het volk ontketende een storm van verontwaardiging, die geheel België in beweging bracht. Toen dwong koning Albert het clericale kabinet-Schollaert om af te treden, en de behandeling van die schoolwet uit te stellen tot na de algemeene verkiezingen.
In de plaats van den fanatieken minister Schollaert trad de welwillende, diplomatieke de Broqueville - maar ook hij kon zich niet onttrekken aan den invloed van de clericale heerschers achter de schermen. De geringe wijzigingen, die hij in het ontwerp-schoolwet aanbracht, wijzigden niets aan de grondslagen waarop dit berustte: het onderwijs geheel in handen te brengen der geestelijkheid. Dit bleek het best, toen de oudminister Schollaert het ontwerp-de Broqueville goedkeurde, wijl daarin zijn plannen en wenschen volkomen werden overgenomen.
Zelfs Belgische katholieken erkennen, dat de invoering van dit ontwerp de school nog slechter zal maken, dan ze al is. En hoe slecht het onderwijs is blijkt wel uit het aantal analphabeten, dat in 1910 bij de loting werd vastgesteld. Van de 1000 recruten konden er 89 niet lezen of schrijven. In Frankrijk bedraagt dit aantal 49, in Nederland 30, in Zwitserland 20, in Zweden 1 en Duitschland 0 per duizend. België streeft dus, met Spanje, Portugal, Italië en de Balkanstaten naar den voorrang onder de slecht onderwezen staten van Europa. De leerplicht, die in de meeste Europeesche staten is ingevoerd, behoort in België nog tot de door den clerus bestreden nieuwigheden: de conservatieven van het type-Woeste, hebben nooit willen inzien, dat de noodzakelijkheid bestond om het ‘compelle intrare’ niet alleen op de kerk, maar ook op de school toe te passen. Met het gevolg dat 100.000 kinderen in België absoluut geen onderwijs genieten!
Dit zijn de resultaten van de taktiek om het volk dom te houden, om het de noodige gelegenheid tot ontwikkeling te onthouden, opdat het des te gemakkelijker te besturen zou zijn; met ter zijde stelling van alle andere dan de uitsluitende partijbelangen heeft de Belgische clerus elke vooruitgaande beweging met moedwil tegen gegaan.
Om hun invloed en hun macht te behouden hebben de cleri- | |
| |
calen ook steeds geweigerd den persoonlijken dienstplicht in te voeren, de plaatsvervanging af te schaffen. Voor een deel uit vrees voor den invloed van het kazerneleven in de groote stad op de plattelandsbevolking, voor een deel ook om die bevolking van den last der dienstverrichting in het leger te bevrijden. Met groote duidelijkheid hebben liberale senatoren en kamerleden uiteengezet, dat de landsverdediging in deplorabelen toestand verkeert; en zelfs de ministers van oorlog, die poogden daarin verbetering te brengen, werden genoodzaakt hun portefeuille op te geven.
Niet alleen om de antimilitaristische kiezers te ontzien, maar ook om de belastingen niet te verhoogen werd deze toestand bestendigd. De bekende senator Sam Wiener heeft in meer dan één redevoering, in meer dan één artikel aangetoond, hoe de regeering een ongezonden, onzuiveren financiëelen toestand heeft doen ontstaan, door jaarlijks ongeveer 120 millioen francs schuld te maken, en die door het verkoopen van staatspapieren te dekken, in plaats van de loopende uitgaven uit de gewone begrooting te voldoen. Met de eene hand werd het geld weggesmeten aan de kloosterscholen, met de andere werd geld geleend, en daardoor een ongeregelde financieëele toestand geschapen, zoodat de Belgische staatsrenten, die voor een kwarteeuw boven pari stonden, thans 14 pCt. onder pari genoteerd staan.
Dit alles wordt door de clericalen als verstandige politiek uitgekreten. Maar het gevolg ervan zal zich mettertijd wel laten gevoelen.
| |
III.
De liberalen, verbonden met de sociaaldemocraten meenden, dat de dagen der clericale overheersching thans geteld waren. De vorige kamerverkiezingen hadden de clericale meerderheid telkens weer doen slinken, en men geloofde dat de nog slechts zes stemmen tellende meerderheid thans in een minderheid zou overgaan. Temeer daar het verzet tegen de schoolwet van Schollaert verleden jaar zulk een grooten omvang had aangenomen.
Maar zij hadden daarbij niet gerekend op de groote ‘grauwe massa’, die door haar talrijkheid de schaal zoo gemakkelijk naar de eene of naar de andere zijde kan doen overslaan. Die massa
| |
| |
bestaat niet uit overtuigde aanhangers van deze of gene partij, maar uit de berekenende materialisten, die niet in staat zijn zich voor een denkbeeld, een beginsel warm te maken, maar slechts denken aan hun eigen belang. Voor deze ‘middenstof’ was het verbond tusschen liberalen en sociaal-democraten de eerste aanleiding tot vrees. Dat verbond was noodig, wijl daardoor alleen in de kamer een meerderheid tegenover de clericalen kon worden verkregen. Maar de vrees voor het roode spook was in België grooter dan die voor het zwarte gevaar.
