De Nieuwe Gids. Jaargang 27(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 884] [p. 884] Door de leegten door P.N. van Eyck. Hij zal vergeefs de hand ten hemel heffen, Hij zal vergeefs den blik ter kim doen gaan, Vergeefs den waan van daad na daad beseffen, Vergeefs in altijd nieuwe ontgoochling staan. Hij zal vergeefs, vergeefs zich wondend, dwalen Van land tot land, van nacht tot dag tot nacht, - Daar zíjn voor hem geen koele schaduwdalen, Daar ís voor hem geen herberg, die hem wacht. Daar blijft hem niets, dan steeds den trots te liegen, Die 't leven onverschillig ondergaat, Of 't spottend woord, dat niemand kan bedriegen, Maar 't eigen hart het ongeneesbaarst slaat. En iedre dag, dat wéér het licht zal stijgen, Is hem 't gordijn, dat voor een leegte hing, 't Gaat open voor dat zelfde ontzettend zwijgen, Dat hem ook gistren, worgend schier, omving. En dat hij angstig overal zal dolen, Opdat zijn ziel die leegte ontvluchten mocht, Dat zij hem bijblijft, dreigend, onverscholen, En met hem trekt op elken nieuwen tocht, [pagina 885] [p. 885] Het zal hem 't kneuzend leven doen vervloeken, Daar 't hem een hart gaf, dat, door niets vervuld, Geloofloos hunkrend eeuwiglijk moet zoeken Naar één vorm, die geen ledigheid verhult. En weet, dat déze zoeker nooit zal weenen, Dan in de furie van een schampren lach, En dat de zonnen, die dien lach beschenen, Zijn aanklacht zullen branden in den dag. En eenmaal zal de leege wereld beven Om 't heesche breken van zijn laatsten kreet, En met geen vreugd van duizenden kan 't leven Ooit boeten, dat die schuldelooze leed. Vorige Volgende