Nieuwe beginselen voor muziek bij tooneelwerk (een voorrede voor ‘Nero's einde’) door Peter Spaan.
Drie krachten zijn er, drie schoonheden, niet aanvullende, drie zelfstandige, te saâm vloeyende, krachten.
Ze hebben te zijn als een koor, een naad'ren en wijken van stemmen, ieder schoon, zich voegend. Het woord op zichzelf zij schoon, het decor (en gebaar) op zichzelf zij schoon, de muziek op zichzelf zij schoonheid.
Het is verkeerd, te wanen, dat een tooneelwerk met muziek een eenheid is van on-affe krachten, die aanvulling behoeven.
Het schept onrust, het moge boeyen, het schept geen kosmische rust.
Sommigen zijn bovenmate geboeid door het in zichzelf worstelend heelal, eenheid van water, en aarde, en lucht.
Maar den kosmos zoeken wij niet, niet den kosmos zoeken wij; het is de kosmische rust, de schoone rust, met het kosmische daar-aan, daar-om, die wij zoeken met nooit moede verlangens: eenheid van klare partijen.
Voor die eenheid is noodig, dat het gebaar by-na zingt, de muziek by-na spreekt, het woord by-na zwijgt.
Dit by-na veranderen vooronderstelt geen on-afheid, maar verhevenheid.
Wij vorderen van de partijen geen on-affe schoonheid, maar verheven schoonheid.