Met breedvoerigheid en duidelijkheid hadden de liberale leiders uiteengezet, dat de financiëele politiek voor het land noodlottig zal worden. De kiezers moesten inzien, dat verandering daarin noodig is. Maar zij redeneerden aldus: De linkerzijde acht die financiëele politiek verkeerd en zal dus, zoo zij aan de regeering komt, daaraan een einde maken. Dat zal echter geld kosten, nieuwe belastingen, verhooging der bestaande lasten.
Evenzoo ging het met de landsverdediging. Algemeene verontwaardiging heerscht, omdat de clericale regeering die zoo heeft verwaarloosd, dat de neutraliteit van België gemakkelijk kan worden geschonden. Maar brengt men de liberalen aan 't bewind, dan zullen zij den persoonlijken dienstplicht invoeren, en geld noodig hebben, om het leger in staat te stellen zijn taak te vervullen.
Dit heeft velen, uit vrees voor nieuwe heffingen, gedreven in de armen der clericalen, die alles wel bij het oude zullen laten.
Ten slotte hebben de groote vertegenwoordigers van de financiëele en de handelswereld, uit vrees voor het socialistische beginsel, en meenend dat de zegepraal daarvan voor den handel en de geldmarkt nog slechter zou zijn dan de clericale overheersching, de tegenwoordige regeering verkozen boven de onbekende gevaren, die hen boven 't hoofd zweefden. En de clericale partij heeft de verschrikkingen van een socialistische regeering met donkere kleuren geschilderd, om die ‘spokenvrees’ te doen toenemen.
Door al deze - en andere - oorzaken is, terwijl toch de geest onder het volk in België niet clericaal meer mag worden genoemd, de liberaal-socialistische coalitie verslagen. Vooral in Vlaanderen, waar het schrikbeeld voor het roode spook van het
| |
| |
socialisme nog grooten invloed heeft op de denk- en zienswijze der bevolking, is de nederlaag der linkerzijde ontzettend geweest, erger dan in het Waalsche deel van het land. De scheiding van België in twee gedeelten: het katholieke Vlaanderen en het anticlericale Walenland, wordt dan ook steeds duidelijker waargenomen. En de bestaande scheiding tusschen het Vlaamsche en het Waalsche deel, scheiding veroorzaakt door verschil van taal en verschil van landaard, zal daardoor een nog sterker, nog ernstiger karakter krijgen.
Voor lange, lange jaren is het vooruitzicht, in België een andere, vrijzinnige regeering te verkrijgen, vrijwel verkeken. Alles wat de clericale regeering thans kan doen, om haar macht en heerschappij te versterken, zal gebeuren. De invoering van het gelijke en algemeene stemrecht, door de coalitie beloofd, zal wel lang op zich laten wachten; de afschaffing van het meervoudig kiesrecht, dat door toekenning van een tweede en derde stem aan sommige klassen van kiezers zooveel bijdroeg om de clericale heerschappij te versterken, zal wel niet plaats hebben.
De regeering heeft doen verklaren, dat zij zich door de behaalde overwinning niet zal laten verleiden om van haar heerschappij misbruik te maken, dat zij een politiek van wijze matiging zal volgen. Het schijnt daarom vrijwel onmogelijk, dat de regeering de zoo veroordeelde schoolwet-Schollaert nog eens zal indienen. De haat tegen de kloosters, die den nijveren industrieel zoo groote concurrentie aandoen, is reeds groot genoeg, ook onder de katholieken in België, om werkeloos toe te zien als aan die instellingen uit de schatkist nog eens een twintig millioen francs per jaar worden toegewezen.
En de uitslag der verkiezing heeft toch ook wel bewezen, dat in België een groote partij is, die niet dulden wil en niet dulden zal, dat de Belgische jeugd aan de clericalisatie der kloosterlingen wordt uitgeleverd. Reeds nu heeft in verschillende deelen van het land zich ernstig verzet getoond tegen de clericale overwinning. Dat verzet was op het oogenblik, onder den indruk van de nederlaag, begrijpelijk, al was het niet te billijken. Doch het zal, openlijk onderdrukt, blijven voortwoekeren. En de geschiedenis van België toont, hoe machtig, hoe vreeselijk de geest van
| |
| |
verzet worden kan, wanneer zij eens losbreekt. De clericale meerderheid zal verstandig doen, niet toe te geven aan den wensch der uitersten, en zich niet al te kras, niet al te hard te verzetten tegen den geest van vooruitgang, wil zij niet heel spoedig haar eigen graf graven. Want ook voor België geldt het woord van onzen Hollandschen dichter Hooft:
‘Houdt vry der volken toom wel stadigh inder handt;
Maar voor het uiterst schroom de teugel. Met verstandt
Van wight den breidel rept, wat styver of wat zachter:
Te ruim, dat struickelt vaak - maar al te kort leit achter.’
|
|