zeiden, amdemloos hoorden we de listige slangentong de heillooze logica uitspinnend; hoorden we de argelooze onschuld ter heillooze bete getogen; hoorden we den weeroep der engelen over het in flarden gereten witte kleed der erfrechtvaardigheid des mans, over het gehavend kleed der onschuld, dat in zoo veel rijker verven de onschuld der eerste bruid had getooid.
Als waardig opvolger van ‘aller treurspelen treurspel’ kwam het hemel-drama van den Aarts-engel Lucifer. Naast Royaards' eigen spel daarin, naast dat van de Eva van zooeven, als de Engel, die in meelij versmeltend aan de borst van den verwatene, de laatste poging tot redding waagde, zoude ik als meesterstuk van Royaards' indeeling en groepeering der partijen, het tafereel willen in herinnering brengen, waarin de Luciferisten, in woordstrijd met de getrouwe engelen geraakt, hunne zaak bepleiten en de weldra te volgen hemel-breuk voorbereiden.
Nog veel mag de kunst van het levend Nederlandsche Woord, afgaande op de belofte door het reeds gegevene gedaan, verwachten van den op zijn eigen spoor steeds verder voortschrijdenden Willem Royaards en van degenen, die hij door zijn voorbeeld, woord en wenk weet te bezielen.
Hilversum, Februari 1912.