met van vroomheid draaiende oogen en van treurigheid schuddend hoofd, tranen dorst te plengen over het feit, dat Lohman - ja, juist Lohman - zich van iedere deelneming aan zijn journalistiek feest had onthouden. De geheele pers van rechts had meegejubeld. Alleen de leider van de christelijk-historischen had gezwegen.
Veelbeteekenend gezwegen!
We herhalen, dat slechts een kwade geest Dr. Kuyper kon hebben ingeblazen om op zijn feestdag op een ostenstatieve wijze over dit feit zijn teleurstelling uit te spreken.
Want hij kon begrijpen en verwachten, dat de heer Lohman, die door hem op deze manier opzettelijk uit zijn tent was gelokt, nu zeker niet meer zwijgen zou.
En dat het antwoord, hetwelk te wachten was, niet malsch zou wezen - het feit, dat de heer Lohman tot nu toe gezwegen had, was voor ieder menschenkenner een voldoende aanwijzing om dit wel te kunnen vermoeden.
Welnu, de heer De Savornin Lohman heeft dan op de tranige jeremiade geantwoord. De ‘Nederlander’ heeft hij doen spreken.
Maar hoe?
De heftigste aanval, de grofste aantijging, de giftigste penneprik in de pers van links in de roerige dagen van het lintjes-schandaal, kan voor den antirevolutionairen leider niet zoo diep grievend zijn geweest, als wat zijn coalitievriend hem toen te slikken heeft gegeven. De heer Lohman heeft hem een pats midden in het gezicht toegediend, die klonk als een klok. En een dusdanige afstraffing juist van dien kant...!
Want de heer De Savornin Lohman heeft op de verwijtende woorden van den hoofdredakteur van ‘De Standaard’ in andere woorden zoo ongeveer het volgende geantwoord: - de manier, waarop gij, Kuyper, in die veertig jaar uw blad hebt geredigeerd, is van een dergelijk min gehalte geweest, dat 't mij als fatsoenlijk man niet mogelijk is u daarmee geluk te wenschen en op dezen dag mee te jubileeren.
En met een roode wang van dezen oorveeg en met zijn ridderordenkistje onder den arm kon de ‘Leider’ van Utrecht naar de Kanaalstraat in den Haag terugkeeren.
Veel reden tot vreugde en feestvieren heeft men, behalve