De Nieuwe Gids. Jaargang 26(1911)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 229] [p. 229] Verzen door J. van der Pant Jr. I. Luchtige liedjes. - Liedje. - Ik meende, 'k had te zeggen iets: hart's vroolijk melodietje maar nu 't er gaat op deze maat dit klein en simpel liedje nu is het niets geworden. Hoe hertje zing je almaar door in 't melodieuze buitje en lacht er om? O, hertje dom werd jij een ijdeltuitje? Wee als je toch het zuivre spoor in valsch jolijt der ijdelheid verloor! Of meen je, dat je kleine niets zou toch een ietsje deugen, je liedje stil, je wijsje wil toch wel aan één verheugen? ai, maak jij dat je zelve diets, ik zeg: 't is niets geworden! [pagina 230] [p. 230] II. - Meisje in den Wind. - Toen oolke wind je rokken raakte moest ik het toch wel zien wat jij een bange grappen maakte: uit vrees misschien? Wat dacht je dat de wind wel wilde, ook wat ik heb gezien: dat hij je rokken tippend tilde, knie-hoog misschien? O meidlief wat een dieprood schaamke heb ik daar plots gezien: twee róóde kouse in 't rokkenraamke of niet misschien? Vorige Volgende